Enquête: de Belg en zijn pensioen
Trends hield een exclusieve enquête bij 926 CEO’s over wat hen wellicht het meeste bezighoudt: hun pensioen. Hoeveel hopen ze op hun oude dag te verdienen? Hoe vullen ze hun wettelijke pensioen aan?
En hoe kunt u dat alles het best plannen?
Jo Stremersch is directeur van het Instituut voor Persoonlijke Financiële Planning (IPFP).
Emiel Van Broekhoven is hoogleraar economie aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (VFB).
Volgende week gaat Trends dieper in op het fenomeen ‘actieve gepensioneerden’.
Maakt u zich zorgen over uw pensioen? Ach, dan ligt u ‘s nachts niet alleen te koekeloeren: liefst 37,5 % van de respondenten in de Trends-pensioenenquête bij CEO’s doet dat ook. En u mag toch veronderstellen dat die er warmpjes inzitten en zich dus minder zorgen hoeven te maken dan een doorsnee werknemer. Leeftijd speelt blijkbaar weinig rol. De min-35-jarigen maken zich nagenoeg evenveel zorgen als de 60-plussers in onze enquête.
Zo’n enorme verrassing is dit resultaat niet. Het wettelijke pensioen kalft immers steeds meer af en dekt steeds minder de uitgaven van de steeds langer wordende periode van pensionering. 94 % van de respondenten op de Trends-pensioenenquête heeft al maatregelen getroffen voor een extralegaal pensioen. Ze gaan er dus van uit dat het wettelijke pensioen onvoldoende zal zijn om na hun pensionering van te leven.
Misschien bestaat zelfs onderhuids de vrees dat de wettelijke pensioenen op termijn gewoonweg niet meer zullen kunnen worden betaald. Op de vraag of men rekende op het wettelijk pensioen als inkomen na de pensionering, antwoordde immers 90,3 % positief. Een verschil toch met de antwoorden op de vraag of men hoopt om ooit een aanvullend pensioen te krijgen. Daarop antwoordt 95,3 % positief.
In de categorieën ouder dan 50 jaar is men er tamelijk gerust in. 85 % vertrouwt erop van een basispensioen te kunnen genieten. Dat aantal daalt echter wanneer we de groep tussen 35 en 50 onder de loep nemen. Slechts 72 % van de ondervraagden rekent op een wettelijk pensioen. Dat is nog altijd hoger dan de min-35-jarigen, waar slechts 68 % ervan uitgaat ooit van een wettelijk pensioen te kunnen genieten.
En dat is niet omdat de min-35-jarigen nog niet echt bezig zijn met hun oude dag. Het aantal respondenten dat zich al heeft aangesloten bij een pensioenspaarfonds ligt in de groep van de min-35-jarigen even hoog als in de andere leeftijdscategorieën. Het draait telkens rond de 45 %.
Bij de aanvullende pensioenen zijn vooral de groepsverzekering (62 % van de ondervraagden) en het pensioenspaarfonds (44 %) het populairst. De groepsverzekering is de zogenaamde tweede pijler (collectieve aanvullende systemen), het pensioenspaarfonds maakt deel uit van de derde pijler (individuele aanvullende systemen). Een opvallende vaststelling is dat slechts 32 % van de steekproef een antwoord gegeven heeft op de vraag of hij of zij ingeschreven heeft op een tak23-product. Vraag is of de mensen wel weten wat tak23 – een levensverzekering gekoppeld aan beleggingsproducten – precies betekent? Veelzeggend is ook dat amper 15 % van de respondenten effectief een tak23-levensverzekering heeft lopen. Vermelden we ten slotte nog dat 53 % van de respondenten een bedrijfsleidersverzekering heeft afgesloten. Dat heeft uiteraard betrekking op de zelfstandigen in de steekproef.
Wat zult u later nodig hebben?
Om de onzekerheid over uw al of niet nakende pensionering in te dijken, is het heel belangrijk dat u een degelijke pensioenplanning opstelt. Die moet inzicht verschaffen in de in- en uitgaande cashflows en moet ook rekening houden met de veranderingen die zich zullen voordoen.
Aan de inkomstenzijde is er uiteraard de overgang van het bedrijfsinkomen naar het (brug-) pensioen. Maar ook aan de uitgavenzijde verandert er heel wat. Er komt bijvoorbeeld meer vrije tijd dan tijdens de actieve loopbaan, waardoor de nood aan geld vrij groot wordt. Reizen, sporten, kleinkinderen, weet u wel?
In de tabel Hoeveel cash hebt u nodig? ziet u een voorbeeld van een cashflowplanning. U ziet dat de pensionering (in dit voorbeeld in 2006) een zwaar gat slaat in de persoonlijke financiën, vooral in de eerste twee jaren van de pensionering.
Aan de kant van de ontvangsten staan het socialezekerheidspensioen, de huurinkomsten, de coupons en dividenden uit de beleggingen. Het wettelijke pensioen is doorheen de jaren vaak in twijfel getrokken en er wordt doorlopend aan gesleuteld om het leefbaar te houden. In sommige landen van de Europese Unie wordt daarvoor gedacht aan het verhogen van de pensioenleeftijd. De Trends-pensioenenquête toont aan dat het zeker geen geliefd instrument is (zie kader: 9 op de 10 wil niet langer werken).
Vandaag kan een werknemer met een volledige loopbaan als alleenstaande een pensioenrecht verwachten van ongeveer 17.000 euro bruto; voor een zelfstandige is dat een pensioenrecht van 9800 euro bruto. Voor velen is het wettelijke pensioen dan ook te beperkt om de uitgaven te financieren. Het is dan ook noodzakelijk om dat basisinkomen aan te vullen.
Uit de Trends-enquête blijkt immers dat CEO’s verwachten dat ze niet te veel financiële middelen zullen verliezen. 56,8 % verwacht een inkomen dat tussen de 80 % en de 100 % van de huidige verdiensten ligt. Een optimistische 5 % verwacht zelfs meer (zie taartdiagram: Hoeveel pensioen hoopt u te krijgen?).
Drie levensfasen
Om die aanvulling te kunnen inschatten, is een analyse van de uitgaven noodzakelijk. Er bestaan drie overlappende levensfasen qua uitgaven, elk met hun specifieke klemtoon.
Van 60 tot 80 jaar. Tijdens het begin van de pensioenperiode zullen een aantal uitgaven noodzakelijk zijn die rechtstreeks voortvloeien uit de pensionering zelf. Een aantal kosten werd immers gedragen door het bedrijf, en verschuiven nu naar uw privé-budget. Een klassiek voorbeeld is de auto. Meestal stelt de onderneming gedurende de actieve loopbaan wel een bedrijfswagen ter beschikking tegen een redelijke (fiscale) prijs, maar nu moet de gepensioneerde instaan voor die kosten. Vaak is het begin van het pensioen ook het startsein voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden (met de bijbehorende kosten) in de gezinswoning – werkjes en werken die jarenlang werden uitgesteld wegens tijdsgebrek. De eerste jaren van pensionering zijn dan ook vaak een financiële inhaalbeweging.
Van 75 tot 85 jaar. In de tweede fase wordt er een nieuw evenwicht gevonden tussen de inkomsten en de uitgaven. De eerste periode loopt meestal ten einde wanneer een van de twee partners gezondheidsproblemen krijgt, zodat de kosten voor verzorging langzaam maar zeker hoger worden. In deze tweede fase komt de klemtoon meer en meer te liggen op de zorg voor de minder mobiele partner.
Van 85 tot 100 jaar. Ook na het overlijden van de eerststervende (veelal de man), zal de langstlevende mogelijk nog ettelijke jaren financieel moeten overbruggen. Zolang de gezondheid het nog toelaat, zal de overlevende in die fase proberen om het vroegere ritme weer op te nemen (reizen, hobby’s enzovoort). Geleidelijk aan zullen dan weer de kosten voor (alleenstaande) verzorging (home, medische verzorging) een belangrijk aandeel innemen.
Hoezo, zorgen voor later?
Vaak gaan mensen nogal snel voorbij aan de kosten van ouder worden. De zorgverzekering in dit land is beperkt en daarom zullen de zorgkosten in de toekomst meer en meer in de financiële planning betrokken moeten worden. Dat is een wereldwijd probleem. Uit een studie in het Amerikaanse tijdschrift Journal of Financial Planning (september 2003) blijkt dat vandaag 12 % van de Amerikaanse bevolking ouder dan 65 jaar is; tegen 2020 zal dat meer dan 35 % zijn. De huidige levensverwachting voor een Amerikaanse vrouw is 80 jaar, voor een man 74. Van de 65-jarigen zijn er 26 % die mogen verwachten dat ze 90 jaar zullen worden. Bij ons zijn die cijfers niet echt verschillend, maar in de VS wordt er wel openlijker over gedebatteerd en creatiever over nagedacht.
Als de verwachte levensduur nog tussen de 20 en 30 jaar bedraagt op 60 jaar, moet er voorzichtig worden omgesprongen met scenario’s waarbij het opgebouwde pensioenvermogen te snel wordt aangetast. De kosten voor ouder worden zullen in de toekomst door de hogere vraag alleen maar duurder worden. Een echt antwoord op die tendens zien we voorlopig nog niet in de Belgische markt. Noch de sociale zekerheid, noch de privé-sector biedt in België een antwoord. Hospitalisatie- of uitvaartpolissen bieden geen oplossing, systemen van thuiszorg zijn relatief duur en vooral weinig flexibel. En de zorgverzekering staat nog in zijn kinderschoenen.
Een privé-persoon legt in zijn financieel pensioenplan voor die kosten best zélf voorzieningen aan. En dat vergt ook een andere vorm van successieplanning. De noodzaak of behoefte om een snelle vermogensoverdracht te regelen naar de volgende generatie, verliest gedeeltelijk haar economische grondslag. Te snel de beschikbare middelen uitdelen, kan nefast zijn voor de eigen financiële situatie. Alleen de echte surplussen kunnen worden overgedragen aan de volgende generatie. Het zou toch al te gek zijn dat u over 40 jaar geld moet terugvorderen van uw kinderen wanneer zou blijken dat de jaarprognoses qua toegenomen levensverwachting ook op u van toepassing zijn?
Alain Mouton, Jo Stremersch, Emiel Van Broekhoven
94 % van de respondenten op de Trends-pensioen-enquête heeft al maatregelen getroffen voor een extralegaal pensioen.
53 % van de respondenten heeft een bedrijfsleiders-verzekering afgesloten.
Meer dan de helft van de bedrijfsleiders verwacht dat zijn pensioen tussen de 80 % en de 100 % van de huidige verdiensten zal liggen. 5 % wil zelfs méér.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier