Fiscale superspeurders zijn niet meer zo super
De staatskas is leeg. En heel wat mensen stellen zich vragen bij het vermogen van de BBI om de grote financiële criminaliteit aan te pakken.
Marcel Lamy is de gewezen gewestelijk directeur voor Brussel van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI). Voor jongere belastingbetalers is hij een grote onbekende. Nochtans was de man jarenlang de verpersoonlijking van de BBI in de media. Zijn opvallende verschijning met het legendarische zwarte leren jasje en de kaalgeschoren kop gaf allure aan het elitekorps van de belastingadministratie.
Lamy heeft ertoe bijgedragen om het beeld in het collectieve geheugen te nestelen van een superfraudejager die alles op alles zette en zich niet liet imponeren. “Het was het gouden tijdperk van de BBI”, herinnert zich een van zijn vroegere inspecteurs, die daarmee impliciet verwijst naar de onderzoeken die onder meer geleid hebben tot de veroordeling van ex-premier Paul Vanden Boeynants of de onthulling van fraude bij Stella Artois.
Meer in de schaduw dan vroeger
Dat tijdperk lijkt nu wel voorbij. Enkele invallen op antiekveilingen en een aantal verklaringen in het raam van het belastingfraudeschandaal in Liechtenstein niet te na gesproken, laat de BBI de jongste tijd veel minder van zich horen. Dat belet haar niet om efficiënt te blijven werken en actief deel te nemen aan de strijd tegen de fiscale fraude. Vorig jaar inden de inspecteurs voor het derde opeenvolgende jaar meer dan een miljard euro aan bijkomende belastingen. Daarnaast behandelde de BBI vorig jaar 163 dossiers in verband met btw-carrousels. Dat was 28 procent meer dan in 2007 en leidde tot de invordering van meer dan 250 miljoen euro.
Toch dienen die cijfers met de nodige omzichtigheid gehanteerd te worden. Gaat het om bedragen die bekendgemaakt of echt geïnd werden? Een ander minpunt is dat er ondanks die indrukwekkende buit de jongste tijd veel minder nieuws te rapen valt rond fraudezaken als die van KB Lux, van Didier Pineau-Valencienne (de ex-patron van de Franse onderneming Schneider), van de zaak van de FBB-constructies (forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting) of van de zogenaamde kasgeldvennootschappen. Volgens sommige schattingen zouden in de grote belastingschandalen van de jongste vijftien jaar de fraudeurs tientallen miljarden euro aan belastingen hebben kunnen ontduiken.
Het heeft alleszins de nieuwe lichting inspecteurs de moed ontnomen om de ingewikkeldste fiscale constructies aan te pakken. Sommigen lieten zich er zelfs toe verleiden naar het andere kamp over te stappen, naar grote auditbureaus of de kantoren van accountants en revisoren… om er de belangen te verdedigen van de belastingplichtigen die ze destijds bij de BBI onder handen namen. En dat alles voor een behoorlijke vergoeding en het hele arsenaal voordelen in natura.
Een zekere genrevermenging
De vraag rijst dus waarom belangrijke dossiers die door de BBI behandeld werden nooit tot een veroordeling hebben geleid. “Al enkele jaren ontbreekt de politieke wil om de grote fiscale fraude aan te pakken”, poneert een van de ‘superinspecteurs’, die voorzichtigheidshalve anoniem wil blijven.
Hij is van oordeel dat het allemaal begonnen is in de jaren tachtig toen – na de boven gemelde, klinkende affaires – de BBI hinderlijk werd voor het establishment. Prozaïscher gezegd: men begon er zich rekenschap van te geven dat de speurhonden van de BBI iets te veel de prerogatieven van de rechterlijke macht aantastten door in onderzoeken tussenbeide te komen. Daarop kwam het befaamde handvest van de belastingplichtige tot stand. Officieel had dat tot doel om de belangen van de belastingbetaler te verdedigen tegen mogelijk misbruik van de belastingadministratie. “Het was duidelijk een middel om de BBI stokken in de wielen te steken”, zo oordeelt onze eerste gesprekspartner.
De BBI mag niet meer deelnemen aan huiszoekingen en aan de ondervragingen door de politie en dat bemoeilijkt de samenwerking tussen de belastingadministratie en justitie. “Het lijkt mij ondenkbaar dat binnen een systeem van scheiding van machten een klager kan deelnemen aan het onderzoek, vooral als hij tot een andere staatsmacht behoort”, benadrukt de advocaat-fiscalist Thierry Afschrift in dat verband.
Onvoldoende middelen?
Bij die demotivering komen dan nog eens allerlei fouten die het gevolg zijn van de crisis en het gebrek aan organisatie binnen de administratie. Zo is naar verluidt de samenwerking tussen de BBI en de centrale administratie verre van ideaal. Sommigen gewagen zelfs van een ongezonde concurrentie tussen de twee departementen, die de BBI ertoe zou aanzetten om ‘omzet’ te draaien ten koste van de kwaliteit van de dossiers.
Dat wil dan weer niet zeggen dat de ambtenaren van de BBI helemaal geen kwaliteiten bezitten en hun stiel niet zouden kennen. Integendeel. “Een groot deel van de BBI-ambtenaren houdt de traditie van dialoog in ere en tracht tot een overeenkomst te komen om te vermijden dat geschillen eindeloos uitgerekt worden”, stelt Afschrift vast. “Zo’n correctheid stellen we bij velen onder hen vast.”
Sébastien Buron
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier