“Gijzelingen zijn nooit aanvaardbaar”
Na tien jaar kabinetschef te zijn geweest, werkt Guy Cox nu al vier jaar aan de hervorming van de federale overheidsdienst Arbeid. Met zijn 53 jaar is hij nog te jong om éminence grise te worden genoemd, maar zijn reputatie mag er wezen. Een gesprek over gijzelingen, brugpensioen, zwart werk en de tol die je betaalt voor zo’n hectisch leven.
Hij verschijnt op de afspraak met een halve meter dossiers onder de arm. Guy Cox, directeur-generaal collectieve arbeidsbetrekkingen van de federale overheidsdienst van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, heeft het interview minutieus voorbereid. Het typeert de man. Cox, 53 jaar, staat bekend als iemand die zich vol overgave op zijn dossiers stort en zijn branche door en door kent. Hij houdt zich al meer dan een kwarteeuw bezig met alles wat van ver of dichtbij te maken heeft met sociaal overleg en de arbeidsmarkt. Na tien jaar op de studiedienst van de christelijke bediendebond LBC te hebben gewerkt, ging hij een decennium lang aan de slag als kabinetschef van de federale minister van Arbeid, eerst bij Luc Van den Brande, daarna bij Miet Smet. In 1999 stapte Cox over naar de administratie.
Cox is een moderne topambtenaar die schril afsteekt tegen de plaats waar we hem ontmoeten. De gebouwen van de federale overheidsdienst aan de Belliardstraat (“volgend jaar verhuizen we”) zouden zeker als locatie hebben kunnen dienen voor de opnames van De Collega’s. Cox heeft ons uitgenodigd voor een “lichte lunch”, die uiteindelijk een stevig driegangenmenu wordt. Als aperitief mogen we kiezen uit champagne, witte wijn en whisky. Maar net als wij gaat Cox voor fruitsap.
Cox verzekert ons dat alleen het decor aan de clichés uit de televisieserie van eind jaren zeventig beantwoordt. “Ik heb hier zeer capabele mensen, juristen, economen, noem maar op, die elders inderdaad meer zouden kunnen verdienen. Maar toch willen ze zich binnen de administratie blijven engageren voor de meest uiteenlopende opdrachten.”
Die opdrachten zijn voor de algemene directie collectieve arbeidsbetrekkingen bijvoorbeeld jaarlijks meer dan 5000 CAO’s registreren, waaronder 1100 sectorale CAO’s die algemeen bindend worden verklaard. En dat laat wel eens op zich wachten. Cox: “Die termijn bedraagt nu gemiddeld twee jaar, dat is veel te lang. Het is de bedoeling om de termijn te verminderen tot zes maanden. Ook moeten de sectorale CAO’s allemaal beter toegankelijk worden. Sinds 1999 zijn ze te raadplegen op onze website. Een overzichtelijke databank voor lonen en arbeidsduur ontbreekt echter nog. Het is een van de domeinen waar ik binnen deze directie ingrijpende verbeteringen wil doorvoeren. Voorts moet de communicatie van de administratie verbeteren en wil ik de transparantie van de fondsen voor bestaanszekerheid verhogen.”
TRENDS. De sociale bemiddelaars staan ook onder uw hoede. Ze hebben aan Sigma in Manage en Alstom in Luik, waar de directie gegijzeld werd door de werknemers, een zware kluif gehad. Zijn ze opgewassen tegen die taak?
GUY COX (FOD ARBEID). “Sommige media gooien zich natuurlijk op zulke acties. Je moet die gebeurtenissen in hun context bekijken. Neem de gijzeling bij Alstom, waar de directeur blijkbaar geen mandaat om te onderhandelen gekregen had van de hoofdzetel. Hij wordt dan maar door de vakbondsvertegenwoordigers opgesloten en gedwongen naar de hoofdzetel te bellen om een mandaat te vragen. Zulke acties zijn misschien soms begrijpelijk, maar nooit aanvaardbaar.”
De sociale partners hebben een herenakkoord gesloten waarbij de werkgevers beloven dat ze conflicten niet onmiddellijk via juridische weg zullen oplossen en de werknemers beloven geen buitensporige actiemiddelen te gebruiken. Blijft die mooie afspraak dode letter?
COX. “Het Verbond van Belgische Ondernemingen kan het herenakkoord wel ondertekenen, maar het zijn natuurlijk individuele werkgevers die al dan niet naar de rechtbank stappen. Hetzelfde geldt voor de vakbonden. Die kunnen alleen aan hun militanten vragen om niet tot geweld over te gaan. Niettemin mag je niet onderschatten wat de draagkracht is van de nationale vakbondsverantwoordelijken als zij zeggen dat gijzelingen geen normale acties zijn.
“De vakbondstop heeft zijn militanten ook gewaarschuwd dat ze met hun acties een misdrijf begingen en dat ze dus niet konden worden beschermd tegen gerechtelijke acties. De vakbonden konden wel nog een stap verder gaan en beslissen dat er geen stakingsgeld wordt uitbetaald wanneer de fysieke integriteit van de directie in het gedrang komt.
“Wat mij in die gijzelingsacties ook verontrust, is dat sommige werkgevers of kaderleden zo’n actie niet helemaal ongenegen zouden zijn. Het zijn misschien cowboyverhalen, maar ik vang toch signalen in die richting op. De bedrijfsleiding zegt tegen de vakbonden openlijk dat ze harde actie moeten voeren en dat ze dan meer uit de brand kunnen slepen bij hun internationale directie.”
Volgend jaar zijn er sociale verkiezingen. Bent u tevreden met de mate van syndicale democratie?
COX. “Er zijn ongeveer 30 tot 40 % niet-gesyndiceerden en toch gaat 84 % van de werknemers stemmen. Die democratie op ondernemingsvlak heeft dus een breed draagvlak. Het gaat over 6000 tot 7000 ondernemingen, waar 3000 ondernemingsraden en 6000 comités voor preventie op het werk bemand moeten worden. In totaal zijn daar 1,3 miljoen werknemers bij betrokken en worden er op die basis 50.000 mandaten toegekend.
“Toch zijn er hier en daar nog blinde vlekken. Bij de vorige verkiezingen in 2000 waren er voor 7 % van de ondernemingen geen kandidaten voor de ondernemingsraad en bij 10 % geen kandidaten voor het comité voor preventie. Vrouwen zijn ook ondervertegenwoordigd.”
Is het nog zinvol, vooral in de dienstensector, zowel een ondernemingsraad als een comité voor preventie en een syndicale afvaardiging te hebben? Waarom kan je ze niet samenvoegen in één orgaan?
COX. “Dat ligt zeer gevoelig. Zij die focussen op de problematiek van veiligheid en gezondheid vrezen dat in een gefuseerd orgaan hun zogenaamde ‘softe’ problemen moeten wijken voor de harde materies zoals de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden.”
Eén orgaan zou nochtans een einde kunnen maken aan de discussie over het grote aantal beschermde werknemers. Vooral in kleinere bedrijven vormt dat een probleem.
COX. “De fusie van de drie kan een ad-hocoplossing zijn voor kleine ondernemingen, maar ik zie daar niet snel een akkoord over ontstaan.”
België telt ook meer dan 150 paritaire comités. Elke minister start met de ambitie om dat aantal te verminderen, maar het komt er nooit van. Krijgen we met Frank Vandenbroucke een trendbreuk?
COX. “We stellen daarover een dossier samen.”
Hoeveel paritaire comités zou ideaal zijn?
COX. “Ik kan er geen cijfer op plakken, maar als men wil dat het statuut van arbeiders en bedienden wordt gelijkgeschakeld, dan zullen we nog meer naar gemengde paritaire comités moeten gaan.”
Hoe probeert u uw overheidsdienst te positioneren? Enerzijds verleent u diensten aan werkgevers en werknemers, anderzijds doet u ook inspecties.
COX. “Onze overheidsdienst telt zes directies, waarvan er een aantal normerend zijn en een aantal controlerend. Je mag bepaalde inspecties echter niet te repressief interpreteren. De Inspectie van Sociale Wetten doet veel meer dan verbaliseren. Ze doet ook aan preventie, geeft waarschuwingen en toont bedrijven waar iets niet in orde is.”
Hoe is de relatie met de politiek? De kabinetten zouden moeten worden afgebouwd en de minister moet meer een beroep doen op de administratie. Voelt u het verschil?
COX. “Ja. Met Frank Vandenbroucke is het een heel andere manier van werken dan onder mevrouw Onkelinx. Vandenbroucke werkt zeer rechtstreeks met een aantal directeurs-generaal. Ik denk dat ik nu op een week meer op het kabinet van de minister ben dan vroeger in een hele legislatuur. Mijn voorzitter, Michel Jadot, verwijt me zelfs dat ik nu meer op het kabinet zit dan toen ik nog kabinetschef was ( lacht).
“Deze minister wordt omringd door een kleine groep van adviseurs en dat is een goede zaak. Er moet een goed werkende strategische cel zijn ( nvdr – de nieuwe term voor de kabinetten) en een goede administratie. De manier waarop Vandenbroucke werkt, is trouwens niet het resultaat van een structuurhervorming. Hij is gewoon zo.”
Hoe ervaart u zelf uw werk? Eerst tien jaar kabinet, terwijl men zegt dat je dat maar vijf jaar kan volhouden. En nu blijkt de administratie al even veeleisend.
COX. “Ik kom elke dag heel graag werken omdat er veel dingen te doen zijn en omdat ik hier kan werken met geëngageerde collega’s en voor interessante ‘klanten’. Ik voel me een echte civil servant. Jadot heeft hier een modernisering doorgevoerd zonder dat er Copernicus voor nodig was.
“Voor mij is er ook nooit een antagonisme geweest tussen een goede administratie en een goed kabinet. Eigenlijk zou elke ambtenaar een tijdje de gelegenheid moeten hebben om op een kabinet te werken. Daar leer je wat onmiddellijke dienstverlening is en het helpt je wanneer je met een administratie in een bepaalde richting wil gaan.”
Welke tol betaalt u daar in uw privé-leven voor?
COX. “Moeilijk in te schatten. Ik denk dat ik wel degelijk een tol heb betaald, ik heb mijn kinderen hun pubertijd niet zien doorlopen. Zij zien nu ook wel dat ik gelukkig ben in wat ik doe. Maar ik denk toch dat de kost voor mijn gezin niet hoger is dan bij een verpleger bijvoorbeeld.
“Ik klop nog altijd lange dagen en avonden. Ik heb de voorbije twee maanden hier en daar een avond vrij gehad en dat was het. In de weekends heb ik het voordeel dat ik acht uur kan slapen.”
Kunt u dan begrijpen dat minister van Ambtenarenzaken Marie Arena (PS) in de hervorming van Copernicus de lonen voor de topambtenaren heeft verminderd?
COX. “Met Copernicus wou men externen aantrekken met interessante lonen, maar er werd niet gesproken over de bezoldiging van de mensen waarmee we alles moeten uitvoeren. Qua onhandig personeelsbeleid kon dat tellen.”
In 2004 heeft uw minister een drukke agenda. In de werkgroepen die zijn opgericht na de werkgelegenheidsconferentie, wordt het brugpensioen een heikel thema. Komt daar wat van of sterven die werkgroepen een stille dood?
COX. “De minister gaat er werk van maken, maar u moet niets verwachten vóór de sociale verkiezingen. De lage werkgelegenheidsgraad in België blijft een groot probleem. Uit de jongste studie van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling midden dit jaar, over veroudering en werkgelegenheid, blijkt dat in de groep 50 tot 64 slechts 40 % actief is. Bij die 60 % niet-actieven zijn bruggepensioneerden en oudere werklozen niet het enige probleem. Er zijn ook vervroegd gepensioneerden, niet-actieven zonder uitkering. Het probleem is dus ruimer.”
Wat wilt u daarmee zeggen?
COX. “Dat we het erover eens moeten raken dat het probleem niet kan worden opgelost met het afschaffen van het brugpensioen alleen. Niet alleen omdat Belgen inventief zijn en zullen vluchten in een ander systeem, maar omdat het probleem ruimer is. We moeten een meersporenbeleid ontwikkelen en daar is de minister zich goed van bewust.
“Ik denk aan het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden bijvoorbeeld. Je kan geen vliegen vangen met azijn. We moeten het blijven werken financieel aantrekkelijk maken. ( haalt een rapport van de Europese Unie boven) Ik heb het niet volledig afgedrukt, want je weet dat we niet te veel inkt hebben ( lacht bitter). Dit rapport is zeer verontrustend. Het blijkt dat in andere landen waar de intensiteit van het werken ook hoog is, de werkgelegenheidsgraad hoger ligt. In Zweden bedraagt de werkgelegenheidsgraad 66,5 % in plaats van 25 % voor de 55-plussers. De loopbaan duurt in België 36,6 jaar, in Nederland 43, in Zwitserland 45. Onze maatschappij kan je op die manier niet blijven financieren. Het is erg belangrijk om snel te gaan. In de groep 45 tot 54 jaar hebben we nu een zeer hoge werkgelegenheidsgraad: 83 % voor mannen en 54 % voor vrouwen. We moeten dus geen vijf jaar wachten, want dan dreigt die groep ook uit het arbeidsproces te stappen.”
Vervroegde uittreding biedt ook veel mogelijkheden tot zwart werk, een ander actieterrein van minister Vandenbroucke.
COX. “Arbeiders die wat handig zijn, hoor je de eerste zes maanden niet klagen als ze inactief worden, maar daarna zoeken ze naar jobs.
“De Inspectie van Sociale Wetten heeft in de periode 1998-2002 jaarlijks 14.000 bedrijven gecontroleerd. 40 % van de gecontroleerde ondernemingen maakte zich schuldig aan een of andere vorm van zwart werk. Dat is veel en dan gaat het alleen maar over onze dienst. Er zijn immers nog andere inspecties zoals die van de RVA of Sociale Zaken.
“De minister gaat binnenkort een nota over zwart werk en sociale fraude op de ministerraad brengen. Hij zal ongetwijfeld een waaier van maatregelen voorstellen, zoals het versterken van de inspectiediensten, een betere samenwerking tussen de verschillende diensten, informatisering, de strijd tegen schijnzelfstandigheid met het creëren van een rulingcommissie die in deze materie kan optreden. Er bestaan ook technieken waarbij de sociale partners zelf hun verantwoordelijkheid nemen in het opsporen van fraude. Dat komt overgewaaid uit Frankrijk.”
Een ander actueel thema is de wet op het pesten op het werk. De eerste zaken komen nu voor de rechtbank. Het blijkt dat de wet vaak wordt misbruikt. Mensen die bang zijn dat ze ontslagen zullen worden, dienen snel een klacht in en krijgen zo een extra bescherming.
COX. “Je kan alleen een gemotiveerde klacht indienen. Men zegt me dat slechts 10 % van de klachten overeind blijft. Die antipestwet dateert van midden vorig jaar en wij doen een eerste grote evaluatie voor einde 2004. Iedereen is ervan overtuigd dat de nadruk te veel ligt op het repressieve karakter. Preventie wordt verwaarloosd.”
Een advocaat gaf ons een voorbeeld van iemand die op zijn werk naar een andere verdieping moet verhuizen en dat als een pesterij beschouwt.
COX. “Dat is misbruik. Op een recent congres vertelde men mij dat bij FN door de vakbond zelf een klacht voor pesten werd ingediend op eenzijdig verzoekschrift, omdat mensen van lokaal moesten veranderen. Dat is een surrealistisch verhaal van hoe je goede normen kapotmaakt. De extremen komen hier in elkaars buurt. De rabiaatste, niet overleggezinde werkgevers en de rabiaatste, niet overleggezinde PTB‘ers (nvdr – de Waalse PvdA‘ers) zijn elkaars bondgenoten in het surrealisme.”Guido Muelenaer Alain Mouton
Guido Muelenaer Alain Mouton
“Ik denk dat ik wel degelijk een tol heb betaald, ik heb mijn kinderen hun pubertijd niet zien doorlopen.”
“De rabiaatste, niet overleggezinde werkgevers en de rabiaatste, niet overleggezinde, extreem-linkse PTB’ers zijn elkaars bondgenoten in het surrealisme.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier