GROEIPROGNOSES. Moegetergde konsumenten
België haalt de verwachte groei van 2,8 % voor dit jaar niet. De konsument blijft langs de zijlijn toekijken. Waar blijven inmiddels geloofwaardige cijfers over onze industriële produktie ?
Tijdens de vliegensvlugge begrotingskontrole voor 1995, werd 2,8 % het vooropgestelde percentage aan reële ekonomische groei die de regering van premier Jean-Luc Dehaene verwacht voor het lopende jaar. Daarmee lijkt het uittredend kabinet goed te zitten, vermits de Oeso en de Europese Kommissie respektievelijk 3 % en 2,7 % vooropstellen. De realiteit is nochtans anders.
De voorspellingen van beide eerbiedwaardige instellingen dateren van eind vorig jaar. Sedert begin maart ’95 ziet het ekonomisch-monetaire klimaat er ongunstig uit : de dollarkrisis en de hernieuwde financiële onzekerheid in Europa staan daarbij centraal.
Specifiek voor België kwamen recent J.P. Morgan en Petercam met neerwaartse groeiprognoses voor 1995 (tot resp. 2,4 % en 2,1 %), terwijl de BBL van meet af aan slechts 2,2 % naar voren schoof (zie tabel 1 : Groeizifters). Kredietbank en Generale Bank blijven op resp. 2,8 % en 3 %, maar beide instellingen zien de eerstvolgende aanpassing zo goed als zeker in neerwaartse richting. Enkel het Gemeentekrediet houdt het bij 3 %.
Geert Noels, ekonoom bij Petercam en verantwoordelijke voor de huispublikatie Belgian Economy, voorspelt dat al diegenen die het thans nog op een reële groei van 2,8 % tot 3 % houden gegarandeerd hun prognose neerwaarts zullen moeten bijstellen. Enkele dagen vóór die bonte uitspraak beleed goeverneur Fons Verplaetse nog zijn geloof in een… 2,8 %-groei die ook zijn Nationale Bank voor dit jaar ziet aankomen.
VIER KEER FOUT.
2,1 %, 2,4 %, 2,8 % of 3 %-groei : het mag op het eerste gezicht muggezifterij lijken, voor de begrotingsuitkomst maakt het wel degelijk een belangrijk verschil uit. Over hoeveel het exact gaat, valt onmogelijk te becijferen op voorhand, maar een zinvolle benadering ziet er als volgt uit. De ervaring leert dat een variatie met 1 %-punt in de ekonomische groei een verandering in het begrotingssaldo van dat jaar met 0,6 % van het BBP meebrengt. In termen van het BBP van 1995 komt 0,6 % neer op 50 miljard frank.
Dit betekent dat als de groei dit jaar terugvalt van 2,8 % op 2,3 % de regering-Dehaene er al met 25 miljard naast zit. Sommigen zullen hier tegen inbrengen dat met een zwakker niveau van ekonomische aktiviteit de rentevoeten naar beneden kunnen. Deze argumentatie snijdt geen hout omwille van minstens vier redenen :
– Ten eerste, de evolutie van de korte-termijnrentevoeten hangt vooral af van de gebeurtenissen op de wisselmarkten en daaromtrent valt bitter weinig zinvols te voorspellen.
– Ten tweede, lagere ekonomische aktiviteit betekent met zekerheid een minder gunstige tewerkstellingssituatie en dus een zwaardere begrotingslast.
– Ten derde, een regering die het ernstig meent met de sanering van de openbare financiën speelt niet zoals Dehaene I (en tal van haar voorgangers) de konjunktuuroptimist, maar tracht als een goed huisvader voorzichtig te begroten.
– Ten vierde, er komt een neerwaartse groei niet alleen dit jaar maar ook in 1996, het jaar van de magische 3 %-norm.
GENOEG BELAZERD.
De bijstelling naar beneden van de groeicijfers heeft niet alleen te maken met de algemenere omslag in het ekonomische klimaat. Voor België ent zich daarbovenop immers de blijvende letargie van de konsument en vooral de verwachting dat daar niet snel verandering zal in komen.
Vorig jaar groeide de Belgische ekonomie met 2,3 %, vooral omdat onze export t.o.v. 1993 met 6,2 % steeg. Het lijkt zo goed als uitgesloten dat onze export dat fors groeipercentage opnieuw haalt. Normalerwijze zouden nu, gegeven de onmogelijkheid van onze overheid om voor een zinnige bestedingsimpuls te zorgen, de konsumptie en de investeringen van de privé-sektor de groeistimulans moeten overnemen. Dit is trouwens wat we in de buurlanden in min of meer uitgesproken mate zien gebeuren.
De Belgische konsument laat het echter afweten : Dehaene I tastte belastingsgewijs de voorbije jaren flink in zijn geldbeugel en de aankondiging dat voor de begroting van 1996 opnieuw een serieuze som (100 miljard lijkt nu al voorbijgestreefd) moet gevonden worden, wakkert de vrees aan dat we van hetzelfde laken een broek krijgen. De zalvende taal van minister van Begroting Herman Van Rompuy maakt weinig indruk.
ZWEEDS VOORBEELD.
Geen konsumptiegroei, dan misschien wel bedrijfsinvesteringen ? De recentste BTW-cijfers daaromtrent lijken een gunstig signaal, maar volgens de meeste konjunktuuranalisten stelt dat niet veel voor : “Die BTW-cijfers geven louter aan wanneer de effektieve aanschaf van investeringsgoederen totstandkomt. Ze zeggen niets over de investeringsintenties en zijn eigenlijk enkel als pure boekhoudkundige gegevens bruikbaar” (zie kader Onkunde of Onwil ?).
Ligt de binnenlandse markt op apegapen, kunnen onze bedrijven dan niet investeren in funktie van afzetmogelijkheden of exportmarkten ? Als er enige hoop is, situeert deze zich hier ook al spelen de samenstelling van ons goederenpakket (gunstiger voor een vroeg stadium van de konjunktuurherleving) en de sterkte van de Belgische frank een negatieve rol. De hoge reële rentestand blijft wegen op de investeringen en de uitgaven voor duurzame konsumptiegoederen.
De voornaamste konklusie is dat we het, op het ekonomische rampgebied Zweden na, het slechtst doen van de 10 belangrijkste ekonomieën in de Europese Unie (zie tabel). Met West-Duitsland viel België in 1993 het sterkst terug. Het forse herstel nadien dreigt onverwacht snel te vertragen. Indien België de groeipedalen echt kwijt aan het raken is, dan is dat ten overstaan van de enorme schuldenberg van ons land niets meer of niets minder dan een katastrofe.
JVO
GEERT NOELS (PETERCAM) “2,8 tot 3 % groei voor 1995 zit er niet in. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier