FINNEN BEKVECHTEN ALLEEN OVER NIEMENDALLETJES

Nokia en Siemens versmelten hun netwerkactiviteiten tot een nieuwe en felle wereldfirma. De Finnen leven in een nuchter en strijdlustig land. Hun economie was begin jaren negentig een vagevuur. Wat veroorzaakte de verandering? De homogeniteit van de 5 miljoen Finnen.

Nokia maakte ooit rubberlaarzen en brol voor houthakkers. Het mobieltje dat u op zak hebt, tilde het bedrijf laat in de vorige eeuw uit de Bokrijkeconomie. De Finnen nemen de leiding van Nokia Siemens Networks, en het hoofdkantoor van de fusiegroep kijkt uit over de Finse Golf, niet het centrum van de beschaving. En toch.

Bezoek voor het beste uit Finland de eigen winkels van Ittala in Antwerpen en Utrecht. Ittala is een dorpje op 120 kilometer ten noorden van Helsinki, waar hemels design in regenboogkleuren geschapen wordt. De regenboog is goed voor ontwerpers, niet om een economisch beleid te voeren, oordeelt Pekka Ylä-Anttila. Hij is geen toogfilosoof met stinkende adem en bierbuik die rechtse of linkse militantencafés meubileert. Ylä-Anttila is directeur onderzoek van de onafhankelijke denktank ETLA, die gaat over economie, in Helsinki. Hij is de schrijver of medeschrijver van 25 boeken over industriebeleid, adviseerde de regering voor haar Nationale Industriële Strategie in 1992-1993 en is lid van de ministeriële stuurgroep ‘Finland in de globale economie’. Voor meer over deze klepper, koop Finland as a Knowledge Economy van het World Bank Institute (2006).

Het geheim van de ommekeer. Het Finse financiële systeem kapseisde begin jaren negentig, het land verloor zijn belangrijkste markten in de USSR en de papierindustrie werd ziek. Het bbp zakte met 10 % en de werkloosheid klom van 2 tot 17 %. Vandaag groeit de Finse economie met 2,2 %, tegen 1,6 % voor de EU25. De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn 3,46 %, tegen 1,94 % voor de EU25. Wat was het geheim voor de ommekeer? Een slim meesterplan? In een recent interview met NRC Handelsblad zegt Ylä-Anttila: “Neen. We hadden het voordeel dat we een klein, homogeen land waren. Dat maakt beslissingen nemen makkelijker… We hebben minder dan 2 % buitenlanders, voornamelijk Esten en Russen.” Politici, vakbonden en onderwijs werkten in de tweede helft van de jaren negentig samen om de grondstoffeneconomie om te buigen tot een kenniseconomie.

Klein en homogeen? Hoe durft Pekka Ylä-Anttila zulke ketterij te verkondigen? Aan de galg zou hij moeten, zo zal de klassieke Belgische intellectueel denken. Dien je niet groot en heterogeen te zijn – vivat toch de diversiteit – om een hoge borst te mogen opzetten? De visie van Ylä-Anttila sluit nauw aan bij die van de Italiaanse economen Alesina en Spolaore in The Size of Nations. Dat boek uit 2003 is de beste analyse van de twistvraag: hoe groot dient men te zijn voor een gezonde economie? Is groot beter dan klein, is klein ten dode opgeschreven? Moet je een Europese Unie of een VS of een USSR of China zijn om economisch te bestaan?

De drie hoofdbesluiten van The Size of Nations zijn als volgt. Eén: in een democratische wereld zijn er meer landen (vandaag 200, begin twintigste eeuw geen honderd) dan in een ondemocratische wereld. Twee: gemeenschappelijke markten vergemakkelijken het ontstaan van nieuwe en kleinere landen (hun inkomen wordt niet aangetast door een kleine thuismarkt). Drie: de kosten van de heterogeniteit kunnen té hoog oplopen en een reden zijn om te streven naar een homogener, kleiner land met lagere kosten.

De kosten van heterogeniteit. De homogeniteit van Finland, zegt een belangrijke en onafhankelijke specialist, drukte de kosten van de heterogeniteit, met andere woorden: de kosten en het tijdverlies van het gesteggel, gevit, getreuzel over essentiële maatregelen om de economie te revitaliseren. Laten wij dit illustreren met Belgische voorbeelden. Tijdens de voorbije halve eeuw steeg het Vlaamse bruto regionaal product in reële termen met gemiddeld 3,3 % per jaar, tegenover 2,1 in Wallonië. Werkloosheidsgraad (2003) in Vlaanderen 7,4 %, in Wallonië 16,5 %. Werkgelegenheidsgraad (2003) in Vlaanderen 65,5 %, in Wallonië 57 %. Tewerkstelling in openbare diensten in Wallonië 39,1 %, in Brussel 38,3 %, in Vlaanderen 25,5 %. Enzovoort en zo meer. Je kan deze heterogeniteitslijst moeiteloos erg lang maken.

Uit zo’n verschil van economische elementen volgt een verschil van politieke elementen. Dat de Belgische federale regering een kibbelende kongsi is, kan geen verwondering wekken. Voeg daarbij de overheersing van de sociaaldemocratie in Wallonië en de traditionele onderdanigheid daar van de niet-socialistische partijen aan rood, en de centrumrechtse oriëntering van de Vlaamse burgers en de mayonaise blijft schiften. Finland heeft zich knap herpakt. België kan dat met zijn dubbelvolk en ruzies niet.

De auteur is directeur van Trends.

Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content