Frankrijk heeft gefaald

Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

Frankrijk is lange tijd het land bij uitstek geweest voor arbeidsmigratie. Lange tijd ging dat goed, maar toen de link tussen instroom van nieuwkomers en de invulling van banen doorbroken werd, zijn de kiemen van interne conflicten gezaaid.

De discussie over het Franse immigratiebeleid laait opnieuw op. Heeft Frankrijk jarenlang een te laks immigratiebeleid gevoerd? Is het integratiebeleid mislukt? Zijn de duizend Franse Syriëstrijders gefrustreerde allochtonen die geen baan vinden? Of is er iets anders aan de hand? Het klassieke argument van economische achterstelling die allochtonen uit frustratie richting islamfundamentalisme stuwt, overtuigt niet. Verschillende Franse Syriëstrijders zijn hoger geschoold of hadden een baan.

Almaar meer opiniemakers, sociologen en economen wijzen erop dat het gaat om een breder probleem van een mislukt immigratiebeleid. De omstreden polemist Eric Zemmour, vorige week nog in Brussel om zijn boek Le suicide français te promoten, wordt vaak met de vinger gewezen voor zijn scherpe kritiek op de multiculturele samenleving. Maar de passages over het Franse migratiebeleid in zijn vuistdikke boek voeden wel het debat.

Immigratie

Eigenlijk is Frankrijk vanaf het midden van de 19de eeuw een immigratieland geworden. Dat kwam door de industrialisering, maar ook omdat de Franse landbouwsector dringend behoefte had aan extra arbeidskrachten. Vanaf 1850 en tot het begin van de 20ste eeuw kwam 90 procent van immigranten uit Italië, Spanje en België. Het ging om zuivere arbeidsmigratie en de nieuwkomers integreerden zich zeer snel in de Franse samenleving. Assimilatie is hier een beter woord. De immigranten pasten hun leefgewoonten aan en gaven hun kinderen Franse namen.

In de eerste helft van de 20ste eeuw wijzigde de migrantenpopulatie lichtjes. Er kwamen minder Belgen en meer Oost-Europeanen, vooral Polen. Vanaf de jaren zestig kwam een eerste omslag. Het gewicht van de Noord-Afrikaanse immigratie nam toe, vooral uit Algerije en Marokko. Tegen begin jaren zeventig kwam bijna de helft van de immigranten in Frankrijk uit de Maghreblanden. Op dat moment ging het nog altijd om arbeidsmigratie.

De situatie wijzigde aan het begin van de jaren zeventig. De werkloosheid nam toe, er was de eerste oliecrisis (1974) en Frankrijk besloot een migratiestop door te voeren, nota bene onder Valéry Giscard d’Estaing, een liberale president. Dat was het moment waarop de Franse overheid de band tussen immigratie en arbeidsmarkt doorknipte. Het gros van de immigratie was sindsdien gelinkt aan familiale omstandigheden zoals gezinshereniging. De niet-Europese immigranten maakten voor het eerst ook de meerderheid van de nieuwkomers uit. Dat is sindsdien niet veranderd. In 2013 verwelkomde Frankrijk 18.000 economische migranten, tegenover 98.000 mensen die het land binnenkwamen om familiale redenen. Van die laatste groep begaven zich weinigen op de arbeidsmarkt.

Parallelle samenleving

In de jaren zeventig en vooral vanaf de jaren tachtig zwakte Frankrijk bovendien zijn filosofie van assimilation af, vooral onder invloed van de linkerzijde. In tegenstelling tot vroegere migranten werd van de nieuwkomers niet langer verwacht dat ze zich volledig aanpasten aan de leefgewoonten van het gros van de Fransen. Met als gevolg dat de allochtone gemeenschap in Frankrijk een parallelle samenleving werd, die de banden met het thuisland nooit volledig doorknipte. Veelzeggend waren enkele voetbalinterlands tussen Frankrijk en Algerije of Marokko aan het begin van de eeuwwisseling. Toen voor het begin van de wedstrijd de Marseillaise weerklonk, overstemden de allochtonen in het stadion die met een fluitconcert.

Onderzoek toont aan dat hoge werkloosheid bij allochtonen niet in eerste instantie bepaald wordt door gebrekkige opleiding of discriminatie. Vooral de afwezigheid van een voldoende uitgebreid sociaal netwerk leidt ertoe dat iemand moeilijk aan een baan geraakt. Welnu, de Franse allochtonen woonden en wonen vooral in de Franse voorsteden (de banlieues), waar zich dus langzaam maar zeker parallelle moslimgemeenschappen ontwikkelden, die almaar minder contact hadden met de rest van Frankrijk. Of waarbij die contacten zeer conflictueus verlopen zoals de rellen in een aantal voorsteden (2005) en in Parijs zelf (2014) aantonen. De banlieues vormden ook een voedingsbodem voor moslimextremisme.

Komt er nog bij dat de kansen van nieuwkomers veeleer beperkt zijn door de specifieke situatie op de Franse arbeidsmarkt. Die wordt al jarenlang gekenmerkt door hoge loonkosten, een zeer rigide ontslagrecht en een 35-urige werkweek die niet direct bijdraagt tot jobcreatie. De Franse bedrijven zijn weinig competitief. Frankrijk, altijd gekenmerkt door een sterk etatistische traditie, heeft het de voorbije jaren zeer moeilijk gehad om zich aan te passen aan de geglobaliseerde liberaal-kapitalistische economie. Duitsland bijvoorbeeld heeft dat wel gedaan. Het gevolg is dat bijvoorbeeld de Franse jeugdwerkloosheid met 24 procent bijna Zuid-Europese niveaus haalt, terwijl die in Duitsland met 8,1 procent zeer laag blijft. En die hoge Franse jeugdwerkloosheid laat zich in belangrijke mate voelen bij de Franse moslimgemeenschap.

Franse werkgevers

Eric Zemmour ziet de combinatie van een ondoordacht immigratiebeleid en Frankrijk dat zich moeilijk kan of wil aanpassen aan een liberale wereldeconomie als oorzaken van de problemen waarmee de Franse samenleving kampt. “De culturele en economisch integratie van de Belgische, Italiaanse of Poolse immigranten in de 19de en 20ste eeuw is geslaagd. Maar ze is mislukt als we kijken naar de Noord-Afrikaanse immigratie. De Franse samenleving is hopeloos verdeeld: in de grote steden zijn er wijken waar er geen autochtone Fransen meer wonen, waar men leeft zoals in de Arabische thuislanden en waar de werkloosheid piekt. Ik vrees voor een libanisering van de Franse samenleving. Mijn land lijkt meer en meer op Libanon met van elkaar gescheiden gemeenschappen.”

Zemmour, net als nog altijd een groot deel van de Franse bevolking een criticus van het vrijemarktdenken, wijst met een beschuldigende vinger naar de Franse werkgevers. “De Franse werkgevers zijn decennialang voorstander geweest van een immigratie van goedkope buitenlandse arbeidskrachten. Dat zorgde aanvankelijk voor een concurrentievoordeel. Maar het beleid van gezinshereniging vanaf de jaren zeventig heeft dat verstoord. De immigratie was niet langer arbeidsmigratie. De nieuwkomers werden vaak werkloos. Intussen hadden de Franse bedrijven hier door de stijgende loonkosten een concurrentienadeel en kozen ze voor verhuizing. De gevolgen zijn bekend. De grote Franse bedrijven bevinden zich in het buitenland en de werkloosheid is sindsdien blijven stijgen.”

ALAIN MOUTON

Frankrijk heeft het zeer moeilijk gehad om zich aan te passen aan de geglobaliseerde liberaal-kapitalistische economie. Het gevolg is dat de Franse jeugdwerkloosheid met 24 procent bijna Zuid-Europese niveaus haalt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content