Gekakel.
“Een dialoog,” zo noemde VBO-topman Luc Vansteenkiste twee weken geleden op Kanaal Z de cruciale tewerkstellingsconferentie die morgen van start gaat. “Geen onderhandelingen.”
Het was meer dan een tactische Spielerei. Vansteenkistes uitspraak toont aan hoe de sociale partners de komende veertien dagen – zeg maar 336 uren – op eieren zullen (moeten) lopen als ze een eerbaar akkoord in de wacht willen slepen.
Beter een half ei dan een lege dop, zegt de volksmond, en dat lijkt dan ook het meest waarschijnlijke eindresultaat te worden van het onderonsje dat werkgevers en vakbonden straks zullen aanvatten. De kans dat na dit overleg de fundering wordt gelegd van een modern en toekomstgericht arbeidsmarktbeleid, is nagenoeg nihil (zie blz. 133 en 186). Er komen regionale én sociale verkiezingen op ons af, zo ving Trends-journalist Alain Mouton als excuus op bij diverse gesprekspartners. En premier Guy Verhofstadt ( VLD), de spreekwoordelijke haan van ‘t kot, wil al bij de aanvang van het parlementaire werkjaar in oktober met een resultaat naar buiten komen. Dit wordt hollen in de kippenren.
Waar dreigen er vroegtijdige barstjes in de dialoog te komen? De knelpunten zijn velerlei. Volgt u even mee en stip aan met ‘ja'(akkoord) of ‘nee’ (niet akkoord):
Deeltijdse arbeid is een onwenselijke variant van voltijdse arbeid.
Een bonus of een lagere last voor de aanwerving uit bepaalde doelgroepen trekt de arbeidsmarkt scheef.
Werkloosheidssteun zou eigenlijk een vergoeding voor werkintegratie moeten zijn.
Als personeel makkelijker kan worden ontslagen, wordt het aanwerven interessanter.
Meer jobs zijn het gevolg van succesvolle bedrijven, en niet omgekeerd.
Tijdsparen zorgt voor een explosie van het aantal overuren.
Als u op elk van deze hete hangijzers zonder aarzelen een eenduidig antwoord wist te formuleren, dan bent u rijp voor een voltijds mandaat in werknemers- of werkgeverskringen. Want de gapende kloof tussen beide fronten in de meeste van deze standpunten blijft immens. De dieperliggende oorzaak van het eindeloze gekakel dat deze werkgelegenheidsconferentie dreigt te overstemmen, komt in het publieke debat echter nauwelijks aan bod. Ze zit vervat in het ouderwetse, negentiende-eeuwse juridische stramien waarop onze huidige arbeidswetgeving is gebaseerd, zo krijgt u in Trends te lezen.
“Onze huidige wetgeving leidt tot tewerkstelling met de handrem op,” stelt Marc De Vos, specialist arbeidsrecht aan de Universiteit Gent op blz. 133. Zij betuttelt volgens hem de arbeidsmarkt, ze gaat er nog steeds van uit dat de werknemer niets te zeggen heeft en dringt hem of haar een anachronistisch werkmodel op: namelijk dat die werknemer zich alleen kan ontplooien in een voltijdse nine-to-five-job. Dit leidt al te vaak tot rigide en bijna absurde toestanden.
De arbeidsmarkt staat voor revolutionaire omwentelingen. Dat bewijst de HRM-special die u als bijlage in dit nummer vanaf bladzijde 61 te lezen krijgt (en waarin journalist Alain Mouton, vormgever Jorim Rademaker en eindredacteur Luc De Decker heel wat flexibele uren stopten, maar dit terzijde). Vroeger nam de werkgever zijn menselijk kapitaal vooral aan de kostenzijde onder de loep. Hij vroeg zich voortdurend af: “Wat kost dat personeelslid mij?” Vandaag klinkt de vraag steeds luider: “Hoeveel brengt hij mij op?”
Een arbeidswetgeving die deze (r)evoluties wegens haar gedateerde karakter niet langer kan volgen of vatten, zal aanleiding geven tot steeds meer spanningen onder de sociale partners en dreigt vroeg of laat tot ontsporingen te leiden. Wie in een dergelijke context toch nog de ijle hoop koestert dat het tussen vakbonden en werkgever ooit weer koek en ei wordt, is grenzeloos naïef.Piet Depuydt
Hoofdredacteur
Beter een half ei dan een lege dop, zegt de volksmond. Dat dreigt ook de meest waarschijnlijke eindscore te worden van de tewerkstellingsconferentie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier