Eindeloze vermomming
“Dubbelliefde”, de nieuwe roman van de Nederlandse tv-presentator-journalist-auteur Adriaan van Dis (1946), is een marathongevecht tussen waarheid en schijn, identiteit en maskerade, fatsoen en goorheid.
Alles in Dubbelliefde is dubbel, maar de naamloze ik-verteller kan geen keuze maken en kiest dan telkens beide. Daardoor komt hij terecht in een eindeloze vermomming. Allicht niet toevallig wil hij in zijn adolescentie ook nog acteur worden, terwijl hij op rijpere leeftijd dan toch kiest voor het schrijverschap. Zelfs in zijn seksualiteit kan hij geen keuze maken. Zijn biseksualiteit mag dan al een stevige rauw-realistisch getekende rol krijgen in het verhaal, die dubbele seksualiteit spiegelt zich ook alweer in zijn (over)duidelijke symboolwaarde. Die vaak al te expliciete en dubbelop verwijzingen werpen overigens een schaduwzijde op deze zorgvuldig gecomponeerde, nieuwe roman van Adriaan van Dis.
Het hoofdverhaal ontrolt zich in het Amsterdamse studentenleven van de turbulente jaren zeventig. Plots kon alles. Van Dis bedoelt zelfs onmiskenbaar: plots moest alles (en rekent zo ook enigszins af met de ’68-veteranen). “Ik stal een mooi witzijden broekje uit de kast waarin mijn zusters hun spullen voor het weekend bewaarden. Niet om vrouw te zijn, maar om een verleidelijk mooie man te zijn.” Hij koopt nog een gouden ketting “bij een juwelier niet ver van de hoerenbuurt, een morsige winkel waar de trouwringen aan een draadje in de etalage hingen, verpand door dronken huisvaders.” Zo vlucht hij voor het eerst weg uit de provincie en schuimt de Amsterdamse homobars af – de eerste keer gaat dat nog zo stuntelig, dat de scène hilarisch wordt en wrang afloopt. Zo hobbelt ook het boek verder, als een bitterzoete Bildungsroman, bezaaid met satire die omslaat in dramatiek en finaal uitmondt in een tragikomedie.
Terwijl het ik-personage ronddoolt, zich wentelt in zijn biseksualiteit, zijn jeugdige rebellie en zijn zwak gefundeerde politieke contestatie, stuiten we ook op tal van motieven die we al uit de vorige boeken van van Dis kennen. De problematische verhouding met de vader, ook nadat hij gestorven is, dringt zich weer op. Nu en dan herkennen we onder meer verwijzingen naar Nathan Sid, zijn semi-autobiografische debuutnovelle uit 1984 (die nu in Rainbow-pocket verschijnt, 90 blz., 298 fr.). Niet alleen het verschil in lengte en setting valt op, maar ook de gewijzigde stijl. De stuk voor stuk geciseleerde zinnen hebben plaatsgemaakt voor een sneller, realistischer register. Wat niet wegneemt dat van Dis nog altijd kraakhelder, krachtig en vaak ook plastisch formuleert. Zelfs een passant wordt wel eens onvergetelijk door de portrettering. Ondertussen stapelt de auteur niet alleen de verwijzingen naar het eigen oeuvre, maar ook naar het eigen leven op. Een autobiografie wordt het evenwel niet. Die idee haalt hij trouwens al bij het begin van het boek onderuit met een aan Louis Couperus ontleend motto. Meulenhoff, 366 blz., 900 fr.
luc de decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier