Geen keuze bij vereffening?
Volgens de belastingadministratie moeten vennootschappen in vereffening de berekeningsbasis van de notionele-intrestaftrek verminderen met wat zij aan hun aandeelhouders uitdelen als voorschot op de verdeling van het nettoactief. Anders dan de Commissie voor Boekhoudkundige Normen heeft laten uitschijnen, hebben zij geen keus om dat wel of niet te doen.
Vennootschappen in vereffening blijven onderworpen aan de normale regels van de vennootschapsbelasting. Dit geldt zolang de vereffening duurt. In de praktijk betekent dit dat zij nog vele jaren aan de vennootschapsbelasting onderworpen kunnen zijn. Dat zij volgens de normale regels worden belast, impliceert dat ze ook recht hebben op de aftrek voor risicokapitaal, beter bekend als de notionele-intrestaftrek. Door deze aftrek daalt het fiscaal resultaat, waardoor automatisch ook minder belasting verschuldigd is. De aftrek is gelijk aan een bepaald percentage van het eigen vermogen.
Een kleine twee jaar geleden luidde Kamerlid Dirk Van der Maelen de alarmklok. Volgens de sp.a’er zouden vennootschappen in vereffening het voordeel van de notionele intrest onverminderd kunnen genieten, ook als zij in de vereffeningsperiode al voorschotten toekennen op de verdeling van het nettoactief.
Een vennootschap in vereffening bestaat alleen nog met het oog op haar vereffening. Zij moet haar schulden betalen. Wat netto overblijft, moet zij uitdelen aan haar aandeelhouders. Nadien verdwijnt zij uit de rechtsorde. Voor de verdeling van het nettoactief bestaan er verschillende mogelijkheden. Men kan daarmee wachten tot het laatste moment. In de praktijk is het evenwel gebruikelijk dat de verdeling stapsgewijs gebeurt. En, dat in verschillende stappen voorschotten worden toegekend op de uiteindelijke verdeling van het nettoactief.
De vraag is of het uitdelen van zulke voorschotten wel of geen invloed heeft op de berekening van de notionele intrest. Van der Maelen meende te weten, dat dit niet het geval zou zijn. Een vennootschap in vereffening zou volgens het kamerlid onverminderd recht hebben op de notionele-intrestaftrek, ook als inmiddels voorschotten op de uiteindelijke verdeling toegekend zijn.
We schreven toen dat Van der Maelen dwaalde. Maar bij nader inzien vergt dit enige nuance. Hij dwaalde effectief als men er het boekhoudrecht op naslaat. Volgens de boekhoudwetgeving moeten zulke voorschotten geboekt worden in een speciaal daartoe voorziene rubriek van de balans. Eigen aan die rubriek is dat zij in mindering komt van het eigen vermogen. Het gevolg is dat de berekeningsgrondslag van de notionele intrest ook automatisch vermindert. Tot hier had het Kamerlid dus geen gelijk.
Maar helemaal ernaast zat hij niet. Eind vorig jaar leverde de Commissie voor Boekhoudkundige Normen immers een zeer dubbelzinnig advies af. Ze gaf de indruk dat vennootschappen in vereffening een keuzemogelijkheid zouden hebben ten aanzien van de boekingswijze van voorschotten op het nettoactief. Zij sloot niet uit dat zulke voorschotten als een ‘schuldvordering’ op het actief van de balans worden geboekt. Zo’n boekingswijze tast het eigen vermogen van de vennootschap niet aan, en heeft dus tot gevolg dat de berekeningsbasis voor de notionele intrest ook onaangetast blijft. Dit advies moet als muziek in de oren geklonken hebben van vennootschappen in vereffening die de notionele intrest willen optimaliseren.
Maar hun geluk is van korte duur. In een recente rondzendbrief heeft de belastingadministratie laten weten, dat zij zich met hand en tand zal verzetten tegen alle pogingen van vennootschappen in vereffening om op deze manier een belastingvoordeel te verkrijgen. Volgens de fiscus moeten vennootschappen in vereffening hun voorschotten op het nettoactief hoe dan ook in mindering brengen van hun eigen vermogen dat als grondslag dient voor de berekening van de notionele intrest. Maar of alle vennootschappen in vereffening zich daar goedschiks bij neer zullen leggen, is nog een andere vraag.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
JAN VAN DYCK
De Commissie voor Boekhoudkundige Normen publiceerde een zeer dubbelzinnig advies.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier