Getrouwd, maar geen echtgenoten

Weinig is wat het lijkt. Dat geldt ook op fiscaal gebied. Het mooiste voorbeeld vormen de echtgenoten. Die worden nu eens wel, dan weer niet als zodanig beschouwd.

Wie gehuwd is, zal zich terecht echtgenoot noemen. Maar dit betekent niet noodzakelijk dat hij fiscaal ook als een echtgenoot behandeld zal worden.

Echtgenoten worden voor de berekening van de belasting in een aantal gevallen als alleenstaanden beschouwd. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het jaar waarin het huwelijk voltrokken wordt, en ook voor het jaar waarin het huwelijk door het overlijden van een van de echtgenoten ontbonden wordt. Hetzelfde geldt onder meer ook vanaf het jaar dat volgt op het jaar van de feitelijke scheiding.

Wie gehuwd is met een euro-ambtenaar die minstens 303.000 frank verdient, wordt eveneens als een alleenstaande belast (een handigheidje dat de wetgever heeft gebruikt om te verhinderen dat Belgische gezinnen van euro-ambtenaren toegang zouden krijgen tot het lucratieve huwelijksquotiënt).

Invordering.

Dat echtgenoten aldus in een aantal omstandigheden niet als zodanig behandeld worden, betekent evenwel niet dat zij in diezelfde omstandigheden altijd als alleenstaanden worden beschouwd. De gelijkstelling met alleenstaanden geldt alleen voor het berekenen van de belasting. Niet bijvoorbeeld voor het invorderen van de belasting. Voor dat laatste worden zij opnieuw als echtgenoten in aanmerking genomen. Met alle gevolgen vandien. Echtgenoten staan in principe in voor elkaars belastingschulden. Ook als zij bijvoorbeeld feitelijk gescheiden zijn.

Maar er is beterschap op komst. Met de hervorming van de personenbelasting zal de regel worden ingevoerd dat feitelijk gescheiden echtgenoten – op het gebied van de inkomstenbelastingen – nog slechts gedurende een beperkte periode aansprakelijk zullen zijn voor elkaars belastingschulden. Namelijk alleen nog maar voor de belastingschulden die te maken hebben met inkomsten die ten laatste verband houden met het jaar dat volgt op het jaar van de feitelijke scheiding.

Anders dan veel van de positieve maatregelen die bij de belastinghervorming worden doorgevoerd, wordt deze nieuwe regeling vrijwel onmiddellijk van kracht. Zoals de zaken er nu voor staan, treedt zij in werking met ingang van het aanslagjaar 2002 (inkomsten 2001).

Gehuwd.

De Babylonische spraakverwarring die op fiscaal gebied soms heerst, treft ook de ongehuwde samenwoners. Hoe zeer zij ook hun best doen om hun samenhorigheid te onderstrepen en te manifesteren, voor de toepassing van de inkomstenbelastingen blijven zij vreemden voor elkaar, en worden zij op alle gebieden als alleenstaanden behandeld. Maar ook hier is een bres in de maak.

Tegenwoordig kent men immers, naast de gehuwden, ook de wettelijk samenwonenden. Dit zijn mannen of vrouwen, al dan niet van hetzelfde geslacht, die officieel een verklaring van wettelijk samenwonen hebben afgelegd.

Zo’n verklaring heeft tot op heden niet veel fiscale gevolgen. In het Vlaams Gewest worden de wettelijk samenwonenden voor de toepassing van de successierechten al wel met gehuwden gelijkgesteld, maar dan hebben we het al over de situatie post mortem. Bij leven worden wettelijk samenwonenden voor de toepassing van de inkomstenbelastingen in principe nog steeds als alleenstaanden beschouwd.

Voorlopig althans. Want met de hervorming van de personenbelasting zullen zij op termijn volledig met gehuwden worden gelijkgesteld. Een en ander moet een feit zijn met ingang van het aanslagjaar 2005. Maar of de wettelijk samenwonenden daar veel plezier aan zullen beleven, is nog zeer de vraag.

Weliswaar krijgen zij op deze manier ook toegang tot het lucratieve huwelijksquotiënt. Daartegenover staat evenwel dat zij ook voor elkaars belastingschulden aangesproken kunnen worden, ook als zij niet in aanmerking komen voor het huwelijkquotiënt.

Ongehuwd.

Er is op fiscaal gebied nog een figuur die voor de nodige verwarring zorgt: die van de ongehuwde vader of moeder die één of meer kinderen ten laste heeft. Zo iemand heeft recht op een bijzondere verhoging van het belastingvrij minimum. De vraag is alleen wie daarvoor in aanmerking komt. Geldt zij bijvoorbeeld ook voor een uit de echt gescheiden vader of moeder? Daarover bestaat al jarenlang een betwisting.

De belastingadministratie gaat ervan uit dat uit de echt gescheiden vaders of moeders slechts voor deze bijzondere verhoging van het belastingvrije minimum in aanmerking komen als zij een kind ten laste hebben dat na de echtscheiding verwekt is. Maar hoe bewijst men dat? Behoeft men een briefje van de dokter? Of zal de belastingcontroleur genoegen nemen met de vaststelling dat het kindje meer dan negen maanden na de echtscheiding geboren is?

Tal van problemen waar de fiscalist van dienst geen pasklare oplossing voor heeft, maar die door het Hof van Cassatie met één pennenstreek naar de prullenmand verwezen zijn. Het Hof heeft immers bij herhaling gezegd dat iemand die uit de echt gescheiden is, nooit kan volhouden ongehuwd te zijn. En dat hij dus nooit in aanmerking kan komen voor de hier bedoelde verhoging van het belastingvrije minimum. Ook als het kind duidelijk na de echtscheiding verwekt is.

De wetgever brengt nu de wijsheid op deze delicate kwestie aan te pakken: elke ouder die als alleenstaande wordt belast, komt voortaan in aanmerking voor de verhoging van het belastingvrije minimum dat de wetgever voorbehoudt aan ongehuwde vaders of moeders, ook als men uit de echt gescheiden is en ongeacht het ogenblik waarop het kindje verwekt is. Maar deze maatregel gaat pas in met ingang van het aanslagjaar 2003.

De auteur is advocaat bij Dauginet & co. en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content