Gewesten drijven verder uit elkaar

Voor ongehuwd samenwonenden wordt het op fiscaal gebied stilaan ook van belang om uit te kijken waar zij zich in België vestigen.

Wat de inkomstenbelastingen betreft, kent de wet op dit ogenblik ‘alleenstaanden’ en ‘gehuwden’. Om tot deze laatste categorie te worden gerekend, is het uiteraard vereist dat men gehuwd is. Wie niet officieel in het huwelijk is getreden, kan fiscaal nooit als een gehuwde in aanmerking komen.

Het omgekeerde is daarentegen niet altijd waar. Het is niet omdat men officieel gehuwd is, dat men fiscaal ook als gehuwde zal worden beschouwd. In sommige omstandigheden worden gehuwden op het gebied van de inkomstenbelastingen niet als gehuwden maar als alleenstaanden in aanmerking genomen.

Dit is bijvoorbeeld het geval voor het jaar van het huwelijk. En ook vanaf het jaar dat volgt op het jaar van de feitelijke scheiding. Hoewel de feitelijke scheiding niet de ontbinding van het huwelijk tot gevolg heeft, zullen de – nog steeds – gehuwde partners vanaf het jaar dat volgt op het jaar van de feitelijke scheiding niettemin worden behandeld als alleenstaanden.

Dit heeft onder meer tot gevolg dat zij elk afzonderlijk een aangifte moeten indienen en dat zij volledig afzonderlijk worden belast. Met dien verstande dat de breuk slechts tot op zekere hoogte wordt doorgetrokken. Zo blijven de feitelijk gescheiden echtgenoten op het gebied van de invordering van de belasting in principe instaan voor elkaars belastingschulden alsof zij niet feitelijk gescheiden zijn.

Niet-gehuwde partners daarentegen worden op het gebied van de inkomstenbelastingen zonder uitzondering als alleenstaanden in aanmerking genomen. Derhalve maakt het in principe geen verschil of ongehuwden wel of niet samenwonen. Zolang er geen officiële trouwpartij heeft plaatsgevonden, kent de fiscus in principe slechts personen die afzonderlijk belastbaar zijn.

Wettelijk. Op burgerrechtelijk niveau is er, zoals men weet, inmiddels een tussenvorm gekomen. Ongehuwd samenwonende partners kunnen tegenwoordig bij de ambtenaar van de burgerlijke stand officieel een verklaring van ‘wettelijke samenwoning’ afleggen. Een dergelijk samenlevingscontract is geen huwelijk in de strikte zin van het woord, maar het creëert wel bepaalde rechten en verplichtingen.

Partners die beslissen een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen zijn er krachtens de wet toe gehouden om naar evenredigheid van hun mogelijkheden bij te dragen in de lasten van het samenleven. Een ander gevolg is dat de partners voor sommige schulden ‘hoofdelijk’ aansprakelijk worden (elk van beiden kan zonder meer voor het geheel van die schulden worden aangesproken). Die hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat voor de schulden die ieder van de wettelijke samenwonenden heeft aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die zij opvoeden.

Fiscaal. Hebben deze burgerrechtelijke verplichtingen ook fiscale consequenties?

Wie een verklaring van wettelijk samenwonen heeft afgelegd, wordt voor de toepassing van de inkomstenbelastingen nog steeds niet als gehuwde beschouwd. Hij behoudt het fiscaal statuut van alleenstaande. Maar dit betekent niet dat het wettelijk samenwonen op fiscaal gebied geen enkel gevolg heeft.

Uit het feit dat de wettelijk samenwonenden ten opzichte van bepaalde schulden hoofdelijk aansprakelijk zijn, volgt volgens de minister van Financiën dat ook bepaalde belastingschulden bij elk van beide partners kunnen worden ingevorderd. De fiscale gevolgen van het wettelijk samenwonen situeren zich dus niet op het vlak van de taxatie, maar wel op het gebied van de invordering van de belasting.

De belastingschulden waartoe wettelijk samenwonenden hoofdelijk zijn gehouden, moeten uiteraard behoren tot de categorie van schulden waartoe zij op burgerrechtelijk vlak hoofdelijk zijn gehouden. Zoals gezegd, gaat het om schulden die zijn aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die zij opvoeden.

De minister van Financiën leidt hieruit af dat de onroerende voorheffing in verband met de woning die als gezinswoning dienst doet, een belastingschuld is die beide wettelijk samenwonenden hoofdelijk bindt. En dat hetzelfde het geval is voor de verkeersbelasting die wordt betaald voor een voertuig dat ten behoeve van het samenleven wordt gebruikt. Dergelijke belastingschulden, zo bevestigde de minister nog zeer onlangs, kunnen derhalve “op de goederen van elk van beide samenwonenden” worden ingevorderd (V. & A., Kamer, 2000-2001, nr. 48, p. 5663).

Erfenis. De gevolgen op het gebied van de inkomstenbelastingen blijven al bij al dus heel beperkt. Op het gebied van de successierechten is men daarentegen al een heel stuk verder. In het Vlaams Gewest althans. Daar is enkele jaren geleden al beslist om de successierechten tussen samenwonenden in zekere mate te verminderen (met als gevolg dat samenwonenden in het Vlaams Gewest niet langer worden onderworpen aan de extreem hoge tarieven die tussen derden gelden).

Voor alle duidelijkheid: wat men in het Vlaams Gewest onder samenwonenden verstaat, is niet hetzelfde als wat tegenwoordig op burgerrechtelijk vlak onder wettelijk samenwonenden moet worden verstaan. Alle wettelijk samenwonenden kunnen ook als samenwonenden worden beschouwd voor de toepassing van de Vlaamse regeling inzake successierechten. Maar de categorie van de samenwonenden die voor de verlaging van de successierechten in het Vlaams Gewest in aanmerking komt, is oneindig veel groter dan die van de wettelijk samenwonenden. Voor de verlaging van de successierechten (in het Vlaams Gewest) is niet vereist dat men een verklaring van wettelijk samenwonen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft afgelegd.

Om op het gebied van de Vlaamse successierechten als samenwonende te worden beschouwd, volstaat het om aan te tonen dat men – op het ogenblik van het openvallen van de nalatenschap – gedurende een ononderbroken periode van drie jaar heeft samengeleefd met de persoon die is overleden, en dat men met hem een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd.

Met twee. Formaliteiten zijn in principe dus niet vereist. Een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de persoon die is overleden, vormt hoogstens een weerlegbaar vermoeden van het samenleven.

In de Vlaamse regeling inzake successierechten is ook niet vereist dat men slechts met twee is. Om (op burgerrechtelijk gebied) een verklaring van wettelijk samenwonen te kunnen afleggen, geldt als uitdrukkelijke voorwaarde dat het gaat om twee personen (zoals een huwelijk ook slechts kan tussen hoogstens twee personen). Om in het Vlaams Gewest in aanmerking te komen voor het verlaagd tarief dat op samenwonenden van toepassing is, is daarentegen niet vereist dat het gaat om twee samenwonenden. De verlaagde tarieven kunnen ook van toepassing zijn als meer dan twee personen samenwonen. Twee broers die samenleven met hun zus, komen derhalve ook in aanmerking voor de verlaging van het tarief dat in het Vlaams Gewest op samenwonenden van toepassing is. In principe is het zelfs niet uitgesloten dat personen die bijvoorbeeld tot een kloostergemeenschap behoren, van elkaar erven met toepassing van het verlaagde tarief.

Het enige raakpunt met het stelsel van het wettelijk samenwonen betreft het bewijs van het samenwonen. Wie in het Vlaams Gewest in aanmerking wil komen voor het verlaagde tarief van de successierechten dat op samenwonenden van toepassing is, moet in beginsel drie jaar ononderbroken samenwoning bewijzen. Dat bewijs is echter niet nodig als men wettelijk samenwoont. Wie een verklaring van wettelijk samenwonen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft afgelegd, krijgt in beginsel automatisch toegang tot het verlaagde tarief van de successierechten. Hij moet – zo besliste de Vlaamse decreetgever onlangs – niet bovendien het bewijs leveren van drie jaar ononderbroken samenleven.

Tarief. Een andere nieuwigheid betreft het tarief. Samenwonenden kunnen in het Vlaams Gewest rekenen op een belangrijke verlaging van het tarief van de successierechten. Maar dat is nog steeds behoorlijk hoger dan het tarief dat tussen gehuwden van toepassing is. Voorlopig althans, want in het Vlaams Parlement wordt op dit ogenblik een decreet voorbereid dat het tarief van de successierechten dat op samenwonenden van toepassing is, volledig wil gelijkschakelen met het tarief dat voor echtgenoten geldt. Als alles volgens plan verloopt, wordt de nieuwe regeling op 1 januari 2001 toepasselijk.

Een en ander heeft tot gevolg dat de successierechten in de drie gewesten verder uit elkaar drijven. Elk van de drie gewesten heeft intussen een afzonderlijke regeling voor de vererving van bedrijven. In het Vlaams Gewest bestaat nu ook een afzonderlijke regeling voor samenwonenden. Je moet geen glazen bol hebben om te weten dat dit slechts het begin van een verdere diversificatie is.

JAN VAN DYCK

De auteur is advocaat bij Dauginet & Co. en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content