Gerechtelijke reddingsboei nog te weinig bekend
45.000 ondernemingen in nood kunnen sinds een jaar een beroep doen op een wet die hun overlevingskansen fel verhoogt. Helaas heeft het merendeel geen weet van de ‘wet op de continuïteit van de ondernemingen’. En dus gaan nog altijd bedrijven failliet terwijl dat misschien niet nodig is.
Volgende week bestaat de Belgische variant op het Amerikaanse Chapter 11 een jaar. De ‘wet op de continuïteit van de ondernemingen’ vervangt het oude gerechtelijk akkoord door de gerechtelijke reorganisatie. Die voorziet in ettelijke remedies om het lijden van ondernemingen te temperen met het oog op de volledige genezing (zie kader Drie reddingsboeien voor uw bedrijf).
“Met succes, want de belangrijkste doelstelling is gerealiseerd”, weet Eric Van den Broele van de studiedienst van de handelsinformatieverstrekker Graydon. “Voor het eerst doen ook kleine bedrijven een beroep op de Belgische variant van het gerechtelijk concordaat. Vroeger gebeurde dat uiterst zelden. Het gerechtelijk akkoord was gewoon te duur.”
Van den Broele situeert ook een trage start als gevolg van de hervorming. “In het begin waren de magistraten wat onwennig omdat de wet een diepgaande mentaliteitsverandering vereist. Maar na een tijd kwam de juridische molen op gang.”
Meer in Vlaanderen
De grootste nieuwigheid is dat de rechter niet meer moet oordelen over de levensvatbaarheid van het herstelplan. Hij moet enkel een continuïteitsprobleem vaststellen bij de onderneming die een gerechtelijke reorganisatie aanvraagt. Tenzij de rechter een frauduleuze constructie vermoedt of elke vorm van continuïteit manifest uitgesloten is, moet hij de reorganisatie toestaan. Na dit vonnis heeft de aanvrager zes maanden (in sommige gevallen achttien) om een oplossing voor te stellen. In die periode wordt de betaling van alle schulden opgeschort.
Van den Broele merkt veel verschillen tussen de rechtbanken. “De rechters experimenteren nog, door bijvoorbeeld bij twijfel de gedelegeerde rechter (die op de procedure toeziet) zeer nauw te betrekken en de tijdschema’s te laten fluctueren naargelang het vertrouwen over de reddingspoging toeneemt. Opvallend is dat meer Vlaamse dan Franstalige rechters een reddingspoging toestaan. Dat was vroeger net omgekeerd. Buiten Brussel speelt vooral de rechtbank van Antwerpen een sleutelrol in de toepassing van de wet.”
Curator Eddy Van Camp, wiens kantoor EVC onder meer optreedt voor de reorganisatie van de spooruitbater Crossrail, bevestigt de rol van de magistraten. “Ik stel met genoegen vast dat de rechtbanken misbruiken fnuiken door zeer kort op de bal te spelen. Want uiteraard proberen fraudeurs de wet op de continuïteit te manipuleren. Als we bijvoorbeeld beslag willen leggen, stellen we vast dat de onderneming net ervoor een gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd. Dat zijn spijtige kosten, waar niemand belang bij heeft. Tenzij het natuurlijk de bedoeling is het bedrijf in tussentijd leeg te pompen.”
In de periode april-december 2009 kregen 622 bedrijven de toelating om een gerechtelijke reorganisatie te starten. Vooral in de laatste maanden van 2009 steeg de toevloed, tot 116 in december.
De autodistributeur Kroymans was een van de eerste grote bedrijven die een gerechtelijke reorganisatie aanvroeg. Door de verkoop van een aantal bedrijfsactiviteiten werden meer dan honderd jobs gered. De levensvatbare delen van het IT-bedrijf Inewit werden in zo’n procedure onder gerechtelijk gezag overgedragen aan Op-tion. Andere bekende namen zijn United Telecom en de landkaartenspecialist De Rouck Geomatics. Een derde van de reorganisaties werd inmiddels beëindigd. In een op de vijf gevallen gebeurde dat door een faillissement. “In de andere gevallen is het herstel achter de rug of nog bezig”, weet Van den Broele.
Volgens hem is de nieuwe reddingsprocedure in vergelijking met het gerechtelijk akkoord een succes. “Er zijn naar schatting zes keer meer gerechtelijke reddingspogingen dan vroeger”, weet hij. “Toch wil ik een en ander relativeren. Louter op basis van hun slechte balans, tellen we vandaag liefst 45.000 ondernemingen in moeilijkheden. Tegenover die massa potentiële faillissementen is het aantal gerechtelijke reorganisaties peanuts.”
Sluikse herstructureringen
Graydon rapporteert enkel over de formele reorganisatieprocedures bij de rechtbank. Sarah Depreeuw, juridisch adviseur van Unizo, zegt dat het indirecte succes van de nieuwe wet veel groter is. “De buitengerechtelijke minnelijke akkoorden worden niet meegerekend”, relativeert ze. “Die kunnen ook goed aflopen. De wet heeft dus wel degelijk grote positieve gevolgen.”
Bart De Moor, advocaat bij TaylorWessing, zat in de werkgroep van experts die de wet grotendeels heeft geschreven. Hij bevestigt de stelling van Depreeuw. “Achter gesloten deuren gebeuren er heel wat herstructureringen, waarbij de gerechtelijke reorganisatie als een stok achter de deur wordt gebruikt. Het is voor ondernemingen in moeilijkheden een manier om buiten de rechtbank een minnelijk akkoord met hun schuldeisers af te dwingen.”
Dat minnelijk akkoord is een nieuwe mogelijkheid die de wet op de continuïteit van de ondernemingen biedt. Het geeft een onderneming de kans om informele akkoorden af te sluiten met belangrijke schuld-eisers. Mocht het toch tot een faillissement komen, dan kan de curator die afspraken niet ter discussie stellen. Vroeger kon dat wel. Een onderneming in moeilijkheden kan zo’n akkoord ook nog tijdens de beschermingsperiode van de gerechtelijke reorganisatie afsluiten.
“De drie procedures kunnen in elkaar overgaan”, weet De Moor, ook curator. “Soms is het aangewezen om met de meerderheid van de schuldeisers al een akkoord af te sluiten buiten de rechtbank en hiermee voordelen af te dwingen bij de rest van de debiteurs. Die minderheid is geneigd toe te geven, omdat ze anders tussen twee stoelen dreigt te vallen. En alles blijft netjes uit de publiciteit.”
Ook Eric Van den Broele gelooft in oplossingen buiten de rechtbank. “Wie ingrijpt als de eerste financiële alarmlichten beginnen te knipperen, heeft meer kans op succes. Ondernemingen moeten daar meer van overtuigd worden. Anders dreigt ook met de gerechtelijke reorganisatie, conferatur het gerechtelijk akkoord van vroeger, de doodsklok voor een bedrijf te luiden.”
Ondernemingsbemiddelaar centrale spil
De Moor acht de nieuwe functie van ‘ondernemingsbemiddelaar’ belangrijk. Die wordt achter gesloten deuren toegewezen door de voorzitter van de rechtbank of de kamers voor handelsonderzoeken (die de ondernemingen in principe permanent moeten doorlichten). De ondernemingsbemiddelaar wordt de centrale spil van de informele, en eventueel later de gerechtelijke, procedure. Deze persoon kan een revisor of een advocaat zijn. De Moor: “Het is een beter en vooral discreet alternatief voor de klassieke voorlopige bewindvoerder. Diens aanstelling wordt publiek gemaakt en door die negatieve publiciteit was de onderneming vaak al ten dode opgeschreven.”
De ondernemingsbemiddelaar kan een oplossing uitwerken die rekening houdt met het belang van de onderneming en haar schuldeisers. Als hij naar de rechter stapt met zijn minnelijk akkoord, heeft die oplossing een meer neutraal statuut. De Moor: “Hij kan vermijden dat het lijkt of de onderneming aan vriendjespolitiek wil doen. En geloof me: in elke gerechtelijke reorganisatie zijn er schuldeisers die de herstelfactuur mee betalen.”
In tegenstelling tot de commissaris inzake opschorting, die een gerechtelijk akkoord moest begeleiden, is de ondernemingsbemiddelaar evenmin verplicht om een resem wettelijk opgelegde taken uit te voeren. Daardoor werkt hij veel goedkoper, wat de kans op een faillissement verkleint. “Met als gevolg dat kmo’s amper een beroep deden op de vroegere gerechtsprocedures”, aldus De Moor.
Ook voor kleine bedrijven
Voor de kleinere ondernemingen is de nieuwe wet dan ook een goede zaak. Van den Broele: “Het voorbije jaar vroegen ongeveer evenveel grote als kleine bedrijven een gerechtelijke reorganisatie aan. En de kans op succes is even groot. Helaas is de wet op de continuïteit van ondernemingen nog te veel een zaak van insiders. Als ondernemers de impact ten volle beseffen, zal ze nog meer succes kennen.”
Depreeuw: “Stilaan beginnen onze leden het belang van het nieuwe juridische instrument te erkennen. Maar er circuleert te weinig informatie over de kansen die de wet biedt. Misschien ging onze organisatie ook niet voluit in het bekendmaken van de gerechtelijke reorganisatie.”
De Moor, die als commissaris inzake opschorting meewerkte aan de reddingspogingen van Sabena, bepleit ook een mentaliteitswijziging. “Te veel bedrijfsleiders durven zich niet te outen met een bedrijf in problemen. In de VS is Chapter 11 geen schande, wel integendeel. Een mooi voorbeeld merkte ik bij Sabena. Toen het bedrijf een gerechtelijk akkoord aanvroeg, werden heel wat piloten ziek van miserie en vertrokken sommige vliegtuigen leeg omdat zeker de zakenreizigers liever op veilig speelden. Ik zat toevallig op een vliegtuig van United Airlines dat onder Chapter 11 werkte. Voor het opstijgen kregen wij in de passagiersruimte bezoek van de piloot. Hij stak zijn vuist op en schreeuwde door het vliegtuig: ” We will survive! We will ever fly! Thank you for your confidence in UA.” En het vliegtuig zat vol.
Door Hans Brockmans, fotografie Thomas De Boever
“Achter gesloten deuren gebeuren er heel wat her-structureringen, waarbij de gerechtelijke reorganisatie als een stok achter de deur wordt gebruikt”
Bart De Moor, advocaat
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier