Entrepreneur wordt entredonneur

Volgens Michel Bauwens, de oprichter van de P2P Foundation, staan we aan de vooravond van structurele economische veranderingen. Wie wil ondernemen, bestudeert het beste aandachtig het peer-to-peermodel.

Michel Bauwens is internationaal bekend als de bezieler van de peer-to-peerbeweging. Voor zijn bijdrage aan een duurzaam economisch model staat hij — als enige Belg — op de The (En)Rich List van het Post Growth Institute. Nochtans zag het er vijftien jaar geleden niet naar uit dat hij ooit tegen economische heilige huisjes zou schoppen. Tot hij in 2000 — toen aan de slag als e-businessstrateeg bij Belgacom — te kampen kreeg met een burn-out. Bauwens nam een sabbatjaar en verdiepte zich in de ondergang van het Romeinse Rijk.

Volgens Bauwens beleven we een even belangrijk scharniermoment. “Bij de val van het Romeinse Rijk werd overgegaan van een slavenmaatschappij naar een feodaal systeem, met een heel andere economische logica. Vandaag zitten we in eenzelfde soort systeemcrisis, waarbij zowel van boven als van onder druk komt om te veranderen. Er is een hoge jeugdwerkloosheid, het aandeel van de arbeiders wordt kleiner en er zijn almaar meer mensen die op freelancebasis aan projecten werken. Dat zijn de eerste indicaties dat het kapitalistische model afbrokkelt en dat we overschakelen naar een peer-to-peereconomie”, begint Michel Bauwens.

Peer-to-peer (p2p) is een term uit de softwarewereld voor een netwerk van computers die zich op hetzelfde hiërarchische niveau bevinden. In een p2p-economie benaderen mensen elkaar op voet van gelijkheid en verenigen ze zich in een netwerk van gelijkgezinden (communities) rond bepaalde projecten waarbij ze gemeengoed (commons) produceren. “De opensourcesoftware Linux is daar een schoolvoorbeeld van. Zo’n 20.000 ontwikkelaars bouwen wereldwijd mee aan de software, zonder dat ze daar rechtstreeks iets voor terugkrijgen. De software kun je gratis downloaden.”

Ander verdienmodel

Michel Bauwens voelde zich jarenlang een prediker in de woestijn. Maar sinds het begin van de economische crisis is de p2p-beweging in een stroomversnelling gekomen. Ondernemingen pikken almaar vaker het ideeëngoed op. Doorgaans zijn het starters, maar ook grote bedrijven haken in. “Vooral in technologische sectoren zie je al de eerste voorbeelden opduiken. Zo transformeerde de hard- en softwareleverancier IBM zich de voorbije jaren tot een soort Linux-consultancybedrijf. Door een beroep te doen op de gratis kennis van de gemeenschap kunnen ze enorme budgetten voor onderzoek en ontwikkeling uitsparen. 10 procent van de uitgespaarde bedragen investeren ze opnieuw in de Linux-gemeenschap.”

“Het verdienmodel van de p2p-economie is fundamenteel anders dan het traditionele verdienmodel. Om terug te komen op het Linux-voorbeeld: er wordt geen geld verdiend met het design van de software, maar met de ondersteunende diensten, zoals de implementatie van de software of de integratie met andere softwarepakketten. De kern van de economie is het gemeengoed, met in de periferie een kapitalistisch systeem. Vandaag is het doorgaans andersom.”

Michel Bauwens pareert de kritiek dat open design de marktinkomsten zou doen dalen. “Uit het rapport Fair Use in the U.S. Economy blijkt dat de economische stromen gebaseerd op gedeelde kennis goed zijn voor een zesde van het Amerikaanse bruto nationaal product. Neem de geografische informatie. In Europa sluit de overheid licentieovereenkomsten voor het vrijgeven van die informatie met enkele grote spelers, zoals leveranciers van navigatieproducten. In de Verenigde Staten is geografische informatie gemeengoed. Het resultaat is dat iedereen er gebruik van kan maken en er een veel grotere markt is voor geolocatie dan in Europa. Een markt gebaseerd op open kennis stimuleert innovatie.”

Microfabrieken

Ook het ondernemerschap zou volgens Bauwens wel varen bij het p2p-model. “Jonge ondernemers beschikken vaak niet over de middelen om hun plannen te realiseren. In een p2p-economie wordt het kapitaal gedistribueerd in plaats van geconcentreerd en dat schept mogelijkheden. Neem de auto-industrie. Om een auto te produceren, heb je in het klassieke model veel kapitaal nodig, dat geconcentreerd zit in enkele grote productiefaciliteiten. Maar de Wikispeed, een opensourceauto, werd door tachtig mensen, in twaalf landen, in drie maanden ontwikkeld, zonder kapitaal. Nu is er ook de Tabby, ook wel de Ikea-auto genoemd. OSVehicle, het bedrijf achter de Tabby, is een samenwerking van Italiaanse en Chinese ondernemers, die op basis van opensourcesoft- en -hardware een auto ontwikkelden die in 45 minuten kan worden geassembleerd. Dat kan in een microfabriek, in je eigen stad.”

Die microfabrieken, ook wel fablabs genoemd, schieten als paddenstoelen uit de grond, vooral in grote steden. Barcelona heeft bijvoorbeeld het plan Barcelona 5.0 opgestart. Tegen 2050 zou de helft van de voedselproductie lokaal moeten zijn. “Daarvoor gaan ze in elke wijk een fablab bouwen.” In Gent heb je TimeLab, waarbij makers zich verzamelen in een lokale werkplaats. “TimeLab is wereldvermaard, maar hoeveel Belgen kennen het? Het probleem is dat die nieuwe vorm van ondernemen moeilijker zichtbaar is. Het van oorsprong Belgische Drupal, opgericht door Dries Buytaert, introduceerde opensourcesoftware voor contentmanagement. Wereldwijd zijn er heel wat kleine bedrijven die hun diensten kanaliseren rond Drupal-software, maar er bestaat geen Drupal-multinational. Toch creëert Drupal duizenden banen. De p2p-economie is ook heel competitief. Ze heeft de kracht om traditionele bedrijven de das om te doen. Voor elk miljoen dollar aan vrije software gaat 60 miljoen dollar verloren aan software met intellectuele eigendom.”

Michel Bauwens gelooft er sterk in dat we zullen evolueren van economies of scale naar economies of scope. “Vandaag zijn bedrijven competitief door schaalvergroting. Zo veel mogelijk dezelfde goederen produceren, doet de kosten dalen. Terwijl in een scopemodel ondernemingen gericht werken en alle aanwezige kennis gebruiken om een specifiek product te ontwikkelen op een specifieke plaats. De stijgende transportkosten zullen ervoor zorgen dat een wereldwijd productiemodel op termijn onhoudbaar wordt. Ook technologische innovaties dragen bij tot de ommezwaai, zoals 3D-printing. Er zal de komende jaren hard worden nagedacht over nieuwe materialen en materiaalstromen.”

Mondiaal en lokaal

Niet dat Michel Bauwens tegen een geglobaliseerde economie is, maar hij hanteert wel volgende stelregel: wat licht is, gaat mondiaal (zoals kennis); wat zwaar is, wordt lokaal (zoals auto’s). “Het globaliseringsmodel waarbij materie over lange afstanden wordt verplaatst, is achterhaald. Twee à drie jaar geleden was er al een enorme golf van Amerikaanse bedrijven die hun activiteiten opnieuw dichter bij huis brachten: van China naar Mexico.”

Veel bedrijven hebben vandaag al co-creatie, codesign of open innovatieprogramma’s lopen. Zo zou de helft van de nieuwe producten van Procter & Gamble het resultaat zijn van open innovatie. “Bedrijven zetten al de eerste stap naar een meer open waardeketen, maar houden doorgaans nog stevig de touwtjes in handen. Vaak organiseren ze een soort interne competitie, waarbij de beste ideeën worden opgepikt. Het merendeel van de werknemers ziet geen concrete resultaten. In een p2p-model werkt een grote groep mensen samen aan iets en wordt de hele gemeenschap er beter van. Entrepreneurs moeten ‘entredonneurs’ worden.”

MAAIKE THOEN

“In een p2p-model werkt een grote groep mensen samen aan iets en wordt de hele gemeenschap er beter van”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content