groeivertraging kost 1500 euro per gezin
De Europese en Belgische economie zijn bezig aan een lastige hordeloop. Reken niet op medailles. Het wordt vooral een kwestie van overeind blijven en de schade beperken.
Ongeveer 1500 euro per gezin, dat is de kostprijs van de economische inzinking die zich nu aftekent”, zegt Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom van de denktank Itinera. Dat komt omdat de Europese en Belgische economie in staat zijn om per jaar ongeveer 2 % extra welvaart te creëren. Die prestaties zitten er dit en volgend jaar niet in. De prognoses schommelen wat, maar een groei van 1,5 % dit jaar en 1 % volgend jaar, dat is zowat het verwachte gemiddelde (zie grafiek). Dat betekent dus dat we dit en volgend jaar in totaal 1,5 % extra bpp mislopen, of ongeveer 4,5 miljard euro. Dat is een kleine 500 euro per Belg of ongeveer 1500 euro per gezin. De factuur van een groeivertraging is voor de Belgische economie dus hoger dan de oliefactuur.
De Belgische en Europese economie – die zo goed als gelijklopende klokken zijn – hebben eigenlijk nog relatief lang standgehouden. Maar dure olie, de sterke euro, de kredietcrisis en de globale groeivertraging wisten finaal ook de Europese economie vakkundig te slopen. De Europese economie presteert intussen zelfs niet beter meer dan de Amerikaanse, hoewel de olie- en kredietschok daar harder aankwamen. In het tweede kwartaal kromp het bbp in het eurogebied zelfs voor het eerst sinds de introductie van de euro, al was dat een logische reactie op de onverwacht uitbundige groei in het eerste kwartaal, toen een zachte winter de bouw in grote delen van Europa ondersteunde. “Het eerste en tweede kwartaal moeten dus als een geheel gezien worden, en in dat eerste halfjaar was de groei nog positief”, is de analyse van Jean-Claude Trichet, de voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB). Een analyse die iedereen onderschrijft. “Bovendien geven de Europese cijfers een correct en eerlijk beeld”, zegt Geert Noels, die verwijst naar de neerwaartse herzieningen die de Amerikaanse cijfers vaak ondergaan, cijfers die vaak ook in positieve zin worden bijgekleurd.
Recessie of geen recessie?
De jongste ontwikkelingen bieden wat steun. De euro brokkelt wat af, de olieprijs nam een duik, en de rente daalde wat. Dat kan het verschil maken tussen recessie (twee kwartalen op rij met een negatieve groei) of geen recessie in Europa. Het wordt kantje boordje, want de indicatoren wijzen op een nulgroei in het derde kwartaal. “Of we naar een recessie gaan of niet, is eerder een semantische discussie. Dit is geen onschuldig dipje, en reken niet op een snel en krachtig herstel. We zijn bezig aan een langere periode van heel zwakke groei”, zegt Bart Van Craeynest, econoom van KBC Asset Management.
Zwakke groei? Ja. Maar een voldragen recessie in het eurogebied? Neen, die kans lijkt eerder klein. “We verwachten geen uitgesproken negatieve groei in de tweede helft van dit jaar. Het donkere pessimisme van juli bij ondernemers en consumenten werd in augustus wat getemperd”, zegt Peter Vanden Houte, hoofdeconoom van ING België. Ook volgens de analisten van Morgan Stanley ontbreken een aantal sleutelingrediënten om een echte recessie te brouwen. “Zo is er nu geen sprake van een restrictief monetair beleid dat in het verleden zoveel recessies heeft uitgelokt, zoals de recessie die in 1990 begon en die 1,7 % van bbp afroomde. Het eurogebied kende ook niet de kredietgedreven huizenboom die in VS of het VK de groei kunstmatig hoog hielden.”
Maar analisten hoeden zich voor lichtjes in de tunnel, want die bleken de voorbije maanden vaak de lichten van een aanstormende trein te zijn, die het leven gevaarlijk maakt voor wie zich op de sporen waagt. Eric Chaney, hoofdeconoom Europa van Morgan Stanley, deelt niet helemaal de visie van zijn collega’s. “Ik ben bang dat de toestand eerst nog slechter wordt voor hij verbetert. Volgens mij is de wereldeconomie langzaam maar zeker op weg naar een recessie. In de VS hebben we de bodem nog niet gezien, en die komt pas als de overheid met een pak belastingdollars de woningmarkt stabiliseert, en alleen de volgende regering is in staat dergelijk medicijn toe te dienen. Ook Europa sukkelt in een recessie, zeker de industrie. Japan wordt geraakt door de kredietcrisis en de vertraging van de wereldhandel. En de groeilanden die geen olie exporteren, krijgen ook een dubbele klap te verduren: dalende invoer naar het trio VS, Europa en Japan (goed voor 50 % van de wereldwijde import) en de olieschok. Als er niks echt fout gaat, en China weet de interne vraag op een groeipeil van 10 % te houden, dan kan het conjuncturele dieptepunt in de eerste helft van 2009 vallen, en kunnen de vooruitzichten voor 2010 uitstekend worden. Maar we staan nog ver af van dat punt.”
Intussen dus moet de Europese economie over behoorlijk hoge horden springen. Een overzicht van de hindernissen.
Eerste horde: concurrentiekracht onder druk
De voorbije jaren droegen vooral nieuwe investeringen de Europese economie. Er werd niet alleen veel gespendeerd aan bakstenen, ook de bedrijfsinvesteringen zaten fors in de lift. Een sterke winstgevendheid en hoge capaciteitsbezettingsgraad moedigden de bedrijven aan om te investeren in bijkomende productiemogelijkheden. Dat feestje is bijna voorbij. De groei van de bedrijfswinsten neemt af en bovendien draaien de Europese fabrieken ook niet langer op volle toeren. Er komt opnieuw wat capaciteit vrij in de industrie, al ligt de benutting nog altijd boven het historische gemiddelde.
Het vet is dus van de investeringssoep, zeker ook omdat de export van zijn pluimen laat en de concurrentiekracht van de Europese bedrijven erop achteruit gaat. In de VS beperken de goede exportprestaties de economische kramp, terwijl Europa kampt met een groeiend exportprobleem. En dat is niet alleen de schuld van de sterke euro die Europese producten en diensten duurder heeft gemaakt voor de export. In vergelijking met begin 2005 won de euro 12 % in waarde in vergelijking met de korf munten van de handelspartners van het eurogebied.
De concurrentiepositie heeft nog meer te lijden onder de loonindexatie, en niet alleen in België. “We herhalen nog altijd voor een stuk de fouten van de jaren zeventig, door de factuur van de hogere olie door te schuiven van de gezinnen naar de bedrijven. België is daarbij met zijn automatische loonindexatie de schietschijf, maar ook in de andere Europese landen zijn de lonen de facto geïndexeerd”, zegt Ivan Van de Cloot. Geen wonder dus dat het vertrouwen van de ondernemers een forse klap kreeg. Maar ook hun natuurlijke tegenhangers, de consumenten, laten intussen het hoofd hangen.
Tweede horde: consumptievertrouwen zakt in
De huidige groeikramp ligt eigenlijk voor op schema. Tot voor kort werd ze pas tegen 2010 verwacht. Want trokken in de eerste fase van deze opgaande cyclus de bedrijfsinvesteringen de kar, dan zouden nu de consumenten de kop moeten overnemen. Maar die laten het dus afweten. “We dachten dat de sterke exportprestaties en de goede arbeidmarkt van de voorbije jaren zich uiteindelijk zouden vertalen in een aantrekkende consumptie. Maar de hoge inflatie heeft in het voorjaar dat scenario doorkruist”, zegt Bart Van Craeynest.
In Europa zijn de gezinnen sinds 1985 nooit pessimistischer geweest over hun persoonlijke financiële situatie. Het is ook van 1985 geleden dat gezinnen zo bezorgd waren over de koopkracht van hun zuurverdiende centen. “We weten dat de Europese consument altijd al een bang beestje is geweest”, zegt Ivan Van de Cloot.
Dat beestje krijgt er bovendien een nieuwe kopzorg bij: de angst voor werkloosheid. En dat is nieuw, want tot nu toe ondersteunde een goed draaiende arbeidsmarkt nog vrij goed de consumptie. De trend voor de komende kwartalen is wellicht dat de inflatiezorgen wegebben (zeker als de olieprijs verder zou dalen), maar dat arbeidsmarktzorgen in de plaats komen (zie ook grafiek). Resultaat: een aanhoudend relatief zwakke consumptie in het eurogebied. “De enige hoop is dat de Duitse vakbonden grote loonsverhogingen weten te bemachtigen, waardoor de Duitsers beginnen te spenderen. Maar dat zal niet volstaan om de huidige economische tegenslagen goed te maken. En aangezien de Duitse economie bijzonder afhankelijk is van de export, zou een globale recessie heel slecht nieuws zijn voor Duitsland,” zegt Eric Chaney.
De Europese Commissie stelde recent nog in een rapport over 10 jaar euro vast dat de consumptie nu al jaren in de startblokken blijft steken. “De zwakke consumptie gaat hand in hand met een zwakke groei van het beschikbare inkomen van de gezinnen. Die groei bleef steken op 1,5 % per jaar in de periode 2002-2007, tegenover 2,5 % in de periode 1996-2001. Het waren die bestedingen die toen de hoogconjunctuur verder droegen, maar die nu dus achterwege blijven.”
De economische groei werd de voorbije jaren dus anders verdeeld in Europa. De werknemers die al een baan hadden, werden kariger beloond, maar die loonmatiging gaf de werkgelegenheid een stimulans. De groei werd dus meer vertaald in extra banen, en minder in hogere lonen in vergelijking met de jaren 90. De Europese werkloosheid daalde tot een het grootste dieptepunt in vijftien jaar.
Europa is dus veroordeeld om te balanceren op een slappe koord. Bij gebrek aan productiviteitsverbeteringen en/of technologische doorbraken blijft loonmatiging een must om de concurrentiepositie te verdedigen, en om in het licht van de betaalbaarheid van de vergrijzing meer mensen aan het werk te helpen. Maar het risico van die strategie is dat reële loonsverhogingen met een vergrootglas gezocht moeten worden, en dat weegt op de consumptie. Geld moet rollen, of de Europese economie dreigt zichzelf te wurgen.
Het belooft daarom in het najaar een bijzonder moeilijk loonoverleg te worden, niet het minst in België. De werknemers kijken na jaren van matiging reikhalzend uit naar de langverwachte loonstijgingen, zeker nu de koopkracht door de dure energie een flinke knauw kreeg. De kredietcrisis en globale groeivertraging beslissen er echter anders over. Het is alsof onweersbuien de oogst verpesten op het moment dat de maaimachines zouden uitrijden. Het valt af te wachten of de werknemers begrip kunnen opbrengen voor de situatie.
Derde horde: de banken doen moeilijk
In een normale conjunctuurcyclus dalen de rentetarieven en kredietkosten als het minder gaat, en zo wordt mee de basis voor het herstel gelegd. Dit keer zijn die kosten echter nog verder doorgestegen, zeker in de VS. De boesdoener is uiteraard de kredietcrisis, die de balansen en de resultaten van banken nog altijd pijn doet. Daardoor worden de banken spaarzamer met nieuwe kredieten, en rekenen ze hogere tarieven aan.
Het financiële systeem is de bloedsomloop van een economie, en een vlotte kredietverlening is dus essentieel voor een gezonde economie. Gelukkig is van een echte kredietschaarste nog geen sprake in Europa. Dat komt ook omdat bedrijven nog gebruik kunnen maken van kredietlijnen die ze nog in tempore non suspecto geopend hadden. Nogal wat economen vrezen daarom dat de krappere kredietvoorwaarden zich pas vanaf de herfst zullen vertalen in een hogere horde die de economie moet nemen.
En wanneer komt de Europese Centrale Bank de Europese economie met renteverlagingen te hulp gesneld? Dat is wellicht niet voor morgen. De ECB trok in juli nog de rente op om de oplopende inflatieverwachtingen in de kiem te smoren en hoge looneisen te temperen. In Frankfurt zien ze liever een korte recessie dan een uit de hand lopende inflatie. Bovendien wil de ECB er niet op gokken dat de zwakke conjunctuur de inflatie onderuit zal halen – historisch gezien, roomt een groeivertraging met 1 procentpunt de inflatie maar met 0,2 procentpunt af. De ECB zal dus pas ingrijpen als de inflatie onder controle is. Gegeven de hoge capaciteitsbezettingsgraad, de nog krappe arbeidsmarkt en de honger naar hogere lonen bij de werknemers, heeft de ECB die garantie nog niet. Peter Vanden Houte: “Voor de ECB is het te vroeg om het geweer al van schouder te veranderen. Pas eind dit jaar is een eerste renteverlaging mogelijk, als er uitzicht komt op een inflatie van 2 % tegen 2010.”
Halen we de finish?
De Europese economie krijgt vaker het verwijt dat ze veerkracht mist, en dus gemakkelijker over een horde kan struikelen én daarna ook minder snel overeind weet te kruipen. Het palmares oogt dan ook zwak. De voorbije vier decennia kende het eurogebied vier stevige recessies (1974, 1981, 1992 en 2001). De rode draad door die conjunctuurinzinkingen: een lange periode onder de potentiële productie, regelmatig een valse ‘dageraad’, en een moeizaam herstel. Opmerkelijk is wel dat de neergang in 2001 milder was en ook sneller werd goedgemaakt.
Is dat een bewijs dat de Europese economie veerkrachtiger werd, of waren de horden toen minder hoog? De jury heeft nog geen oordeel geveld, maar hoopgevend is dat vooral de bedrijfsinvesteringen tijdens de inzinking van 2001 beter standhielden dan in de cycli daarvoor. De Europese Commissie verwijst naar het betere monetair beleid als mogelijke verklaring. Omdat de ECB erin geslaagd is de inflatieverwachtingen te verankeren, kan ze bij een conjunctuurvertraging meer tegengas geven dan vroeger in dezelfde omstandigheden, en dat in de vorm van rentevoeten die 2 tot 3 procentpunt lager liggen dan tijdens vorige recessies. Ook het fiscale beleid is verbeterd, in die zin dat heel wat landen niet meer de buikriem moeten aanhalen op een moment dat het al slecht gaat. De komende kwartalen zullen duidelijk moeten maken of de Europese economie inderdaad aan veerkracht heeft gewonnen. (T)
Door Daan Killemaes – Illustratie Debora Lauwers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier