Fiscaal bezwaarschrift wordt lege doos
Wie een hogere belastingaanslag krijgt, kan een bezwaarschrift indienen bij een hogere belastingambtenaar dan de controleur. De administratie holt die procedure nu uit via de interne instructie ‘proces 110’.
De administratieve instructie ‘proces 110’ verplicht fiscale ambtenaren sinds januari bezwaarschriften tegen de aanslag te verwerpen als de belastingplichtige geen andere argumenten of grieven aanhaalt dan bij de controle. Minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) erkende in het parlement het bestaan van die instructie. Echter: “Het is een document voor intern gebruik. Ik kan het u daarom niet bezorgen.” Ook onze poging dat document te verkrijgen van de federale overheidsdienst Financiën, mislukte. “In tegenstelling tot een rondzendbrief is een instructie uitsluitend bestemd voor de administratie”, stelt de woordvoerder.
Rendabele fiscus
“De administratie tracht het bezwaarschrift tegen een fiscale aanslag volledig onderuit te halen”, oordeelt fiscaal advocaat Jan Tuerlinckx. “Het past volledig in de filosofie van de minister, die een rechtvaardig fiscaal beleid ondergeschikt maakt aan rendement. Een ander voorbeeld is de verplichting van zijn ambtenaren om halfjaarlijks een minimumbedrag aan belastingen binnen te halen.”
Als de belastingplichtige na een belastingcontrole een bericht van wijziging van aangifte ontvangt, dan heeft hij het recht binnen een maand een “gemotiveerd en volledig” bezwaar in te dienen bij een adviseur-generaal (de vroegere gewestdirecteur). “Volgens de wet moet de ambtenaar in die administratieve beroepsfase dus in volle onafhankelijkheid een geargumenteerd advies geven”, redeneert Tuerlinckx. “Dat wordt nu in een pennentrek afgeschaft.”
“Het is een schande”, reageert ook fiscaal advocaat Thierry Litannie. “De controleur krijgt de instructie het bezwaar eenvoudigweg te verwerpen, zonder verdergaand onderzoek. Dat druist in tegen de geest van de wet en het beginsel van goed bestuur.”
Bezwaarschrift afschaffen
Jan Van Dyck suggereerde in Fiscoloog het administratieve bezwaarschrift dan maar af te schaffen. Tot voor de procedurehervorming 1999 was het bezwaar nog de eerste stap in de gerechtelijke procedure en was de gewestelijk directeur een soort van rechter, redeneert hij. Een beroep tegen zijn beslissing kon dan ook enkel voor het hof van beroep, niet in eerste aanleg. In 1999 werden de rechtbanken in eerste aanleg wel bevoegd voor fiscale dossiers.
“Het ontbrak de hervormers evenwel aan moed dan meteen ook maar consequent de bezwaarprocedure af te schaffen”, schrijft Van Dijck. “Men heeft de fiscale procedure inzake inkomstenbelastingen gewoon met een instantie verlengd. Dat neemt niet weg dat de administratieve behandeling wel degelijk zin kon hebben, omdat een gesprek met een hoge ambtenaar de zaak definitief kan beslechten.”
Van Dyck pleit ervoor de huidige formele procedure te vervangen door een meer informeel overleg. “Vandaag is een beroep voor de rechtbank slechts mogelijk als men een formeel bezwaarschrift heeft ingediend”, meldt hij ons. “Bovendien is ook een beroep op de bemiddelingsdienst van de fiscus slechts mogelijk na zo’n bezwaarschrift. Dat is een loodzware procedure. Bij de btw is die administratieve fase minder log. De belastingplichtige kan met de ambtenaar informeel overleggen over een fiscale oplossing.”
Bij een akkoord is de zaak afgehandeld. Zo niet, kan de ambtenaar via een dwangbevel een btw-heffing eisen. De belastingplichtige kan zich daartegen verzetten bij de rechtbank van eerste aanleg. “Er is snel meer duidelijkheid”, stelt Van Dyck, die kabinetschef was van de vroegere minister van Financiën Koen Geens (CD&V). “Men zou die moderne procedure ook beter toepassen voor de personenbelasting. Helaas gaan in de administratie stemmen op om net het omgekeerde te doen en de procedure voor de btw te formaliseren. Dat is een stap terug.”
Afschaffen of versterken
Met het proces 110 heeft het bezwaarschrift voor de personenbelastingen weinig zin meer, meent ook van Dyck. “De bezwaarprocedure blijft nu verweesd en uitgehold achter”, stelt hij. “Ze wordt dan ook beter afgeschaft.”
Jan Tuerlinckx is het daar niet mee eens. Uit het jongste jaarverslag van de federale overheidsdienst Financiën van 2016 blijkt dat 23.452 bezwaarschriften werden ingediend in dossiers over personenbelastingen. Daarvan werden er 10.639 ingewilligd. Voor vennootschapsbelastingaanslagen waren er 4961 bezwaarschriften, waarvan 1832 werden ingewilligd. “Die cijfers wijzen erop dat het bezwaarschrift wel degelijk zin heeft”, redeneert Tuerlinckx. “In de bezwaarfase kan de adviseur-generaal ook bijkomend onderzoek verrichten, wat een ander licht kan werpen op een verschil in mening of interpretatie. Ook de bemiddelingsfase is een goede zaak voor de belastingplichtige, omdat dan een ambtenaar met een frisse kijk op het dossier tot een beter resultaat kan komen. Het bezwaar is dus een uiterst waardevol middel in efficiënte fiscale rechtshandhaving. Het zou beter zijn de procedure van het bezwaar te versterken, in plaats van de teugels te vieren. Als het bezwaar wordt afgeschaft, kunnen al die betwistingen naar de rechtbank vloeien. Dat is organisatorisch onhoudbaar. Daarenboven zijn de meeste rechters niet echt vertrouwd met de fiscale finesses. De hogere ambtenaar is dat wel.”
Uiteindelijk ontzeg je de belastingplichtige de toegang tot de eerste fase van de administratieve rechtspraak en verplicht je hem zich voor de rechtbank te verdedigen” Thierry Litannie, fiscaal advocaat
Verborgen agenda
Thierry Litannie vermoedt een verborgen agenda achter de instructie. “Uiteindelijk ontzeg je de belastingplichtige zo de toegang tot de eerste fase van de administratieve rechtspraak en verplicht je hem zich voor de rechtbank te verdedigen”, redeneert hij. “In zaken waarbij de belastingplichtige misschien gelijk heeft, maar waarbij de financiële belangen relatief gering zijn, zal de belastingplichtige moeten opgeven omdat de proceskosten anders disproportioneel hoog zouden uitvallen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier