Federale staat door eigen schuld krap bij kas

De financieringswet die massa’s geld doorsluist naar de deelstaten heeft de federale overheid armlastig gemaakt. Economen relativeren: dat de federale regering op droog zaad zit, heeft ook met een aantal verkeerde beleidskeuzes te maken.

Eergisteren ging het Octopusoverleg van start. Dat moet leiden tot een nieuwe staatshervorming. Deze politieke jamboree moet zich niet alleen afvragen of er bepaalde bevoegdheden moeten worden overgeheveld van het federale naar het deelstaatniveau of omgekeerd. Ook moet er werk worden gemaakt van een transparant financieringssysteem voor de verschillende overheden. De voorbije jaren werden tijdens verschillende fases in de staatshervorming immers naast bevoegdheden massaal middelen (btw, geld uit de personenbelasting) overgeheveld van de federale kas naar de deelstaten. Resultaat is dat de federale overheid ongeveer 15 % van alle overheidsinkomsten overhoudt. De rest gaat onder andere naar de sociale zekerheid, maar ook naar de deelstaten.

Hier en daar wordt er zelfs voor gepleit om een deel van de middelen opnieuw naar de federale kas te laten terugstorten. Een onderzoek van Vlekho-econoom Koen Algoed en KUL-hoogleraar Dirk Heremans dat weldra in het Kwartaalschrift voor Economie verschijnt, plaatst daar een aantal kanttekeningen bij. Het is natuurlijk juist dat de deelstaten royaal profiteren van de Bijzondere Financieringswet (BFW), maar de overheid heeft op zijn minst twee fouten gemaakt, zo stellen de onderzoekers. Primo: ze is te snel bijgesprongen toen de Franse gemeenschap financieel in de problemen kwam. Koen Algoed: “Terwijl het eerst aan de gemeenschappen zelf zou zijn om intern orde op zaken te stellen.”

Door die gulheid heeft de Lambermontstaatshervorming de facto een impliciet spaarpotje voor de federale overheid geëlimineerd. Dat komt omdat in 2001 naast de btw-inkomsten die naar de gemeenschappen gingen nog extra middelen werden toegekend. Met het gewicht van de algemene btw-dotatie aan de gemeenschappen valt het nog mee. In 2000 bedroeg de btw-dotatie 9,5 miljard euro of 3,69 % van het bbp. In 2012 zal dat 11,6 miljard euro zijn of 2,97 % van het bbp. Maar met de bijkomende Lambermontmiddelen loopt de totale btw-dotatie echter op tot 14,4 miljard euro of 3,67 % van het bbp. (zie tabel: Evolutie van de btw- dotatie) Zonder bijkomende Lambermontfinanciering zou de federale overheid in 2012 een extra budgettaire marge gekend hebben van 0,7 % van het bbp in vergelijking met het jaar 2000.

Een niet onaardig bedrag maar het effect van Lambermont op de federale begroting moet dus niet worden overroepen. Een tweede oorzaak dat de federale overheid krap bij kas zit, is dan ook het gevolg van beleidskeuzes die losstaan van de financiering van de deelstaten. De studie spreekt in dat verband van ‘andere ontsparingen van de federale overheid’. Zo was er de hervorming van de personenbelasting in 2001. Zegt Koen Algoed: “Het aandeel van de opbrengsten uit de directe belastingen is teruggelopen van 17,1 % van het bbp in 2002 tot 16,5 % in 2006. Ook de bijdragen voor de sociale zekerheid zijn teruggelopen van 14,4 % van het bbp in 2002 tot 13,6 %. De terugverdieneffecten van die beleidsmaatregelen zijn beperkt.” Daarnaast vermeldt hij nog het kortzichtige budgettaire beleid van effectiseringen, de verkoop van overheidsgebouwen en de over- names van pensioenfondsen.

Geen dotatiefinanciering meer

De federale regering moet de hand dus in eigen boezem steken. Niettemin is Algoed van oordeel dat het systeem van financiering van gemeenschappen en gewesten structureel mank loopt. Ons stelsel is er een van dotatiefinanciering. De middelen die vanuit de personenbelasting aan gewesten en gemeenschappen worden toegekend zijn gebaseerd op een bepaald basisbedrag dat vervolgens gekoppeld is aan de evolutie van de prijsindex en de reële groei van het bbp. Armere deelstaten krijgen een solidariteitsbijdrage maar het aandeel van de gewesten is niet formeel vastgelegd.

Het zou volgens Algoed beter zijn om – zoals in Canada – een systeem van gedeelde belastingen in te voeren met daaraan gekoppeld een solidariteitsmechanisme. “In het hele land blijven de tarieven en de grondslag van de belastingen dan gelijk, maar de opbrengst wordt voor een stuk verdeeld tussen de regio’s op basis van het woonplaatsprincipe”, zegt hij. Als basisprincipe zou men kunnen stellen dat 27 % van de federaal geïnde personenbelasting naar de regio van inning gaat.

Algoed maakt drie simulaties om na te gaan bij welk percentage de overstap naar een nieuw systeem voor elk van de drie gewesten neutraal is. Wanneer 26,6 % van de personenbelasting wordt overgedragen naar de regio’s maakt de nieuwe regeling voor Vlaanderen geen verschil met de bestaande financieringswet (zie tabel: Het effect van gedeelde belastingen). Wel haalt Brussel er een bonus van 138 miljoen euro uit. Wanneer een derde van de belastingen naar de regio’s wordt overgedragen krijgt Vlaanderen 1,2 miljard euro extra. Ook hier is Brussel een winnaar. Volgens Algoed krijgen regio’s in zo’n geval meer fiscale verantwoordelijkheid, wordt de solidariteit transparanter gemaakt en is het probleem van de – vermeende – onderfinanciering van Brussel opgelost. Een piste voor het Octopusoverleg? (T)

Door Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content