Gehavende stad

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

Het gaat niet goed met de Antwerpse economie. Noodzakelijke investeringen in de infrastructuur blijven achter. Concurrent Rotterdam organiseert een inhaalbeweging die miljarden verslindt.

Er moet nog veel water door de sinds kort weer visrijke Schelde vloeien, eer de sinjoor zijn pessimisme ruilt voor vertrouwen in de economie. Een rondvraag bij Antwerpse bedrijfsleiders levert zelden een positief geluid op.

Bekijken we de situatie bij Esso, het bedrijf met de grootste omzet in de provincie (bruto : 118 miljard frank ; van accijnzen gezuiverd : 60 miljard). “Het investeringsklimaat is, om het zacht uit te drukken, zeer verontrustend,” klaagt Esso-bestuurder Phil Berckmoes. “De voorbije twee jaar draaide Esso-Antwerpen met verlies. Dit bemoeilijkt niet alleen mogelijke nieuwe investeringen. We moeten in de groep vechten voor ons bestaansrecht. De energieprijs blijft dalen, met alle gevolgen vandien. BP heeft een raffinaderij in Frankrijk gesloten en zijn Antwerpse belangen verkocht. De sluiting van Texaco in Gent, Esso in Bordeaux enzovoort kenmerken de overlevingsstrijd van het recente decennium.”

Paul De Gersem, directeur-generaal van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij van Antwerpen, wijst erop dat Antwerpen als eerste provincie lijdt onder de internationale (laag)conjunctuur. Immers : “Driekwart van de grote producenten zijn in buitenlandse, hoofdzakelijk Duitse, handen. Botert het slecht met Duitsland, vangt het Antwerpse filiaal meer dan de hoofdzetel de klappen op. Daarop volgen de onderaannemers van die bedrijven in de rest van de provincie en in Vlaanderen.”

Volgens de conjunctuurevolutie van de Nationale Bank (gemeten naar de verwachting van ondernemers) ging de Antwerpse economie er sinds februari 1994 continu op achteruit. De provinciale conjunctuurindex daalde in augustus 1995 3 % tegenover dezelfde periode in 1994. Volgens de BTW-aangiften vertoonde de Antwerpse conjunctuur in de periode augustus-oktober 1995 (tegenover mei-juli 1995) een weinig bemoedigend beeld. Enkel de metaalverwerkende nijverheid kende een omzetstijging in binnen- én buitenland. De chemie, de grafische nijverheid, de kleding- en schoeiselindustrie, de rubber- en plastieksector en de handel verloren terrein op alle fronten. Voor het overige kenden de textiel, de bouw- en de diamantsector nog een globale omzetstijging. Andere sectoren daalden of stagneerden.

Paul De Gersem beklemtoont dat Antwerpen best de sterke troeven van zijn economie uitspeelt : “Het heeft weinig zin onze inspanningen te versnipperen om would be-sectoren met toekomst binnen te halen. Onze kracht is onze haven. Die versterken is de prioriteit. De rest van de sectoren volgt.”

Wat deze strategie betreft, loont het de moeite even over de grens te kijken. Welke positie neemt Antwerpen in tegenover zijn belangrijkste concurrent : Rotterdam ? Een werkdocument van het Nederlandse ministerie van Economische Zaken vergeleek (aan de hand van een enquête bij enkele chemiereuzen, genre Akzo en Shell) in september 1993 het investeringsklimaat van de havens van Rotterdam en Antwerpen. Hieruit bleek dat de algemene kostenfactoren (grondstoffen, fiscale en andere lasten, personeel…) tussen beide regio’s vergelijkbaar waren. De buitenlandse investeerders hadden de indruk “dat de Rotterdamse haven volgebouwd is”. Op één punt was de studie erg stellig : “De infrastructuur is in Antwerpen beter dan in Rotterdam.”

DURE TOPKADERS.

Berckmoes, die ook de Rotterdamse Esso-raffinaderij superviseert, nuanceert de stelling dat de algemene kosten tussen beide havengebieden niet echt verschillen.

“Een Antwerpse onderhoudswerker is 10 % duurder dan zijn Nederlandse collega,” vergelijkt deze insider van beide investeringscentra. “Maar voor onze hogere kaderleden die netto evenveel in het loonzakje krijgen is er een verschil van 35 %.”

Jacques Claeys is voorzitter van Vibna (Vereniging van Industriële Bedrijven in Noord-Antwerpen) en directeur van de Antwerpse Solvay-fabriek (ongeveer 7 miljard frank omzet). “De loonlast is geen abstract gegeven,” bezweert hij. “Tussen 1987 en 1994 stegen de brutolonen in de Antwerpse chemie met 57 %, tegenover 28 % globaal. De sector wordt gevoelig getroffen. Ik voorspel dat we, bij een ongewijzigd beleid, binnen tien jaar in de chemie in hetzelfde sukkelstraatje terechtkomen als de steenkoolmijnen en de staalsector.”

De patronale tantra over de hoge loonlast gaat uit van reële cijfers. “Solvay is weliswaar een Belgisch bedrijf, maar onze hoofdzetel hanteert rekenmachines als een internationale strategie wordt uitgedacht,” zegt Claeys. “Onze Antwerpse fabriek heeft een gelijkwaardig zusterbedrijf in Sarzalbe, Frankrijk. Maar hier verdient de werknemer gemiddeld 2,1 miljoen frank of 32 % meer dan zijn Franse collega. Je kan dat niet blijven compenseren met een hogere productiviteit. Antwerpen droeg verleden jaar geen frank bij tot de 12 miljard frank winst van de Solvay-groep. Het was zelfs verlieslatend. Het gevolg : in plaats van arbeidscheppende investeringen in nieuwe installaties, worden er arbeidsvervangende machines ingevoerd.” Ter overweging : de provincie Antwerpen heeft een (weliswaar sneller dalende) werkloosheid van 14,5 % tegenover 13,4 % in Vlaanderen.

Volgens Antoon Dieusaert, gedelegeerd bestuurder van BASF, is de loonlast, 15 tot 20 % van de kostenstructuur in zijn bedrijf, “het enige gegeven dat je kan beïnvloeden, gezien de prijs voor grondstoffen, energieprijzen en installaties een international gegeven is”.

Hij verwijst naar het Noorden. De loonlast is er 38 % lager dan bij ons. De toeslag op de ploegenarbeid bedraagt in Antwerpen 35 % (19 % in Nederland). Wat dat laatste betreft, stelt de al geciteerde nota van het Nederlandse ministerie van Economische Zaken nuchter vast : “Flexibilisering van de arbeid wordt in België door de vakbonden geblokkeerd.”

Dieusaert, ook ondervoorzitter van het Vlaams Economisch Verbond : “De Nederlandse vakbonden zien, enigszins knarsetandend, het belang van een soepele arbeidsomgeving in. Bij ons verdedigen de sociale partners vanuit hun loopgrachten hun taboes in plaats van aan tafel te zitten. Niemand durft iets toegeven, omdat de andere dat onmiddellijk als een verworven recht zou beschouwen. Dat geldt ook voor de patrons, hoor. Misschien zouden betere garanties, in plaats van vrijblijvende afspraken over werkgelegenheid, de vakbonden ertoe aanzetten om iets nuchterder over de flexibiliteit te onderhandelen.”

Niet dat het personeel de hoofdschuldige is wat de hoge loonkosten betreft. “Het loonverschil met onze concurrenten komt bij de overheid terecht,” aldus Claeys. “Door de hoge staatsschuld vooral op de ondernemingen te verhalen, dreigt de regering echter de kip met de gouden eieren te slachten.”

INHAALBEWEGING.

De nota van Economische Zaken, waar de voordelige positie van Antwerpen ( versus Rotterdam) op het vlak van infrastructuur in de verf werd gezet, werd aangevuld door de Nederlandse studie Bedreigingen van de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens van de Nationale Havenraad (einde 1994). Dit rapport voorspelde “de afbrokkeling van het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens” en pleitte als tegenstrategie onder meer voor overheidsinvesteringen in de haveninfrastructuur en de creatie van meer bedrijfsterreinen.

Rob Van Dijk, woordvoerder van de Rotterdamse haven : “Rotterdam zal, meer dan vroeger, de aandacht richten op de industrie.” Van Dijk wijst onder meer op een investering van 5,2 tot 8 miljard gulden in de ontwikkeling van de Tweede Maasvlakte : “Door de creatie van 2000 ha bedrijfsterreinen is de behoefte tot 2035 gedekt. De slogan Rotterdam zit vol gaat dus niet op. Uit nogal wat recente investeringen blijkt dat de industrie onze boodschap heeft begrepen.”

Hij wijst ondermeer naar het Per Plus Plan van Shell, dat 4 miljard gulden investeert, onder meer in een zuurstoffabriek. Eastman budgetteert sinds verleden jaar een operatie van 600 miljoen gulden in Rotterdam. Chemiereus Arco pompt 1 miljard in nieuwe installaties.

“Deze investeringen zouden de Antwerpse autoriteiten moeten prikkelen,” aldus Claeys. “Nieuwe investeerders laten Antwerpen links liggen. Bestaande bedrijven, zoals Amocofina, Rhône-Poulenc, BP-Chemicals en Bayer-Linkeroever, worden afgebouwd. Welk signaal heeft men nog nodig, eer men beseft dat de toestand dramatisch wordt ?”

Ook Antoon Dieusaert, wiens bedrijf BASF sinds 1989 80 miljard frank investeerde in de Antwerpse fabrieken, waarschuwt : “Tot nog toe kon Antwerpen we zijn nu eenmaal het tweede wereldcentrum van de chemie, na Houston de schaalvoordelen laten spelen. Bestaande activiteiten trekken nieuwe investeringen aan. Aanbieders en afnemers van producten liggen dicht bij elkaar, wat de veiligheids- en transportkosten vermindert. Maar Rotterdam, het derde mondiale chemiecentrum, nadert, ook geografisch, met rasse schreden. Internationale hoofdkwartieren maken de rekening qua rendement.” Ter informatie : BASF-Antwerpen maakt al vier opeenvolgende jaren verlies.

Honoré Paelinck, de gewezen NMBS-topman die vandaag als consultant actief is, luidt de noodklok : “Antwerpen heeft in vergelijking met Rotterdam nog het voordeel van de iets betere bereikbaarheid langs de landzijde. Maar als ik hun inspanningen vergelijk met die van de Scheldestad, maak ik me niet te veel illusies. Antwerpen staat op het punt ingehaald te worden door de Nederlanders.”

De voorlopige resultaten van de Nationale Bank over investeringen in de Antwerpse haven staven deze bewering. De publieke sector investeerde in 1994 2 miljard in de haven, of 57 % minder dan in 1993. De havengebonden bedrijven waren samen goed voor 13,5 miljard, of een daling met 22 %. De totale investeringen in het Antwerpse havengebied (56,9 miljard) daalden met 24 %.

Globaal gezien investeert Vlaanderen 0,6 % van zijn BBP aan infrastructuur. Nederland, waar desondanks ietwat denigrerende geluiden over de zogenaamde “oversubsidiëring” van onze havens weerklinken, is goed voor het dubbele.

Claeys vreest dat Antwerpen “hopeloos te laat zal komen”. Hij zegt : “Onze noorderburen steken 280 miljard frank in de Betuwelijn. Terwijl hier een tweede spoorontsluiting misschien voor het jaar 2000 mogelijk is. De vereiste vernieuwing van de IJzeren Rijn kost slechts 2 miljard, maar dreigt conferatur de TGV te verzanden in het not in my backyard-syndroom van ontevreden dorpsbewoners. Dat is potsierlijk. Onze overheden durven geen beslissingen nemen.” Paul De Gersem (GOM) erkent : “De meest logische investeringen, zoals de ontsluiting van de Liefkenshoektunnel, stuiten op de obstructie van lokale autoriteiten.”

De wanhoopskreet lijkt tegenstrijdig met de bouw van de tweede containerterminal en de verdieping van de Schelde, die de trafiek naar Antwerpen zullen vergroten. Zo kan de nieuwe terminal jaarlijks 500.000 TEU (TEU : de eenheidsmaat van een container van 20 voet) opvangen. Paelinck berekent echter dat de containertrafiek jaarlijks met 7 % zal toenemen. “Wat betekent dat de nieuwe terminal in 2000 zijn maximumcapaciteit heeft bereikt. “Er is dus nood aan een derde, zelfs een vierde terminal,” aldus Paelinck. De vraag is : Wie zal dat betalen ?

DISTRIBUTIECENTRA.

De Gersem meent overigens dat we ons niet mogen blindstaren op de metropool wat investeringen betreft. “De haven biedt de infrastructuur, waarop andere investeringen zich kunnen enten,” stelt hij.

De GOM richt zijn inspanningen vandaag vooral naar de zogenaamde physical distributors. “Het Europese hinterland van de Antwerpse haven wordt de grootste troef,” stelt De Gersem. “Bedrijven als Mazda (Willebroek) en Nike (Meerhout) vestigen hun distributiecentra, die een hoge toegevoegde waarde creëren, in het verlengde van de havenactiviteiten. Je moet dergelijke investeringen vanaf de start vangen. Proton bijvoorbeeld levert vandaag dagelijks 800 auto’s af, maar kan mits we de Maleisiërs overtuigen van onze meerwaarde uitgroeien tot een Europees distributiecentrum. De markt voor nieuwe investeringen wordt gekenmerkt door veel jagers en weinig wild. Het is erg moeilijk om uit te leggen dat de hoge Antwerpse loonlasten op termijn opwegen tegen de gebrekkige productiviteit in andere EU-lidstaten. De concerns die bewust de lage lonen opzoeken, kunnen we hier niet bedienen. Dus moeten we onze inspanningen richten naar groepen die kwaliteit zoeken.”

Claeys besluit : “Antwerpen heeft nog ruimte om te investeren. We hebben het heft in eigen handen. De aanpassing van de infrastructuur, de loonlast en de rechtsonzekerheid wat de regelgeving betreft, zijn drie pijnpunten die we moeten wegwerken om het beste investeringsklimaat te scheppen.”

HANS BROCKMANS

ANTOON DIEUSART (BASF) Sociale partners moeten uit hun loopgraven komen.

PAUL DE GERSEM (GOM-ANTWERPEN) De meest logische infrastructuurwerken stuiten op de obstructie van lokale autoriteiten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content