EXPLOSIEF VACUUM?
Op de Europese Top van Wenen, midden december 1998, bespraken de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie het zogenaamde Monti-Package, een pakket waarmee ze de schadelijke competitie op het gebied van vennootschapsbelasting willen terugdringen (zie Trends, 10 december 1998). Tegelijk beloofden de regeringsleiders de spaarfiscaliteit beter te coördineren. En ten slotte plaatsten ze de invoering van een Europese energiebelasting opnieuw op de agenda.
Eind vorige maand gooide Jacques Santer, voorzitter van de Europese Commissie, de stok in het hoenderhok door het meerderheidsprincipe voor beslissingen omtrent fiscale kwesties niet langer bij voorbaat uit te sluiten. Jan Roels, Europees belastingspecialist en tax partner bij Arthur Andersen: “Het Verdrag van Rome waarborgt vrij verkeer van goederen en diensten, kapitaal, personen en ondernemingen. Op fiscaal vlak bestaat evenwel een leegte, een explosief vacuüm dat op één of andere dag zal ontploffen. Men kan immers geen unie hebben met één munt en één interestvoet, en tegelijk vijftien verschillende belastingregimes. De vrije markt leidt op lange termijn tot een fiscale harmonisering. Dat hiervoor het fiscale vetorecht moet sneuvelen, is onvermijdbaar.”
TRENDS. Begin de jaren negentig beet Christiane Scrivener – de vorige Europese commissaris voor Fiscaliteit – haar tanden stuk op de fiscale harmonisering. Maken de sociaal-democraten, die het vandaag in elf van de vijftien EU-landen voor het zeggen hebben, nu meer kans?
JAN ROELS (ARTHUR ANDERSEN). Het is weinig waarschijnlijk dat ze in hun opzet slagen. De vijftien lidstaten hebben hun kans gemist bij de ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1992, dat uitdrukkelijk de fiscale unanimiteitsregel bevestigt. Voorts pleit Europees commissaris voor Fiscaliteit Mario Monti niet voor een harmonisering. Hij ijvert wél voor een coördinatie van de belastingstelsels om schadelijke concurrentie tussen de lidstaten te vermijden en aldus de creatie van de interne markt te bevorderen. Ten slotte zal de Duitse minister van Financiën, Oskar Lafontaine, rekening moeten houden met zijn deelstaten, die over beperkte fiscale autonomie beschikken. Zij wensen niet noodzakelijk een uniform tarief. Zo kent de Verenigde Staten één federale fiscaliteit, samen met vijftig verschillende regionale belastingregimes.
Wel is er in de praktijk al een spontane, niet opgelegde convergentie merkbaar tussen de fiscale regimes. Dat is een gevolg van de vrije markt. Het motto van de lidstaten luidt nu: if you can’t beat them, join them. Door de onderlinge competitie beginnen de diverse belastingstelsels in bepaalde domeinen steeds meer op elkaar te lijken. Zo beschikken vele EU-landen over een holdingregime, of een speciaal stelsel voor callcenters of distributiecentra. Vorige maand nog voerde Denemarken een vernieuwd holdingregime in met als bijkomende attractie: geen roerende voorheffing wanneer de dividenden buiten de Europese grenzen gaan.
Waarom staat de fiscale harmonisering dan opnieuw vooraan op de agenda van de Europese Raad?
Begin de jaren negentig kwam de Europese werkgroep van Onno Ruding – de Nederlandse ex-minister van Financiën – tot de conclusie dat we niet alleen oog mogen hebben voor de vennootschapsbelasting. We moeten het hele pakket van fiscale heffingen onder de loep nemen. Zo belopen de inkomsten uit vennootschappen slechts 6% van het bruto nationaal product (BNP) in Europa. Dit is heel wat minder dan de opbrengsten uit sociale zekerheid. In Frankrijk, Duitsland en Italië bedragen deze belastingen respectievelijk 20%, 18% en 16% van het BNP. Men kan zich dus afvragen waarom de Duitser met de Franse naam (Oskar Lafontaine) en de Fransman met de Duitse naam ( Dominique Strauss-Kahn) – beiden minister van Financiën in hun land – nu plots een minimumbelasting voor bedrijven eisen. Wellicht willen ze hun fiscale inkomsten uit de ondernemingen veiligstellen, aangezien hun begroting met snel groeiende pensioenuitgaven kampt. Omdat ze al met zeer hoge socialezekerheidsbijdragen zitten, kunnen ze de huidige tariefverlagingen in de vennootschapsbelasting niet langer aan zonder hun budget in gevaar te brengen. Daarom dringen ze zo sterk aan op een fiscale harmonisering.
Zal Groot-Brittannië niet zijn fiscaal vetorecht gebruiken om deze idee te fnuiken?
Binnen de Britse regering heerst een duidelijk pro-Europagevoel. Premier Tony Blair beseft zeer goed het economisch belang van een Europese Unie voor zijn land. Bovendien wil hij niet het verwijt van euroscepticus – een kenmerk van de Tories ( nvdr – de conservatieven), zijn politieke tegenstanders – krijgen. Tegelijk haalt het Verenigd Koninkrijk ook een voordeel uit de fiscale harmonisering. De Britse staatskas lijdt vandaag fel onder de legale kapitaalvlucht naar de Britse Kanaaleilanden, die als belastingparadijzen staan geboekstaafd. Ten slotte zijn de Britten vragende partij wat de uniformisering van de accijnzen en de invoering van een energiebelasting betreft. Alleen inzake roerende voorheffing op Europese obligatiefondsen ( eurobonds) ligt Groot-Brittannië dwars omwille van het belang voor de City.
Welke rol speelt het Europees Hof van Justitie?
Deze transnationale rechtbank schudt de lidstaten geregeld wakker door te waken over de vier vrijheden van het Verdrag van Rome van 1957. Zo oordeelde het Hof van Justitie onlangs in de zaak van het Zweedse meisje Jessica Safir, wier levensverzekeringspremie in het Verenigd Koninkrijk werd betaald, dat Zweden zijn onderdanen geen beperkende voorwaarden mag opleggen om een aftrek te genieten. Dat druist immers in tegen het vrij verkeer van diensten, vastgelegd in het Verdrag van Rome. Aangezien lidstaten niet graag door derden worden gedwongen om hun wetten te wijzigen, zullen zij meer gaan samenzitten om hun belastingregimes conform te maken aan de Europese richtlijnen. Op lange termijn leidt deze evolutie naar fiscale harmonisering. Wellicht is dit één van de redenen waarom de diplomaat Monti erin slaagt de lidstaten in werkgroepen rond de tafel te krijgen.
ERIC POMPEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier