Funny Games

In het controversiële “Funny Games” stelt de Oostenrijkse filmmaker Michael Haneke de onschuld van de passieve kijker aan de kaak, door hem te wijzen op het feit dat hij wordt gemanipuleerd.

Op weg naar zijn riant buitenverblijf verdrijft een driekoppig gezin de tijd met een klassieke muziekquiz. Het idyllische van dat moment wordt bruusk onderbroken door de filmtitel en de metalnoise van John Zorn. De kijker beseft dat hij geen romantische familiekomedie te zien zal krijgen. Eenmaal in hun villa aangekomen, krijgt het gezin bezoek van twee nette en vriendelijke jongens. Hun witte short, polohemd en gympjes staan niet voor sportiviteit, maar voor de dood. De twee jongens beloven dat de familie tegen het ochtendgloren niet meer in leven zal zijn. Ze trekken van de ene villa naar de andere en moorden de inwonenden ervan uit. Een motivatie of doelstelling hebben ze niet. Ze doen het misschien – inderdaad – louter om de sport. Het gebrek aan een welomschreven beweegreden van de twee moordenaars is het meest shockerende element van de film.

Een Hollywood-productie zal steeds – al betreft het een waardeloze B-film – uitleg verschaffen bij de handelingen van de moordenaar. Maar tegen dergelijke formules is de Oostenrijkse filmmaker Michael Haneke nu net gekant. Hij wil de kijker aan het denken zetten door te provoceren. Uit Hanekes filmoeuvre spreekt bovendien geen spontane levensvreugde. Zijn eerste langspeelfilm, “Der Siebente Kontinent”, is een ijselijke dissectie van het ogenschijnlijk gelukkige bourgeoisgezin dat op het einde van de film gezamenlijk zelfmoord pleegt. Het klinische materialisme van de welvaartmaatschappij, de impact van de moderne technologie op het dagelijkse leven en de invloed van de media op agressie en geweld, vormen een rode draad in het werk van deze Oostenrijkse filmmaker.

“Funny Games” is een logisch vervolg op zijn drieluik “Der Siebente Kontinent” (1989), “Benny’s Video” (1992) en “71 Fragmente einer Chronologie des Zufalls” (1994). In “Funny Games” richt een van de twee moordenaars zich een paar maal rechtstreeks tot de toeschouwer. Het is een techniek die Jean-Luc Godard al gebruikte in de jaren ’60 om de kijkgewoontes van de toeschouwer te doorbreken. Haneke wil met deze confrontatie tussen personage en publiek de onschuld van de passieve kijker aan de kaak stellen door hem te wijzen op het feit dat hij wordt gemanipuleerd. Haneke is niet geïnteresseerd in de daad van het moorden, maar wel in de gevoelens van het slachtoffer. In “Funny Games” is de toeschouwer het slachtoffer. Haneke sleurt hem uit zijn comfortabel identificatieproces en wijst hem (nogal moraliserend) op de manier waarop hij geweld in fictie goedkeurt.

PIET GOETHALS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content