Gaston de Gerlache

Terugkeer naar de zuidpool

Adrien baron de Gerlache de Gomery, de eerste Belgische zuidpoolreiziger, schreef bijna een eeuw geleden geschiedenis in antarctisch gebied. Gaston baron de Gerlache de Gomery was onze tweede zuidpoolreiziger en richtte in 1958 op Antarctica de Koning Boudewijn-basis op. In februari ’97, op 77-jarige leeftijd, reist hij weer naar de Gerlache Straat om een ode te brengen aan zijn vader.

TEKST : HENK VAN NIEUWENHOVE / FOTO’S : JAN VERLINDE

Niets liet aanvankelijk uitschijnen dat Gaston de Gerlache letterlijk in de voetsporen van zijn vader zou treden. Hij studeerde filosofie en rechten, belandde tijdens de oorlog in Engeland waar hij als luitenant-vliegenier voor de Royal Air Force opereerde, startte zijn beroepsloopbaan als advocaat, maar werd spoedig juridisch adviseur in de textielindustrie, en uiteindelijk zelfs ondernemer en industrieel. In de jaren ’60 was hij voorzitter van Febeltex, de overkoepelende vereniging van textielproducenten.

Hoewel hij nooit aan het roer van een schip had gestaan, nam Gaston de Gerlache, als commandant-vliegenier en ex-piloot, in 1957 de leiding van een expeditie naar de zuidpool. Na deze geslaagde onderneming werd hij, net als zijn vader, door de koning tot baron benoemd. We zoeken de baron op in het landelijke kasteel den Ast in Huise-Zingem, hartje Oost-Vlaanderen, vlakbij Mullem. Hij zelf is hier 18 jaar burgemeester geweest, zijn vrouw Lily Van Oost 6 jaar, tot de fusie in 1976. In het kasteel herinneren tal van voorwerpen aan de roemrijke expedities van vader en zoon : het servies en de zilveren koffiekan van de Belgica, de sneeuwschoenen van Adrien de Gerlache, kaarten en boordinstrumenten, tot en met keizerspinguïn Hans, die Gaston de Gerlache van de zuidpool heeft meegebracht en die nog een tijdlang in de zoo van Antwerpen vertoefde, alvorens de eeuwige sneeuwvelden op te zoeken.

Alle voorwerpen

die Adrien de Gerlache van zijn tocht had meegebracht, lagen vroeger opgestapeld op de zolder van hun woning aan de Vleurgatse Steenweg in Brussel. Als jonge knaap vertoefde Gaston vaak op die zolder, om te kijken naar de slede, de harpoenen, de pelsen jassen en de piano, waarop vijftien maanden eenzaamheid werden weggetokkeld tijdens de eerste overwintering van de mens in antarctisch gebied. Het is verwonderlijk dat Adrien de Gerlache nooit naar de zuidpool is weergekeerd. De omstandigheden hebben dat verhinderd. Hij voerde nog drie keer het bevel van arctische expedities, naar Groenland, Spitsbergen en de Kara-zee : 1905-1907-1909. Het duurde precies zestig jaar voor er nog een Belgische expeditie naar de zuidpool werd gestuurd.

Gaston de Gerlache was twaalf toen zijn vader hem meenam op een bootreis naar Spitsbergen. De fascinatie voor de poolgebieden begon. Maar een jaar nadien in 1934 overleed Adrien de Gerlache aan paratyfus en leukemie. Een van zijn laatste grote verwezenlijkingen was het ontwerp van het schoolschip Mercator, waarover hij tijdens de inauguratietrip het commando voerde. “Mijn vader was een zeer zwijgzaam man en hij heeft nooit veel verteld over zijn expedities”, getuigt zoon Gaston, die zijn kennis over de zuidpool vooral haalde uit boeken. “Hij was zelfs enigszins verbitterd omwille van het lot dat de Belgica had ondergaan. Het schip was verkocht geweest aan een Noorse maatschappij, die het nog een tijdlang inzette als robbenjager. Maar dan werd het ontmanteld om te dienen als ponton in de Noorse havenstad Harstad. Mijn vader weigerde er altijd aan land te gaan.”

Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog werd de Belgica opnieuw zeewaardig gemaakt voor het transport van munitie. In 1940 werd het schip gebombardeerd, volgens sommigen door de Luftwaffe, volgens anderen door de Noren zelf om het uit handen van de Duitsers te houden. Een droevig einde voor een fiere zuidpoolvaarder.

Er bestond

wel een replica van de officierskajuit. De Duc d’Orléans had deze laten bouwen, als herinnering aan zijn jachtpartijen met de Belgica aan de noordpool. “Terwijl de hertog robben en ijsberen ging jagen, deed mijn vader aan wetenschappelijk werk”, zegt Gaston de Gerlache. De replica was lange tijd te bezichtigen in het Musée du Duc d’Orléans in Parijs, maar is intussen als een vergeten curiositeit in de kelders verdwenen. Het eeuwfeest is misschien een gelegenheid om de kajuit weer boven te halen.

Was vader de Gerlache een echte zeeman, dan koos zijn zoon voor de luchtmacht. “Ik ben eerder toevallig in het zeeleven terechtgekomen”, bekent hij. “Toen 1958 uitgeroepen werd tot Internationaal Geofysisch Jaar werden door vele landen expedities naar de zuidpool voorbereid. Alleen in België nam niemand een initiatief, zodat ik zelf een voorstel indiende. Al was het maar om de herinnering aan mijn vader levend te houden. Na anderhalf jaar lobbyen kreeg ik van de regering het licht op groen voor een wetenschappelijke zuidpoolexpeditie en besloot ik zelf het commando te voeren. De gelegenheid maakt de man !”

Voor dit avontuur had de Gerlache een subsidiebedrag van 40 miljoen gekregen, maar dat bleek onvoldoende voor een dergelijke grootschalige onderneming. Net als zijn vader ging hij de boer op om sponsors te vinden, die nog eens 20 miljoen bij elkaar brachten. “Het feit dat ik de zoon van mijn vader was, vergemakkelijkte dat allicht”, voegt hij er schalks aan toe.

Bij wijze van

oefening nam Gaston de Gerlache in de jaren vijftig als waarnemer deel aan een Franse zuidpoolexpeditie. Alvorens in 1957 met zijn eigen equipe van 17 man vanuit Antwerpen te vertrekken, net als zijn vader dat in 1897 had gedaan. Op 12 november ’57 lichtte het splinternieuwe Noorse schip Polarhav het anker. We lezen in het dagboek van Gaston de Gerlache : “Ik denk aan een ander vertrek. Dat van de Belgica zestig jaar geleden op dezelfde grijze wateren van de Schelde. Een dag die in elk opzicht sterk geleek op deze.” Gaston de Gerlache publiceerde in 1960 zijn reisverslag onder de titel Retour dans l’Antarctique (in het Nederlands vertaald als “Terug naar de Zuidpool”, uitgegeven bij Lannoo).

Om een lang verhaal kort te maken : de Polarhav bereikte de zuidpool in de maand december. Op tweede kerstdag werd geland aan de Prinses Ragnhild Kust, die deel uitmaakt van Koningin Maud Land. De plaats werd geschikt bevonden voor de bouw van een basis, die genoemd werd naar koning Boudewijn. De meest nabije buren waren de Noren, op 900 kilometer afstand, en een Australische basis op 1600 kilometer. Gedurende 14 maanden werd belangrijk wetenschappelijk werk verricht rond meteorologie, zonnestralingen, zuiderlicht, de ionosfeer, magnetische stormen, atmosferische elektriciteit, radioactiviteit, glaciologie, en andere weinig alledaagse domeinen. Bovendien werd ook een onbekend gebied in kaart gebracht, zodat men hier voortaan spreekt van de Belgica Mountains, zijnde o.m. Kerchove de Denterghem-berg, De maere-berg, Solvay-berg en de Prins de Ligne-bergen.

Op 21 februari 1959 werd de equipe weer opgehaald door de Polarhav om op 2 april 1959 triomfantelijk in Oostende te worden ingehaald. “Wij hebben dat woestijnachtige en bevroren vasteland verlaten”, besluit de Gerlache zijn boek. “Doch zelf verlaat het ons niet meer. Schonk het ons niet de hoogste vreugden ? Zichtbare vreugden, waarom onophoudelijk de herinnering zich draait : aangrijpende schoonheid van die vlakten, die spiegelingen, die betoverende bergen. Innerlijke vreugden vooral : de diepte van eenzaamheden die grimmig hun geheim verdedigen, verheven strijd van de geest tegen de krachten der natuur. Tenslotte de zekerheid mannenwerk verricht te hebben ; die vormt, naar ik meen, de kern van die onvergankelijke herinnering welke wij met ons meedragen.”

De reisroman

is niet van heroïsme gespeend. De heldhaftige auteur werd trouwens bekroond met de Grand-Prix Franco-Belge des Ecrivains d’Expression Française de la Mer et d’Outremer.

“Een zuidpoolreis blijft natuurlijk een avontuur, al waren de omstandigheden zeker niet zo penibel als ten tijde van mijn vader”, getuigt de Gerlache. “In 1898 leden de meeste expeditieleden aan scheurbuik, wat in enkele gevallen tot krankzinnigheid leidde. Wij hadden tenminste diepgevroren voedsel en vitaminen. Mijn vader zat ook de hele tijd op zijn schip, dat vijftien maanden in het pakijs vastzat. Wij verbleven op het land in een comfortabele basis, waar de mazoutverwarming zorgde voor een knusse 18 graden, terwijl het buiten tot -50 graden vroor. Bovendien hadden we drie rupswagens, twee vliegtuigen en verscheidene hondensleden ter beschikking. We hadden zelfs telefonische verbinding met België. Om de twee weken konden we naar huis telefoneren, wat het er echter niet gemakkelijker op maakte. Toch moet men de psychologische moeilijkheden van zo’n overwintering niet overroepen. Er waren wel eens kleine strubbelingen, mensen hebben nu eenmaal hun karakter. Maar iedereen zat in dezelfde situatie, voor anderhalf jaar gescheiden van vrouw en familie. Men moest er door. We leefden in een mannengemeenschap. Maar onze vrouwen op het thuisfront hebben ons zeer moedig bijgestaan.”

De basis

is nog verscheidene jaren actief geweest. Na de ploeg van baron de Gerlache werden er nog twee Belgische teams naartoe gestuurd, onder leiding van kapitein Bastin en majoor De Rom, beiden ook van de luchtmacht. Dan werd de geldtoevoer teruggeschroefd, maar in samenwerking met Nederland konden in de jaren ’60 nog drie expedities worden afgevaardigd. De tweede daarvan, in 1964, werd andermaal geleid door Gaston de Gerlache. De laatste campagne werd afgeblazen in februari 1967. De Koning Boudewijn-basis werd geëvacueerd en verdween voorgoed onder het pakijs. Belgische vorsers, zoals geoloog Tony Van Autenboer en glacioloog Hugo Decleir, gingen nog tot 1970 met Zuid-Afrikaanse teams mee. Toen ging de geldkraan definitief dicht. Pas in 1985 en dat tot de dag van vandaag werden er weer kredieten ingeschreven voor wetenschappelijk poolonderzoek. Vanaf dat ogenblik werden jaarlijks een vijftal experts met buitenlandse missies meegezonden.

“Het is jammer dat er volgend jaar, als hommage aan mijn vader, geen Belgische wetenschappelijke expeditie kan plaatshebben”, zucht Gaston de Gerlache, die nog steeds voorzitter is van het Belgisch Nationaal Comité voor Antarctisch Onderzoek. “De oprichting van een nieuwe Belgische basis op de zuidpool is een utopie geworden. Wat niet betekent dat het eeuwfeest onopgemerkt zal voorbijgaan.”

Tal van initiatieven voor de twee komende jaren worden voorbereid. Er zal een wetenschappelijk symposium plaatshebben, een happening in Antwerpen, een tentoonstelling in Brussel door de makers van de succes-expo “Ik was 20 in ’45”, een film, een televisiereeks en als toemaatje een stunt door Alain Hubert en Didier Goetghebuer, die als eersten Antarctica met de slede willen doorkruisen, zonder onderweg bevoorraad te worden. Bovendien zal Gaston de Gerlache samen met zijn echtgenote in februari 1997 deelnemen aan de herdenkingscruise voor zijn vader, een organisatie van reisagent Herman Hannon (Asteria). De baron zal tijdens de cruise trouwens archieffilms uit de oude doos draaien en van commentaar voorzien.

“Het zal zeker een emotioneel moment zijn als we de Gerlache Straat zullen binnenvaren”, weet hij. “Ik zal de hand van mijn vader op mijn schouder voelen. Net zoals dat het geval was toen ik de driekleur mocht hijsen op de Koning Boudewijn-basis. Maar bovenal zal ik genieten. We varen door het mooiste landschap, maar tegelijk een van de moeilijkste delen van Antarctica. Weet u dat het na mijn vader vijftig jaar geduurd heeft voor een machtige Amerikaanse ijsbreker in dat gebied enkele graden zuidelijker is geraakt. Ik denk dat mijn vader uiteindelijk veel geluk gehad heeft dat hij levend teruggekomen is. Een tweede overwintering zou voor vele expeditieleden fataal geweest zijn, en de Belgica heeft zich slechts op het nippertje na vijftien maanden uit het pakijs kunnen bevrijden. Was Adrien de Gerlache een avonturier ? Is een astronaut een avonturier ? In mijn ogen niet. Een avonturier neemt risico’s voor zichzelf. Mijn vader nam risico’s in naam van de wetenschap.”

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. De drie zonen van Gaston de Gerlache, Bernard, Jean-Louis en François, hebben ook reeds hun eerste zuidpoolreis achter de rug. Nu is het de beurt aan de zeventien kleinkinderen !

Voor informatie over de “Adrien de Gerlache Commemorative Antarctic Cruise” (van 2 tot 21 februari 1997) : Asteria, Middelburg 2, 1170 Brussel. Tel : (02) 660.70.70. Fax : (02) 675.11.88.

Gaston baron de Gerlache de Gomery, met keizerspingouïn Hans : Ik zal de hand van mijn vader op mijn schouder voelen als we de Gerlache Straat zullen binnenvaren.

Hierboven : Gaston de Gerlache tijdens zijn expeditie. Rechtsboven : de Belgica in 1898 ; hiernaast : de Koning Boudewijnbasis in 1958. De omstandigheden waren niet zo penibel als ten tijde van mijn vader, maar de zuidpool blijft altijd een avontuur, getuig

Souvenirs van de Belgica-expeditie. Zilveren koffiekan en het servies. Let wel : de officiers aten uit sjiekere borden dan de matrozen.

Kasteel den Ast in Huise-Zingem bij Mullem. Baron de Gerlache en zijn echtgenote zijn samen 24 jaar burgemeester geweest van het dorp.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content