Fiscale schuld, fiscale boete
Als u betrapt wordt op te snel rijden, hangt u een strafrechtelijke boete boven het hoofd. Bent u het niet eens met de minnelijke schikking die u wordt aangeboden, dan blijft u onschuldig tot een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank u definitief veroordeelt voor de gepleegde feiten, nadat u zich in alle objectiviteit heeft kunnen verweren. Ik hoop dat het bovenstaande, dat behoort tot de essentie van de rechtstaat en de fundamentele rechten van het individu, voor u vanzelfsprekend is. Nochtans gaan die essentiële principes in de fiscaliteit niet op.
Als u – uiteraard louter hypothetisch – een foutieve belastingaangifte doet, wordt u met twee aanspraken van de fiscus geconfronteerd. Enerzijds zal u uiteraard de belasting die u niet hebt betaald moeten voldoen. Anderzijds krijgt u ook een boete opgelegd. Die is niet min: de proportionele belastingverhogingen en boetes gaan van 10 tot 200 procent.
Die boetes moeten als een straf in de zin van het strafrecht worden beschouwd. Zowel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het Europees Hof van Justitie en ons nationaal Grondwettelijk Hof en Hof van Cassatie zijn het daar allemaal roerend over eens. Dat heeft dan ook als consequentie dat de belastingplichtige moet kunnen rekenen op een essentiële rechtsbescherming als hij door de belastingadministratie een boete aangesmeerd krijgt.
In vergelijking met de snelheidsovertreding is de belastingplichtige er schabouwelijk aan toe. De opgelegde boete maakt linea recta deel uit van het aanslagbiljet met de nagevorderde belasting dat bij hem in de bus valt. De rechtskracht van zo’n aanslagbiljet heeft de kracht van een vonnis en is onmiddellijk uitvoerbaar. De fiscus kan de nagevorderde belasting en de daaraan verbonden boete meteen innen. De belastingplichtige kan daar bezwaar tegen maken en naar de rechtbank trekken. Van een vermoeden van onschuld – zoals strafrechtelijk zou moeten gelden – is zo geen sprake meer: de belastingplichtige is de facto strafrechtelijk al veroordeeld. Niet door een rechter, maar door een administratief orgaan van de overheid: de fiscus.
De belastingplichtige moet kunnen rekenen op een essentiële rechtsbescherming als hij door de belastingadministratie een boete aangesmeerd krijgt.
Een probleem daarbij is dat de overheid de ambtenaren van de fiscale administratie alleen een gedegen opleiding geeft in de toepassing van de belastingwet en niet in de toepassing van de strafwet. Nochtans moeten de ambtenaren van de federale overheidsdienst Financiën wel de strafrechtelijke principes toepassen. Zij moeten bijvoorbeeld het bewijs van ‘opzet’ leveren in de strafrechtelijke zin van het woord. Maar dat ontgaat hen vaak volledig. In een politiek klimaat waar – overigens geheel terecht – ten strijde wordt getrokken tegen fiscale fraude, worden veel ondernemers en ondernemingen te zwaar gestraft, waarbij ook nog eens hun essentiële rechten op een verdediging worden geschonden.
Kritiek geven is één, een oplossing bieden is er een ander. Want uiteraard moet je belastingen kunnen innen en moet dat efficiënt gebeuren. Evenzogoed moet er beboet kunnen worden. Maar dan wel met respect voor de rechten van de belastingplichtige. Welnu, de oplossing ligt toch voor de hand? Laat de belastingadministratie de naheffing van de belasting verrichten. Daartoe kan de fiscus onmiddellijk een eigen uitvoerbare titel creëren met het aanslagbiljet. Voor de boete kan zij aan de belastingplichtige een voorstel richten. Beide partijen moeten daarover kunnen onderhandelen. Maar komen ze er samen niet uit, dan moet de rechter de boete opleggen in een vonnis. Mocht u denken dat dat geen goede benadering is, dan is het voorbeeld van de snelheidsovertreding supernuttig. Zo doen we dat daar toch ook?
De auteur is advocaat-vennoot bij Tuerlinckx Tax Lawyers.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier