Gebrekkige reglementering voor kunstenaars

Dat de fiscus en de RSZ veel moeite hebben om hun reglementeringen op elkaar af te stemmen, is bekend. Met de maaltijdcheques bijvoorbeeld heeft het jaren geduurd vooraleer de fiscale en de sociale regeling volledig in overeenstemming waren.

Het probleem doet zich tegenwoordig onder meer ook voor bij de zogenaamde kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars. Zij houdt in dat kunstenaars die voor hun artistieke prestaties of werken slechts een kleine forfaitaire kostenvergoeding ontvangen, daarop geen belasting verschuldigd zijn, en ook geen sociale bijdragen hoeven te betalen. De grens ligt, wat de inkomsten van dit jaar betreft, op 111,74 euro per dag en op 2234,73 euro per jaar.

In grote lijnen stemt de fiscale regeling overeen met de sociale. Maar er zijn toch belangrijke verschillen. Zo wordt in de RSZ-reglementering uitdrukkelijk gezegd, dat een kunstenaar zich maximaal 30 dagen per kalenderjaar op deze regeling mag beroepen, en maximaal 7 dagen bij dezelfde opdrachtgever. In de fiscale reglementering komt zo geen beperking voor.

Beide reglementeringen verschillen ook op het punt van de grensoverschrijdingen. Een overschrijding van de daggrens heeft fiscaal en sociaal het verval van de vrijstelling tot gevolg. Maar sociaal is de sanctie blijkbaar nog strenger: zij treft alle vergoedingen die van dezelfde opdrachtgever in de loop van het jaar ontvangen zijn, ook als daar vergoedingen tussen zitten die de daggrens niet overschrijden. Een overschrijding van de jaargrens doet de vrijstelling in principe alleen voor de toekomst vervallen. Maar ook op dit punt is de sociale reglementering strenger: het verval kan hier in sommige gevallen ook op het verleden slaan.

De combinatie met regeling vrijwilligers levert problemen op. Een van de andere verschilpunten ligt in een mogelijke combinatie met de vrijstellingsregeling voor vrijwilligers. Ook voor hen geldt, dat zij een van belasting en sociale bijdragen vrijgestelde forfaitaire kostenvergoeding kunnen ontvangen. De grens ligt hier voor het lopende jaar op 30,22 euro per dag en op 1208,72 euro per jaar.

De vraag is dan of een kunstenaar de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars mag combineren of cumuleren met de vermelde vrijstellingsregeling voor vrijwilligers. Kan hij bijvoorbeeld van opdrachtgever A en B een vrijgestelde kleine vergoeding krijgen als kunstenaar, en van opdrachtgever C een vrijgestelde vergoeding als vrijwilliger? In de RSZ-reglementering kwamen op dit punt van meet af aan duidelijke regels voor. De fiscale wetgeving zweeg daarover in alle talen.

Maar onlangs heeft de fiscale administratie nu toch laten weten, hoe zij tegen een dergelijke combinatie aankijkt. Volgens haar kan het niet. Althans niet, zolang het gaat om artistieke prestaties of werken die in principe onder toepassing vallen van de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars: ten aanzien van zulke prestaties of werken, kan iemand dus – volgens de fiscus – niet terugplooien op de regeling voor vrijwilligers (bijvoorbeeld zodra de maximale jaargrens van de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars overschreden wordt).

Dat verbod van cumulatie of combinatie sluit aan bij de RSZ-reglementering. Ook daar geldt, dat iemand de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars – wat artistieke prestaties of werken betreft – niet mag cumuleren met de regeling voor het vrijwilligerswerk. Maar in de sociale reglementering is het verbod zo mogelijk nog strenger. Daar staat te lezen, dat een kunstenaar het voordeel van de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars bovendien “voor dezelfde dag” nooit mag cumuleren met de vrijstellingsregeling voor het vrijwilligerswerk; zelfs niet als het vrijwilligerswerk niets met kunst te maken heeft.

Kunstenaarskaart. Zowel de fiscale als de sociale reglementering verbinden de kleine vergoedingsregeling voor kunstenaars uitdrukkelijk aan de voorwaarde dat de kunstenaar in het bezit moet zijn van een behoorlijk ingevulde kunstenaarskaart. Het probleem is alleen dat de minister van Sociale Zaken de modaliteiten van deze kunstenaarskaart moet vaststellen, en dat zij dat tot op heden niet heeft gedaan. Het gevolg is, dat de voorwaarde voor de kunstenaarskaart voorlopig dode letter blijft.

Dat belet niet, dat de vrijstellingsregeling toch van toepassing is. Het betekent wel, dat de betrokken kunstenaar op een andere manier zal moeten bewijzen dat hij aan de gestelde voorwaarden voldoet (aan de hand van contracten, ontvangstbewijzen, briefwisseling, enzovoort). Een verklaring op eer, zoals hier en daar werd gesuggereerd, wordt naar verluidt, door de inspectiediensten niet als bewijs aanvaard.

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

De sociale reglementering is op verschillende punten strenger dan de fiscale.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content