Grootheidswaanzin

Groot, groter, grootst… Er lijkt maar geen einde te komen aan de fusiekoorts in de bedrijfswereld. Vorige week nog zette het Ieperse Lernout & Hauspie met de overname van Dictaphone uit de VS weer eens een grote stap voorwaarts. Intussen schuifelen ook Deutsche Bank en Dresdner Bank in een Germaanse paringsdans naar elkaar toe. Om nog maar te zwijgen van het gekonkelfoes tussen de autogiganten General Motors en Fiat.

Het zijn maar drie voorbeelden uit een lange reeks. De trein van fusies en overnames blijft tegen hoge snelheid door het modiale ondernemerslandschap razen. Gevolg: er blijven steeds minder spelers over, maar wie overblijft, is wel groter. Aan al deze concentratiebewegingen ligt de zoektocht naar schaalvoordelen ten grondslag. Schaalvoordelen die zich op alle mogelijke niveaus van het ondernemingsgebeuren kunnen situeren. De meest sprekende voorbeelden zijn nog steeds te vinden bij de klassiek-industriële bedrijven uit de staal-, auto- en chemiesector. Daar kunnen reusachtige productie-eenheden inderdaad de eenheidskosten drukken. Maar schaalvoordelen spelen ook op het niveau van, bijvoorbeeld, de aankooppolitiek, het personeelsbeleid, de informatica of de marketing.

Niemand evenwel die ook eens blijft stilstaan bij de schaal nadelen. Krijgen mammoetbedrijven vroeg of laat niet de rekening gepresenteerd van hun al te blinde drang naar grootschaligheid? David Dodd was in de jaren twintig en dertig één van de meest gerespecteerde financiële analisten op Wall Street. Hij maakte zowel de euforie van de jaren twintig als de steile economisch-financiële val van de jaren dertig mee. Het zette hem aan tot de volgende uitspraak: This time it is different.

Dodds woorden worden, na al die jaren, nog altijd gretig gebruikt. Te veel bedrijfsleiders en hun strategische adviseurs gaan er vandaag van uit dat er alleen maar voordelen kleven aan grootschaligheid. U kent hun redenering wel: ‘door de nieuwe technologieën is de situatie vandaag niét meer te vergelijken met vroeger’. Welnu, misschien krijgen ze gelijk, maar misschien ook niet. Van alle fusies en overnames die momenteel plaatsvinden, zal een flink percentage faliekant aflopen.

De reden hiervoor laat zich bondig, maar accuraat samenvatten: grootschalige ondernemingen gaan vaak ten onder aan een overdosis bureaucratie. Naarmate een onderneming groter wordt, neemt immers de druk toe om te zorgen voor controle- en supervisie-instrumenten. Al gauw is er een klein leger op de been om dat instrumentarium te vervolledigen en verfijnen. Hoe goed bedoeld en hoe scherpzinnig uitgevoerd, de groei van dit controleweb vermorzelt beetje bij beetje de entrepreneurial spirit. Zelfgenoegzame logheid en angst voor het onbekende komen in de plaats van durf en doortastend ondernemerschap. De fusiegolven die ook al in de jaren zestig en tachtig doorheen het ondernemerslandschap stroomden, illustreren deze stelling uitvoerig, zo blijkt uit het boek The Synergy Trap: How Companies Lose the Acquisition Game van Mark Sirower. “Er is geen enkele reden om aan te nemen dat het deze keer anders zal lopen. De euforie van de voordelen maakt blind voor de nadelen die achteraf komen,” aldus deze studax-consulent van de New York University. Maar aangezien we liever opgewekt door het leven stappen, zullen we het positief formuleren: alleen die bedrijven waar de entrepreneurial spirit het haalt van de bureaucratie, zullen op lange termijn overleven.

In Europa kleeft er aan de jongste fusie- en overnamegolf trouwens nog een heel andere dimensie die eveneens tot nadenken stemt: het nakende huwelijk tussen Deutsche Bank en Dresdner Bank toont eens te meer aan dat dit continent uitblinkt door schaalvergroting binnen de nationale grenzen. Het DaimlerChrysler-verhaal en de overname van het Duitse Mannesmann door het Britse Vodafone mochten dan al veel aandacht krijgen, het gros van de fusieactiviteit – vooral dan in de financiële wereld – speelt zich nog altijd af op nationaal vlak. België heeft zijn Fortis, maar soortgelijke mammoetgroepen komen ook voor in Frankrijk, Spanje en nu dus ook Duitsland.

Op bladzijde 30 vraagt de Antwerpse hoogleraar Emiel Van Broekhoven zich luidop af of de Europese concurrentie- waakhonden hun aandacht niet beter zouden toespitsen op de gevolgen van de fusiebeweging in de oliesector, meer specifiek naar aanleiding van de recente steile prijsverhogingen. Hij zou dezelfde vraag kunnen stellen voor alle sectoren waar nationale fusies worden doorgevoerd. Want precies door die nationale mastodonten raakt het eengemaakte Europa geleidelijk aan weer versnipperd. We hoeven u niet te vertellen welke enorme politieke macht er zal uitgaan van de Deutsche Dresdner Bank. Van verscherpte concurrentie waar alle consumenten beter van worden, zal er niet veel overblijven. En economisch beleid dat niet de belangen van de eindverbruikers, maar alleen die van de producenten dient, leidt op langere termijn tot onhoudbare toestanden. In Japan weten ze daar, na tien jaar van recessie en stagnatie, alles van.

johan van overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content