Gezocht: kip met gouden eieren
Op de overnamemarkt is het bijzonder druk. De inzet: eigendomsrechten die toekomstige marktaandelen en monopolies moeten vrijwaren. Een bitse strijd die beslecht wordt met harde cash en rechtszaken.
Deze deal gaat over patenten, en niks anders.’ Dat was de analyse van de goegemeente die met de ogen knipperde toen Google het kolossale bedrag van 12,5 miljard dollar neertelde voor Motorola Mobility, een producent van handsets. Met de overname rijft Google in één – toegegeven, dure – klap, 17.000 patenten binnen en heeft het nog eens zicht op zowat 7500 eigendomsrechten die hangende zijn. Die octrooien moeten Google helpen in zijn strijd om marktaandeel (en marges) te verwerven voor zijn smartphones en andere toestellen die draaien op het Android-systeem. In die strijd is Google de kip en de patenten de gouden eieren. En gouden eieren worden duur betaald de jongste maanden.
Eind vorig jaar legden vier partijen, waaronder Apple en Microsoft, zowat 450 miljoen dollar op tafel voor 880 patenten van de softwareproducent Novell, analyseert The Economist. Deze zomer doken de twee giganten andermaal in hun portefeuille, samen met Research in Motion (BlackBerry), en betaalden zowat 4,5 miljard dollar voor 6000 patenten van de failliete Canadese producent van telecomonderdelen Nortel. Eerder kocht Google nog eens 1000 patenten van IBM. De strijd woedt hevig, niet enkel om ze te verwerven – vandaar de magische sommen – maar ook om ze te claimen.
Je hoeft geen genie te zijn om te snappen dat zo’n dure strijd, met een wirwar van eigendomsrechten tot in de rechtszaal wordt gevoerd. Apple ligt juridisch overhoop met Samsung en Motorola; Oracle met Google; Microsoft en Motorola zijn ook al verwikkeld in een juridisch steekspel en Nokia en Apple beslechtten onlangs een discussie. Gespecialiseerde advocatenkantoren draaien – duurbetaalde – overuren en wrijven zich in de handen. Er lijkt wel een parallelle economie te ontstaan in het beslechten van eigendomsrechten.
De ‘P’ van Patent, en Prijs
Niets nieuws onder de zon, en rechtszaken zijn ook niet meer exclusief voorbehouden voor het Angelsaksisch geïnspireerde model. Vraag maar aan de Belgische laminaatproducenten, die al jaren strijden om de eigendomsrechten voor het kliksys-teem waarmee laminaatvloeren gelegd worden.
In België is Bart Van Coppenolle goed geplaatst om die ‘patentenoorlog’ aan een analyse te onderwerpen. Vandaag is hij volop bezig met de opstart van zijn jongste bedrijf, Right Brain Interface, dat tegen eind dit jaar allicht zijn technologie zou kunnen commercialiseren. Samengevat wil Right Brain Interface een soort van zoekrobot aanbieden die de consument helpt bij het zappen. Het interfacemodel dat Right Brain Interface ontwikkelt, op basis van een – jawel – gepatenteerde technologie, wordt een soort autonome zoekrobot die de consument programma’s of content aanbiedt die hem interesseert. Dat gebeurt zonder dat de consument daar enige moeite voor moet doen. In een vorig leven zette Van Coppenolle Metris wereldwijd op de kaart, deels door strategisch gerichte overnames die niet enkel geografisch belangrijk waren maar zeker ook technologisch.
“Patenten zijn zeker belangrijk, en winnen almaar aan belang”, zegt Van Coppenolle. “Met Metris hebben we nooit overnames gedaan voor de aanwezige patenten, maar ze speelden uiteraard wel een rol. Dat de Googles van deze wereld wel gericht patenten kopen, wil ik best geloven. De jongste tien jaar is de hoeveelheid patenten én de aandacht ervoor fors toegenomen. Ondanks de soms negatieve teneur zie ik dat eigenlijk als een positieve evolutie.”
Toch lijkt deze strijd net iets anders. De overname van Motorola Mobility door Google is volgens analisten meer berekend op prijs per patent dan per aandeel. Omdat de waarde van een patent in deze strijd stijgt. Dat is dan weer het gevolg van het feit dat bedrijven technologie inkopen in plaats van ze zelf te ontwikkelen. Of omgekeerd: bedrijven plakken omvangrijke sommen op hun ontwikkelde technologie. Dat laatste wordt alsmaar zichtbaarder in de nieuwe techbubbel, waarbij jonge technologiebedrijven voor sommen gewaardeerd worden die economisch niet altijd te verantwoorden zijn. Maar het in huis hebben van gepatenteerde technologie, vaak zelfs zonder marktproduct, is een fikse meerwaarde. Wie ze wil verwerven, betaalt daar een prijs voor. Dat maakt dat de bescherming van eigen technologie fors aan belang heeft gewonnen, en dat daar ook een prijs tegenover staat. Lees: patenten worden duurder. De bescherming van die eigendomsrechten heeft bijgevolg ook een prijskaartje.
Nieuwe businessmodellen
Er speelt nog iets anders mee. Nu computertechnologiebedrijven een nieuwe, mobiele richting inslaan, haken twee werelden – informatietechnologie en telecom – in elkaar. Toen de eerste smartphones geboren werden en computertablets nog in een embryonale fase verkeerden, geloofden velen dat het business as usual zou blijven. Een heldere opsplitsing tussen producenten van hardware en software. Vandaag weten we wel beter. Er bestaat niet langer zoiets als één dominant systeem, zoals destijds bij de opkomst van de pc. Bovendien zet de doorgedreven verticale integratie (via overnames en joint ventures) de discussies over eigendomsrechten op scherp.
Patenten kunnen een drempel vormen die concurrenten afhoudt en het eigen marktaandeel beschermt. Vandaar ook de hevige juridische strijd die woedt, en die vaak beslecht wordt in een soort van crosslicentiesysteem waarbij de ene speler licenties uitgeeft aan een andere om delen van technologiesystemen te mogen gebruiken, en omgekeerd. Dat valt vaak te verkiezen boven een jarenlange en dure rechtszaak, met een onzekere uitkomst en tegen de tijd van uitspraak soms zelfs een achterhaald issue.
Kent Walker, een van Googles senior advocaten, zegt in The Economist dat zijn bedrijf in april van dit jaar tegen acht rechtszaken aankeek rond eigendomsrechten. Meer dan in de eerste vijf jaar van de dertien jaar dat Google bestaat. “Zie waar innovatie ons heeft gebracht”, schampert Walker. “We moeten patenten verwerven om eventuele rechtszaken te vermijden, terwijl we met dat geld veel meer ontwikkelingen zouden kunnen doen, die een veel groter nut zouden hebben.” Daarmee gaat Bart Van Coppenolle niet akkoord. “Ik vind dat een beetje een valse problematiek. Het is net omdat je innovatie kunt afschermen door patenten, dat je die investeringen kunt doen. Het gevaar voor een ‘juridische economie’ waarbij sommigen bedenkingen hebben, zie ik niet. Het biedt jonge bedrijven net bescherming, en vormt vaak een meerwaarde, ook letterlijk, voor het bedrijf”, zegt Van Coppenolle.
Als het regent in de VS…
Vindt u de patentenstrijd op internationale schaal een ver-van-ons-bedshow, dan kunt u zich weleens schromelijk vergissen. Al is er hier geen sprake van een opbod, klinkt het bij Bureau M.F.J. Bockstael. Het Antwerpse bureau is sinds 1937 een gevestigde waarde in het aanvragen en afhandelen van een octrooiprocedure. “België is uiteraard niet gek groot, en ook hier voeren vaak grote bedrijven een jarenlange juridische strijd. Maar evolutie zien we daar toch niet in.” Het bureau raadt zijn klanten ook aan om eerst een patentaanvraag voor België te doen. “Dan kunt u al een inschatting maken van de waarde van het patent. Dan hebt u een jaar de tijd om dat patent uit te breiden voor Europa, of andere gebieden. Maar een Europese procedure kost meer tijd, brengt vaak een grotere rompslomp met zich, en is bijgevolg ook duurder.” Om de internationale discussie in een Belgisch perspectief te plaatsen: volgens de diensten van de federale overheidsdienst Economie werden vorig jaar in ons land een kleine 800 octrooien aangevraagd. Een standaardpatent heb je al voor 4000 euro, leert ons Bureau M.F.J. Bockstael.
Ondanks die geruststellende boodschap zijn eigendomsrechten bij ons soms ook het voorwerp van een bitse strijd. Zeker bij start-ups is het eigendomsrecht van eigen ontwikkelde technologie voorwerp voor discussie. “Toen we ons losweekten van de universiteit waarbinnen we in een eerste fase onze technologie konden ontwikkelen, begon de discussie met die universiteit over de eigendomsrechten op onze technologie”, getuigt een jonge ondernemer. Off the record, weliswaar, want de universiteit waarover het gaat, is vandaag nog betrokken partij. “Ze is niet alleen aandeelhouder, ze gebruikt onze technologie ook en ontvangt royalty’s op de verkoop ervan. U begrijpt dat ik dus geen namen kan noemen. Maar toen we een eerste kapitaalronde wilden opzetten om volledig zelfstandig te beginnen, bleek het eigendomsrecht tot een fikse discussie te leiden. De universiteit claimde de rechten, terwijl ze er op het vlak van ontwikkeling eigenlijk geen enkele aanspraak op kon maken. De uitkomst was dat we een fikse vergoeding betalen aan de universiteit, in een soort licentiesysteem.”
“Ik wil ze niet te vreten geven, de jonge start-ups die in ruil voor een eerste kapitaalinjectie hun patenten te grabbel gooien”, bevestigt een venture capitalist. “De draagwijdte van die beslissing wordt pas later duidelijk, wanneer de start-up de markt opgaat en moet vaststellen dat kapitaalverschaffers niet in rij staan, net omdat een flink deel van de eventuele winst automatisch afgeroomd wordt. Vaak werken die mannen jaren aan een stuk zonder dat ze er zelf iets aan overhouden.” Dat wil Bart Van Coppenolle toch nuanceren. Ook Metris ontstond aan de universiteit, maar daar heeft hij geen nare herinneringen aan. “Ik vind het ook maar logisch dat wanneer een groep mensen aan de universiteit iets ontwikkelt, de universiteit daar iets voor terugkrijgt. Daar vindt ook geen seriële opvolging van ontwikkelen en commercialiseren plaats, maar een continu proces van ontwikkeling. Daarbinnen kun je een eigen niche creëren en ontginnen, en beschermen. Mijn ervaring is in ieder geval dat je met praten een redelijke oplossing kunt vinden, want beide partijen zijn immers afhankelijk van elkaar. Misschien is dat ook een leerschool voor een beginnend ondernemer. Maar ondernemen is nu eenmaal continu gezonde deals maken.” z
LIEVEN DESMET/ THE ECONOMIST
In de nieuwe techbubbel worden jonge technologiebedrijven aan sommen gewaardeerd die economisch niet altijd te verantwoorden zijn.
” Ik wil ze niet te vreten geven, de jonge start-ups die in ruil voor een eerste kapitaalinjectie hun patenten te grabbel gooien. De draagwijdte van die beslissing wordt pas later duidelijk, wanneer de start-up de markt opgaat.” Een venture capitalist
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier