Gouden tijden, bange tijden
De 3 miljoen Mongolen staan voor een cruciaal jaar. De mijnbouw biedt hoop op een rijkere toekomst, maar de vrees voor grote broer China blijft bestaan.
De auteur is columnist van The Economist.
Een journalist kan zelden het volgende schrijven: het Internationaal Monetair Fonds heeft zijn vooruitzichten voor de groei van het bbp van het land in 2013 bijna gehalveerd tot een schamele 12,2 procent (van 22,9 procent). Of dit: voor 2012 wordt nu een groei van 15,1 procent verwacht, dubbel zoveel als de vorige voorspelling van 7,6 procent. Mongolië beleeft buitengewone tijden, die de hoop wekken dat het land met amper 3 miljoen inwoners snel aan de armoede ontsnapt. En toch is de stemming somber.
De jojovoorspellingen zijn gebaseerd op de snelle expansie van Oyu Tolgoi, de Turkooizen Heuvel. Die ligt dicht bij de Chinese grens in de Gobiwoestijn. Het is de grootste buitenlandse investering in Mongolië, een koper- en goudmijn die een derde van het bbp moet aandragen. Oyu Tolgoi is slechts het begin. Achter de heuvel staat een legertje mijnwerkers te trappelen, die naar kolen, zilver, uranium en nog veel meer komen zoeken en Mongolië naar voorspoed moeten leiden.
Oyu Tolgoi bereikt zijn volle productiecapaciteit in de eerste helft van 2013. Dat jaar is cruciaal voor het project. Door zijn belang voor de Mongoolse economie en als symbool voor het vermogen van Mongolië om omvangrijke mijnbouwprojecten in de wacht te slepen, is het ook een beslissend jaar voor het land.
Het project kampt evenwel met twee grote problemen. Het eerste is fundamenteel: gebrek aan elektriciteit. Die moet komen van de Chinese regio Binnen-Mongolië. Sommigen vermoeden dat China, dat de markt vormt voor het koper van Oyu Tolgoi en bijna alle Mongoolse mijnprojecten, in de onderhandelingen over de verkoop van stroom moeilijk doet om betere voorwaarden in de wacht te slepen.
Dat vermoeden is een symptoom van het tweede probleem: grondstoffennationalisme. De Mongoolse nationalisten willen de voorwaarden van het investeringsakkoord voor Oyu Tolgoi herzien, zodat de overheid een groter aandeel krijgt. Nu heeft die 34 procent, de rest hoort toe aan de buitenlandse aandeelhouder Turquoise Hill. Die wordt gecontroleerd door de Brits-Amerikaanse mijnbouwreus Rio Tinto, die het project managet en bijna de hele investering heeft aangebracht (voorlopig 6 miljard dollar).
Trek naar de hoofdstad
Het valt moeilijk te geloven dat de regering de kip met de gouden eieren zou slachten. Maar de vrees van de Mongolen dat ze economisch afhankelijk worden van China, zit diep. Een economisch onzinnige strijd met buitenlandse investeerders is politiek dan ook aantrekkelijk. Dat blijft nazinderen als Oyu Tolgoi in productie gaat, vooral met de presidentsverkiezingen in mei. De kwestie dreigt het investeringsklimaat te vertroebelen.
Van de andere projecten is de steenkoolmijn van Tavan Tolgoi het grootste. Dat moest in 2012 deels gefinancierd worden door aandelen te verkopen in Hongkong en Londen, maar dat plan is opgeschort. Het uitstel is ook ingegeven door de angst van de nationalisten voor China, dat zijn macht gebruikte om de prijs te drukken. Het project boekt ook in 2013 weinig vooruitgang.
De heftige groei van de voorbije jaren heeft ook een culturele impact gehad. Veel arme Mongolen hebben het platteland achter zich gelaten. Voor hen brengt de toevloed van buitenlands geld geen voorspoed, maar stijgende prijzen, ongeplande urbanisatie, vervuiling, corrupte politici, een aanvoer van buitenlanders en een gevoel van vervreemding. Geen wonder dat de ‘grondstoffennationalisten’ hier goed gedijen. Maar het is allerminst zeker dat in 2013 iemand aan de macht komt die tegenwind biedt.
SIMON LONG
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier