Elektriciteit is niet altijd te duur
Stellen dat de energiehandicap voor alle Belgische bedrijven geldt, is kort door de bocht.
Dat onze energie-intensieve industrie te veel betaalt voor zijn energie, is al vaker aangetoond. Febeliec, de organisatie van grootverbruikers van energie, en de chemiefederatie essenscia verwelkomen daarom de energienorm die de regering-Michel wil invoeren. Die moet ervoor zorgen dat de prijzen dalen tot onder het gemiddelde van onze buurlanden.
Maar zeggen dat die concurrentiehandicap voor alle bedrijven geldt, gaat wat kort door de bocht. Zo heeft de nieuwe directie van de federale energieregulator CREG een belangrijk aandachtspunt gemaakt van kmo’s. Een eerste onderzoek leerde volgens woordvoerster Annemarie De Vreese dat “80 tot 85 procent van die ondernemingen minder dan 50 megawattuur (MWh) elektriciteit en/of 100 MWh gas verbruikt.”
Met dat verbruiksprofiel vallen ze onder de zogenoemde vangnetregulering, die ook geldt voor de gezinnen. In dat systeem mogen de leveranciers slechts om de drie maanden de variabele energiecomponent indexeren, na controle door de CREG. Bovendien mogen ze alleen marktgerelateerde indexeringsparameters gebruiken, gebaseerd op beursnoteringen. Dat betekent bijvoorbeeld dat ze de olieprijs niet kunnen meenemen in de berekening van de gasprijs.
Ondanks gunstige adviezen van de CREG en de Nationale Bank van België, die vooral positieve effecten merken, heeft de nieuwe regering besloten de maatregel voorlopig met één jaar te verlengen, en de regeling uiterlijk tegen eind 2017 stop te zetten.
Juister beeld
De CREG wil begin december een workshop over kmo’s organiseren. Ook staat een nieuwe studie op stapel over middelgrote tot grote verbruikers, met profielen van 25 tot 250 gigawattuur (GWh) stroom en/of 100 GWh aardgas per jaar. Ook daar blijken lang niet alle ondernemingen een even grote concurrentiehandicap te hebben als de grote chemiebedrijven. De energieadviseur E&C Consultants maakte op een seminar van de Vereniging voor Inkoop & Bedrijfslogistiek de resultaten van een eigen benchmarkstudie bekend over een typebedrijf met een verbruiksprofiel van ongeveer 10 GWh (zie tabel). Volgens E&C zijn de cijfers “niet representatief voor alle kmo’s, maar wel indicatief: ze scheppen een juister beeld voor veel kmo’s.”
Bij de prijsvergelijking werd ervan uitgegaan dat het bedrijf de helft van zijn energie aankoopt op de spotmarkt, en de helft op de termijnmarkt. De conclusie: Frankrijk is met 65,2 euro per MWh het goedkoopst, gevolgd door Nederland (71,8), Vlaanderen (79,5), Brussel (84,1), en Wallonië (98,0). Duitsland spant de kroon met 141,7 euro. Dat is opvallend, want als alleen wordt gekeken naar de commodity — de elektriciteit zelf — dan is Duitsland het goedkoopst, met 36,5 euro per MWh.
Kobe Cannaerts, operationeel directeur van E&C Consultants: “Gedeeltelijk wordt het plaatje vertekend, omdat de Vlaamse groenestroomcertificaten (die de netbeheerders moesten voorfinancieren, nvdr) op een bepaald moment in die tarieven moeten worden verrekend.”
Daarnaast wijst Cannaerts erop dat de Duitse kmo’s, in tegenstelling tot de grootverbruikers, niet vrijgesteld zijn van de EEG Umlage, de hernieuwbare-energiebelasting waarmee de Energiewende — de transformatie naar hernieuwbare energie — wordt betaald. Om die vrijstelling te krijgen, moet de energiefactuur 14,5 procent van de toegevoegde waarde van het bedrijf uitmaken. De EEG Umlage alleen al komt neer op 62,4 euro per MWh, al zal dat bedrag de komende jaren verminderen.
Nog opvallend: Brussel heft de laagste belastingen (10,8 euro per MWh), terwijl de transport- en distributiekosten in Wallonië het hoogst liggen: 38,1 euro per MWh. Cannaerts: “Dat komt doordat de Elia-taks (om de gemeenten te compenseren voor het inkomstenverlies door de liberalisering, nvdr) nog altijd in dat tarief zit, terwijl dat in Vlaanderen niet meer het geval is.”
LUC HUYSMANS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier