Eerst touwtrekken, dan lobbyen
Met de Autosalon die vandaag zijn deuren opent, moet Febiac zijn werking financieren. Maar is de lobbyist voor alles wat op wielen rijdt zelf vrij van drukkingsgroepen?
“We zijn in de eerste plaats een lobbyvereniging die een autosalon organiseert. De verdediging van de belangen van onze leden in de media komt op de tweede plaats.” Voorzitter Ingmar Jonkers van Febiac, de koepelvereniging voor autoverdelers, motor-, vrachtwagen- en fietsendistributeurs en toeleveranciers voor de auto-industrie, windt er geen doekjes om: de vzw die hij leidt, schiet haar pijlen vooral in de richting van de politiek. Het lobbywerk heeft ook al vruchten afgeworpen, voegt hij er haastig aan toe. De Mobilis-studie van Febiac zette het thema op de politieke agenda, en de vzw heeft variabele autofiscaliteit en de ontbrekende schakels in Belgiës autowegennetwerk bespreekbaar gemaakt.
Alleen: al die thema’s dateren van 1989, toen Febiac zijn mening nog van de daken durfde schreeuwen. Jos Spilstijns, die eind jaren tachtig als hoofd van Febiacs economische dienst aan de wieg stond van Mobilis: “Die strijdpunten vloeiden voort uit het dynamische beleid van Jean-Marie Standaert, de toenmalige directeur-generaal. Toen hij in 1988 vertrok, wilde de Febiac-top vooral een kneedbaarder figuur.” Iemand, vult een insider fijntjes aan, die met de autoritaire trekjes van de voorzitter om zou kunnen. Die visie wil de huidige Febiac-top graag afzwakken. “We regeren niet met ijzeren vuist. De voorzitter is de orkestleider, directeur-generaal Luc Bontemps speelt de eerste viool,” dicht Jonkers, “maar het directiecomité neemt de beslissingen. Volstrekt democratisch en wars van elke hiërarchie.”
Nochtans zijn daar in de voorbije tien jaar enkele heftige voorhoedegevechten over geleverd. Jean-Marie Standaert, volgens zijn medewerkers een man met een onvoorstelbare dossierkennis, bouwde Febiac van een federatie met vijf uit tot een belangenvereniging met vijftig werknemers. Maar de ex-medewerker van de CVP-polici Wilfried Martens, Miet Smet en Jean-Luc Dehaene werd, ondanks zijn politieke connecties, bruut opzij geduwd. René Fabry volgde hem op, maar kon (wilde, zeggen sommigen) nooit zijn stempel op het beleid drukken. Fabry luidde integendeel Febiacs zwijgzame periode in, een toestand die tot op vandaag voortduurt. Ingmar Jonkers, die het vak bij D’Ieteren leerde, legt de federatie nog altijd een strikte “zwijgen is goud”-politiek op en wandelt omzichtig om elke controverse heen. Gewezen Recticel-topman Luc Bontemps, die Fabry begin 1999 opvolgde, lijkt daarmee te kunnen leven. “Als onze kop te veel in de pers komt, kan dat onze sereniteit schaden en bepaalde zorgvuldig opgebouwde relaties opblazen,” vergoelijkt de man die ooit de Pirelli-kalender naar België haalde.
Febiac telt vijf verenigingen, die elk hun voorzitter in de raad van bestuur hebben.
Philippe Mertens van Beherman leidt de afdeling voor auto-invoerders en vertegenwoordigt de moederhuizen van buitenlandse constructeurs – maar niét de Belgische constructeurs Opel Antwerpen, Ford Genk, Volvo Gent en Volkswagen Brussel, die bij Fabrimetal ondergebracht zijn.
Pierre Vignoly staat aan het hoofd van de fietsenafdeling.
Alberic Van Stappen van Kawasaki leidt de motorfietsensectie.
Luc De Bremme van DaimlerChrysler moet de belangen verdedigen van de vrachtwagenimporteurs.
Herman Van Ermen van Structuplas ten slotte neemt het op voor de toeleveranciers.
Maar naar verluidt gaan de directievergaderingen soms hard tegen hard. Verschillende van de Febiac-federaties zouden explosieve relaties met elkaar onderhouden en fulmineren op gezette tijden tegen de overmacht van de autolobby binnen Febiac. “Toch is Febiac geen autoclub,” verzekert Jonkers. “Vijf jaar geleden hebben we bewust gekozen voor een nieuwe visie op mobiliteit, duurzame ontwikkeling, veiligheid en milieu. Als we ons toespitsen op auto’s verkopen alleen, schaden we ons eigen belang en dat van onze leden in de auto-industrie.”
Die beleidskeuze
van vijf jaar geleden zou zich moeten reflecteren in de werking. Bontemps: “In omzet is de autodistributie onze grootste sector, maar wij meten niet met die cijfers. We hebben een holistische aanpak die elke sectie evenveel levenskansen geeft.” Jacques Soenen, directeur van de Autosalon: “De fietsendistributeurs zijn binnen Febiac beter af dan alleen. Een enquête uit 1998 leerde dat de fietsensalon 73.000 bezoekers krijgt die in eerste instantie voor de auto’s waren gekomen. Zonder de auto’s waren die nooit naar de fietsensalon gekomen.” Bovendien brengen de auto’s uiteindelijk ook geld in het laatje. De vzw Febiac puurt al zijn werkingskosten uit de inkomsten van de Autosalon (zie ook kader: Salon te koop) en uit de lidgelden van zijn leden, een van de grote geheimen van de organisatie. Alle lobbywerk, dus ook dat van bijvoorbeeld Coliped, dat de BTW voor fietsherstellers naar beneden liet halen, wordt uit die pot betaald.
Ook de autodistributie klaagt over een scheve machtssituatie. De onafhankelijke invoerders – D’Ieteren, Beherman en Moorkens – zijn samen goed voor ongeveer 20% van de Belgische automarkt en zwaaien de plak bij Febiac. Niet onlogisch, want de topmannen van de nationale verkooporganisaties van de constructeurs zitten vaak veel minder stevig in het zadel dan de leiding van de Vlaamse familiebedrijven. Luc Bontemps: “Alle sectievoorzitters zijn onbezoldigd. Alleen wie voeling heeft met de Belgische markt, wordt tot die positie aangetrokken.” Maar volgens de geruchten weegt één familiale groep zwaarder dan alle andere. Febiac wordt ook wel smalend “een filiaal van D’Ieteren” genoemd vanwege het grote gezag van de Brusselse beursgenoteerde groep in de top van de beroepsfederatie. Ingmar Jonkers, inmiddels in zijn zevende jaar voorzitterschap, mag dan de enige D’Ieteren-man in de overwegend Franstalige Febiac-top zijn, hij weegt zwaar op de besluitvorming. Jonkers zelf zwakt het gewicht van zijn vroegere werkgever af. “Natuurlijk is de mening van een specialist als Roland D’Ieteren belangrijk. Net als die van Jacques Beherman of Jean-Albert Moorkens ( nvdr – die door insiders getipt wordt als Jonkers’ opvolger), want ook zij zijn experts in hun vakgebied. Maar als D’Ieterens belang écht de doorslag gaf, zou Febiac allang uiteengevallen zijn.”
Frank Demets
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier