Feestvarkens

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Vergeleken met zijn Belgische collega heeft de Deense varkensboer een zorgeloos leventje. Hij kweekt, de coöperatie slacht en verkoopt over de hele wereld, voor elke markt wat wils. “Varkenspest ? Hebben we sinds 1933 niet meer gehad. Mestoverschotten ? Kennen we hier niet.”

Kopenhagen, Ringsted (Denemarken).

Wie de hand schudt van de Deense varkensboer Erik Skowgaard Kristensen voelt de zware knoken en de grove huid, getuigend van het jarenlange harde werk. Maar het resultaat mag er zijn : Kristensen rijdt met een blinkende 4X4, en lijkt met zijn zonnebril en frivool hemd zo weggelopen uit een bar aan een wit strand met palmbomen en blauwe zee. Kristensen heeft een bedrijf van 350 zeugen waarmee hij jaarlijks 7000 slachtvarkens produceert. Daarvoor krijgt hij momenteel 11,1 Deense kroon (60 frank) per kilo, ruim een kroon hoger dan de prijs die, rekening houdend met de kosten, volgens Kristensen een aanvaardbaar rendement geeft. “De massale opruiming van varkens in Nederland creëert schaarste,” zegt Kristensen, bijna verontschuldigend.

Kristensen en zijn 22.000 Deense collega’s zijn in goede doen. In Denemarken is varkenspest sinds ’33 niet meer voorgekomen, en mestoverschotten kennen ze niet. “Ik kan thuis met een gerust hart water uit de put drinken,” zegt Kristensen. In Denemarken is het maximum aantal varkens bij wet vastgelegd. Een boer mag per hectare niet meer dan 1,7 diereenheid hebben, wat neerkomt op zo’n 50 slachtvarkens. Met zijn 220 hectaren akkers heeft Kristensen voldoende om binnen de wettelijke perken zijn 7000 ton varkensmest uit te strooien. “Ik moet 3 kilometer rijden om mijn meest nabije collega-varkensboer te bereiken,” zegt Kristensen. “Op lange termijn is die reglementering een goeie zaak : mijn zoon moet het bedrijf overnemen. Wij kunnen maar niet begrijpen hoe Nederland en België hun varkensboeren zo laten begaan.”

Waarom Denemarken al zo lang geen varkenspest meer had, is op het eerste gezicht eenvoudig : het land is slechts door een smalle strook met het Europese continent verbonden. België en Nederland daarentegen zijn erg centraal gelegen en over hun grondgebied kunnen lustig (al dan niet besmette) varkens heen en weer worden gevoerd. Maar een smalle landstrook alleen beschermt niet tegen ziekten. Belangrijker is dat Denemarken niks anders doet dan varkens exporteren. De import van buitenlandse varkens is nagenoeg onbestaande, iets wat opnieuw heel anders ligt in Nederland en België. Maar waarom heeft Denemarken dan zo’n sterke exportpositie ? Daarop heeft Kristensen maar één antwoord : de Deense varkenscoöperaties. “Als je zoals Denemarken exporteert naar de wereldmarkt moet je voldoen aan strenge kwaliteitsvereisten,” zegt Kristensen. “De VS en Japan zenden geregeld inspecteurs om onze productie te onderzoeken. De beste manier om aan die kwaliteitsnormen te voldoen, is samenwerking.”

De geoliede Deense varkensmachine

Kristensen trad in ’71 toe tot de raad van bestuur van een kleine coöperatieve slachthuis in zijn dorp Morkov, in het noordwesten van het Deense eiland Zeeland, waarop ook de hoofdstad Kopenhagen ligt. Door fusies met andere coöperaties ontstond uiteindelijk Nordvest, dat in ’87 op zijn beurt fuseerde met Steff-Houlberg, waarvan Kristensen jarenlang vice-voorzitter was. Steff-Houlberg is nog de enige varkenscoöperatie van Zeeland. Op het Deense schiereiland bleven eveneens door concentratie nog drie grote coöperaties over, Danish Crown, Vestyske en Tican. De vier coöperaties zijn verenigd in de koepel Danske Slagterier en hebben liefst 95 % van de Deense varkensboeren als lid.

De sterkte

van de coöperaties ligt in hun deal met de boeren. Die laatsten beloven in een contract dat zij voor een periode van één tot drie jaar al hun slachtvarkens zullen leveren aan het slachthuis van de coöperatie. Die belooft in ruil alle varkens te kopen, hoeveel de boer er ook kweekt. Beide partijen doen voordeel : de boer is verzekerd van zijn inkomen, het slachthuis van zijn aanvoer. Daardoor kan het op zijn beurt langetermijncontracten sluiten met afnemers. Bovendien geeft die zekerheid zowel de boeren als de coöperatieve slachthuizen de mogelijkheid tegen interessante voorwaarden leningen af te sluiten zodat ze gemakkelijker investeren en hun bedrijf up to date houden.

Onmiddellijk valt het verschil tussen het coöperatieve Deense systeem en de gefragmenteerde Belgische markt op. Hier zijn ook wel enkele coöperaties, maar de boer kan zijn varkens evengoed aan privé-slachthuizen of particuliere veehandelaars verkopen. In België heerst onder de varkensboeren concurrentie. En er zijn grotere prijsschommelingen, je kunt grof geld verdienen maar evenveel verliezen. Als de Deense coöperaties daarentegen op de wereldmarkt 80 % van het Deense varkensvlees wordt uitgevoerd lagere prijzen kunnen bedingen, rekenen ze dat door in de prijs aan hun leden. Het risico wordt gespreid over alle boeren. De Deense varkensboer heeft dus op lange termijn een stabieler inkomen.

Dat vormt een schaduwzijde

van het Deense systeem. Kristensen : “Enkele weken geleden was de varkensprijs in Duitsland 2,5 kroon hoger dan hier. Enkele boeren hebben dan in het geniep varkens verkocht in Duitsland, werden betrapt, en moesten aan de coöperatie een forse boete betalen.” De discussie dat de boeren in staat moeten zijn om tot 15 % van hun varkens te leveren aan de hoogst biedende, buiten hun coöperatief contract om, loopt al jaren. Maar Kristensen is onvermurwbaar : “Het is het één of het ander. Iedereen mag risico’s nemen, maar dan moet men bereid zijn daar volledig voor op te draaien. Ons sterk punt is dat onze slachthuizen hun productie en verkoop lang op voorhand kunnen plannen. Dat kan niet langer als ze met plotse aanvoerdalingen worden geconfronteerd.”

In hun slachthuizen verwerken de coöperatieven het varkensvlees tot halffabrikaten (versneden stukken karkas) of afgewerkte producten (zoals allerhande worsten). Daarnaast beschikken de coöperaties over aparte bedrijven voor vleeswaren, zoals salami of pastei. Daarmee hebben de coöperaties de hele keten in handen, van stal tot tafel. Dat betekent dat snel op de wensen van de markt kan worden ingespeeld. Wil Japan varkensvlees met minder vet, dan hoeft die vraag geen lange weg af te leggen om bij de boer te geraken. “De Britten willen nu vlees van dieren die niet in hokken opgesloten zitten,” zegt Kristensen. “Dat zullen ze krijgen. Al zullen ze daar wel meer moeten voor betalen, want het is een duurdere productiemethode.”

De prijs

die de coöperatieve slachthuizen aan de boeren betalen, wordt wekelijks vastgelegd door de Danske Slagterier. De coöperaties gebruiken de prijs als sturingsmechanisme. Ze specialiseren zich in slachtvarkens van de gewichtsklasse 64 tot 78 kilo. Die uniformiteit van de aanvoer werkt kostenverlagend voor hun slachthuizen. Voor dieren in deze gewichtsklasse krijgt de boer de volle prijs. Per kilo onder de 64-grens of boven de 78-grens ontvangt hij een tiende kroon minder. Voor het vleesgehalte geldt een gelijkaardig sturingssysteem. Karkassen worden vergoed met een bonus van een tiende kroon per percentpunt boven een vleesgehalte van 59 %. Karkassen onder dat vleesgehalte krijgen een afhouding per percentpunt.

Tenslotte ontvangen de boeren een jaarlijkse nabetaling die afhangt van de winst van de coöperaties. Die nabetaling zorgt voor concurrentie tussen de coöperaties. Zijn boeren ontevreden over de nabetaling van hun coöperatie, dan kunnen ze na hun contracttermijn overschakelen op een concurrent. Het valt nochtans op dat de nabetalingen van de vier coöperaties omzeggens gelijk zijn. Bestaan er afspraken tussen de vier ? “Ze proberen dat ieder jaar,” zegt Kristensen, “maar kunnen het uiteindelijk niet laten om leden weg te snoepen bij elkaar. En vergeet de druk van de kleine, maar actieve privé-sector niet. Hun slachthuizen proberen onze leden te lokken met een bonus van 7 % tot 8 % bovenop de prijs van Danske Slagterier.”

Een veel geduchtere concurrent is de VS. In Zuidoost-Azië, waaronder Japan, verliezen de Denen steeds meer marktaandeel ten voordele van de Amerikanen. Als Denemarken dat onverkocht gebleven exportoverschot moet slijten in Europa, betekent dat een prijsdaling voor onze varkensboeren. “Veevoeder, huisvesting voor de varkens en arbeid is goedkoper in de VS,” zegt Kristensen. “Het is goedkoper om varkensvlees naar Japan te verschepen vanuit San Francisco of Seattle dan vanuit Denemarken. En de VS legt de varkensboeren minder milieuwetten op, al komt daarin nu verandering.”

De coöperatie, niets dan de coöperatie

Er zijn nog wel minpunten. In België kampen de varkensslachthuizen met overcapaciteit en moordende concurrentie, in Denemarken niet omdat ze volledig geïntegreerd zijn in de productiekolom van de coöperaties. Er schort echter wat aan de efficiëntie van de Deense slachthuizen, volgens Jos Jongerius, secretaris-generaal van het Nederlandse Productschap voor Vee en Vlees. Hij is lid van een van de vele buitenlandse delegaties die de Danske Slagterier dezer dagen over de vloer krijgt. “De Deense slachthuizen hebben hoge overhead– en coördinatiekosten, die ze gewoon kunnen doorrekenen in hun prijs aan de boeren,” zegt Jongerius. Hij rekent voor dat in Denemarken het slachten en uitsnijden van varkens 11,4 frank per kilo kost, in Nederland 7,3 tot 8,3 frank.

Maar er zullen veel meer minpunten nodig zijn vooraleer de Deense varkensboeren hun coöperatie vaarwel zeggen. Waarom zouden ze, de coöperatie zorgt voor alles. Wordt hun bedrijf besmet door een ziekte als de varkenspest, dan hebben ze geen enkele reden om dat te verbergen en nog vlug zieke dieren te verkopen : de coöperatie vergoedt de waarde van de opgeruimde varkens en het verlies aan inkomen. Komt er besmettingsgevaar van de terugkerende vrachtwagens die Deense biggen uitvoerden ? Geen probleem, de coöperaties betaalden de installaties voor desinfectie van de vrachtwagens aan de grens. Worden de Deense varkensboeren dan niet rijk, ‘s nachts slapen ze gerust.

JOZEF VANGELDER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content