EOC Belgium blijft onbereikbaar voor bankiers en investeerders
EOC Belgium blijft als volbloed familiebedrijf overeind tussen de grote chemiespelers. Een unicum. Externe financiering of een beursgang zijn geen opties, ondanks sterk stijgende kosten.
Het chemiebedrijf EOC Belgium is wat bankiers en investeerders een ‘verborgen parel’ noemen. Nog altijd volledig in familiebezit, dus financieel autarkisch, gespecialiseerd in een beperkt aantal welgekozen niches en wereldwijd actief. En, jawel, een snelgroeier.
Vorig jaar werd een omzet geboekt van 173 miljoen euro, een groei van 14 % in vergelijking met 2006. De cashflow bedroeg 3,9 miljoen euro. Er werken 350 werknemers in België en een 150-tal in het buitenland.
Mede door de fusie van vier onafhankelijke firma’s in één structuur in het boekjaar 2005, eindigde de specialist in chemische mengsels al twee opeenvolgende jaren bovenaan de rangschikking van de Oost-Vlaamse Trends Gazellen. De selectie dit jaar gebeurde op basis van de toename in omzet, personeel en cashflow in de periode 2002 tot 2006.
De wortels van EOC Belgium liggen in het Nederlandse Gooi. Zestig jaar geleden begon de grootvader van de huidige CEO, Gerard R. Marsman, daar met de productie van latex of natuurlijk schuimrubber voor de matras- en de meubelindustrie. Dat draaide goed, tot de opkomst van opgeschuimd polyethyleen eind jaren zestig de markt op haar kop zette. De firma moest overschakelen op chemische bindmiddelen of compounds voor de tapijt- industrie.
“Een Amerikaans patent dat we konden kopen voor de hechting van de vezels in vloertapijt, betekende de redding”, zegt de 39-jarige Marsman. Gek genoeg vormde het Vlaamse textielplan de volgende springplank. Dit investeringsplan moest in de jaren zeventig de noodlijdende textielindustrie erbovenop helpen. Het Nederlandse EOC, dat toen al meer afzet had onder dan boven de Moerdijk, besloot te profiteren van de expansiekansen die in Vlaanderen werden geboden en verhuisde met hebben en houden naar Oudenaarde.
Shampoos, zepen en detergenten
Het latexbedrijf begon – zoals Marsman omschrijft – vanaf dan stapsgewijs aan een ‘achterwaartse integratie’ door steeds meer grondstoffen in eigen huis aan te maken en te commercialiseren. Met de intrede in nieuwe niches tot gevolg. “We leggen ons bijvoorbeeld toe op papierlatex om kwaliteitsbrochures van een glanzende deklaag te voorzien. Of op morteladditieven voor de bouwsector en acrylaten voor de verf-industrie”, vertelt Marc Weyme (58), operationeel directeur en sinds 1975 actief bij EOC Group.
Een recentere diversificatie zijn de surfactanten. Die worden gewonnen uit plantaardige oliën en gebruikt in verzorgingsproducten zoals shampoos, zepen en detergenten. ‘Personal care’ heet de afdeling van EOC, ze is in een afzonderlijke vennootschap gestructureerd en in nauwelijks tien jaar tijd gegroeid tot een segment dat 15 % van de 200 miljoen euro groepsomzet opslorpt.
Bedrijven als Johnson & Johnson of McBride zijn daarvoor klant van EOC. Bestaat de kans dat het chemiebedrijf op die manier ook evolueert naar de gezondheidsbranche? De brug tussen persoonlijke verzorging en gezondheidszorg is immers snel gelegd. “We sluiten niets uit”, antwoordt Gerard Marsman. “Maar die vraag is op dit ogenblik niet actueel.”
Het familiebedrijf hanteert een strikt voorzichtigheidsprincipe bij de keuze van zijn marktniches. “We willen geen monopolist in één bepaald product op de wereldmarkt worden”, zegt Weyme. “Want dan moeten we voorop lopen, risico’s nemen en klappen incasseren als het tegenvalt. Als een goede huisvader leggen we niet alle eieren in één mand. We ontwikkelen nieuwe producten op een kleinschalige of projectmatige basis. Voelen we dat daar groei in zit, dan gaan we ervoor.”
Dat moet ook wel, want de concurrenten van EOC zijn niet min. Het Amerikaanse Synthomer, onderdeel van de Yule Cattogroep, levert diverse synthetische polymeren aan de textiel-, papier- en plastic- industrie. Dow Chemical is het nummer één in latex voor papierbedrijven en Polymer Latex – een Duitse dochter van Bayer en Degussa – is marktleider in tapijtlatex.
Kunstgras voor voetbal
Om overeind te blijven tussen al dat grote geweld, zet EOC 17 % van zijn personeel in op onderzoek, ontwikkeling en kwaliteitscontrole. “Het gaat om hoogopgeleide chemici die werken in onze analytische laboratoria in Oudernaarde en Evergem”, zegt Gerard Marsman. Met hen worden de keuzes voor innovatieve toepassingen gemaakt, zoals grassbacking: de zwarte lijmhechting voor kunstgras van voetbalterreinen. “EOC levert daarvoor al aan 70 % van de Europese markt”, zegt Marc Weyme. Of chemische bindmiddelen die tapijt voor treinen, vliegtuigen of cruiseschepen onbrandbaar maken. Vlamdovende of rookonderdrukkend textiel is een groeisegment.
De EOC-groep telt een tiental vestigingen, verspreid over Europa, het Verenigd Koninkrijk en Azië. Een probleem is het transport van de bindmiddelen. “Onze compounds bevatten erg veel water – ongeveer 40 % – en dat is erg duur om te vervoeren, vooral naar landen als China of India”, legt Weyme uit. Daarom werden onlangs kleine productievestigingen opgestart in Sjanghai en in Delhi, waar nu telkens een twintigtal werknemers actief zijn. Een investering van zo’n 4 miljoen euro.
40 % van de omzet is bestemd voor de Belgische markt, maar de jongste vijf jaar kenden vooral Oost- en Centraal-Europa een explosieve groei: tot 140 %. Ook Azië wordt belangrijker. In Noord- of Zuid-Amerika is het bedrijf niet actief. “We zitten in een gevoelige sector, zowel voor milieu als gezondheid”, zegt Gerard Marsman. “De risico’s op schadeclaims zijn in de VS niet te overzien. Daartoe is de familie niet bereid. Je moet keuzes maken. De Noord-Amerikaanse is ook een verzadigde markt voor chemicaliën, al doen we wel loonproductie voor een aantal Amerikaanse klanten in Europa.”
De toekomst oogt niet wolkenvrij. Torenhoge prijzen voor grondstoffen spelen EOC parten. Die kon het altijd wel doorrekenen aan de klanten. Zo verhoogde EOC in mei 2007 de prijs voor surfactants in één klap met 13 %. Een maand later ging ook de latexprijs de hoogte in. “Natuurlatex of rubber die uit bomen wordt getapt, werd de jongste jaren drie keer duurder”, zegt Marc Weyme. “Het zelfde geldt voor plantaardige oliën.”
Voeg daarbij de Europese richtlijn voor het in kaart brengen van chemische basisstoffen (Reach). “Die zal onvermijdelijk leiden tot nieuwe prijsverhogingen”, verwacht Weyme. “Denk maar aan massaproducten zoals shampoos of bepaalde verzorgingsproducten.” En uiteraard zijn er ook de steeds strengere milieunormen.
Een beroep doen op externe investeerders of een beursgang om de verdere expansie van het bedrijf te financieren, is voor de familie echter geen optie. Met een solvabiliteit van 18 % (eigen vermogen tegenover totale balans) kan het bedrijf zich nochtans niet te veel onafhankelijkheid permitteren. “Baas in eigen huis blijft ons devies”, stelt Marsman. “Anders moet je met externe investeerders rekening houden en dat zijn we niet van plan. We willen onze politiek zelf blijven uitstippelen.” Bankiers en investeerders zullen nog even moeten wachten voor ze die verborgen parel in handen kunnen krijgen. (T)
Piet Depuydt/Foto’s Thomas De Boever
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier