EEN VERRASSENDE BIJDRAGE. Ook gepensioneerden zijn gevizeerd

De lezer weet dat in deze kolommen nooit veel eerbied is opgebracht voor het onderscheid dat men officieel graag maakt tussen de “fiskale” en de “parafiskale” heffingen. De fiskale heffingen zijn de “belastingen” in de enge betekenis van het woord. De personenbelasting, de vennootschapsbelasting en de BTW, om de drie belangrijkste te noemen. De parafiskale heffingen zijn de bijdragen die men op het gebied van de sociale zekerheid betaalt. De werknemersbijdragen en de patronale bijdragen, en de sociale bijdragen die in het kader van het sociaal statuut van de zelfstandigen verschuldigd zijn.

DRUK.

Vanzelfsprekend bestaan er principiële verschilpunten tussen de fiskale en de parafiskale heffingen. Maar voor wie ze moet betalen, maakt dat niet veel uit. Bij het meten van de fiskale druk gaan gerenommeerde instellingen zoals de OESO trouwens ook uit van het geheel van de heffingen, zonder onderscheid of het om gewone belastingen dan wel om sociale-zekerheidsbijdragen gaat.

WIP.

Het onderscheid tussen de twee kategorieën, is bovendien wat kunstmatig, omdat er altijd wel heffingen zijn die “op de wip” zitten. Die men onderbrengt bij de sociale bijdragen, maar die op de keper beschouwd, eigenlijk het karakter van een echte belasting hebben. Dergelijke koekoeksjongen treft men vooral aan in tijden dat regeringen bij hoog en bij laag staande willen houden dat zij de belastingen niet of niet meer zullen verhogen. Een veel beproefde oplossing bestaat er dan in de eigenlijke belastingen in de strikte betekenis van het woord ongemoeid te laten, maar wel een parafiskale heffing in te voeren die alle kenmerken van een belasting vertoont, uitgezonderd de naam.

KINDERBIJSLAG.

Zo’n koekoeksjong bestaat op dit ogenblik onder de vorm van de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid ten laste van werknemers met een gezinsinkomen van meer dan 750.000 frank. Die bijdrage kent een wat ingewikkelde voorgeschiedenis. Oorspronkelijk was het de bedoeling wat af te knabbelen van de kinderbijslag die in het stelsel van de werknemers uitgekeerd wordt. Maar, zoals men weet, is de kinderbijslag vooralsnog in bepaalde politieke kringen een torenhoog taboe. Vandaar dat men afzag van die plannen en in de plaats een biezondere bijdrage heeft ingevoerd, ook ten laste van de werknemers, maar dan wel zonder te kijken of men wel of geen kinderen heeft.

BRON.

Die biezondere bijdrage heeft veel weg van een regelrechte belasting. Ze wordt aan de bron ingehouden en wordt definitief afgerekend naar aanleiding van de vestiging van de personenbelasting. De biezondere bijdrage is trouwens ook net zoals de gewone personenbelasting fiskaal niet als “beroepskosten” aftrekbaar.

De berekeningswijze van deze biezondere bijdrage verraadt bovendien dat het niet zo maar om een sociale-zekerheidsbijdrage gaat. Sociale-zekerheidsbijdragen worden normaal gezien geheven in verhouding met het beroepsinkomen dat men geniet. Hoe hoger het loon, hoe hoger de bijdragen die men verschuldigd is. Bovendien komen voor de gewone sociale-zekerheidsbijdragen in de regel enkel de beroepsinkomsten in aanmerking. Inkomsten uit onroerende goederen enzovoort zijn niet aan de gewone sociale bijdragen onderworpen.

Niet zo met de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid. Die treft weliswaar in principe alleen de genieters van beroepsinkomsten, maar om de hoogte van de definitief verschuldigde bijdrage te berekenen, wordt rekening gehouden met het nettobedrag van alle gezamenlijk belastbare gezinsinkomsten.

VERRASSINGEN.

Eén en ander maakt dat deze biezondere bijdrage nogal wat verrassingen in petto heeft.

Neem bijvoorbeeld het geval van een vrijgezel die van zijn grootouders een aantal onroerende goederen geërfd heeft. Die brengen hem een belastbaar onroerend inkomen op van 500.000 frank per jaar. Daarnaast heeft hij nog als bediende een belastbaar beroepsinkomen van 600.000 frank per jaar. Als bediende is hij in principe onderworpen aan de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid. Desalniettemin wordt ter zake geen bronheffing toegepast. De biezondere bijdrage wordt pas aan de bron ingehouden vanaf het ogenblik dat het driemaandelijks bij de RSZ aan te geven loon ten minste 135.619 frank bedraagt voor een werknemer die gehuwd is en wiens echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft, of ten minste 235.406 frank in de andere gevallen.

EINDAFREKENING.

Aangezien de vrijgezel in het voorbeeld een bezoldiging geniet die ruimschoots onder deze grens blijft, moet in verband met de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid geen bronheffing worden toegepast. Maar dit wil niet zeggen dat hij de biezondere bijdrage niet verschuldigd is. Naar aanleiding van de vestiging van de personenbelasting zal de fiskus immers de eindafrekening maken. En daaruit zal blijken dat zijn netto gezamenlijk belastbaar inkomen wel de grens bereikt die voor de toepassing van de definitieve bijdrage geldt. Die grens bedraagt, zoals hoger gezegd, 750.000 frank. Weliswaar blijft zijn beroepsinkomen onder deze grens. Maar bij de beoordeling of, en in welke mate men de definitieve bijdrage verschuldigd is, worden niet alleen de beroepsinkomsten in aanmerking genomen, maar ook alle andere gezamenlijk belastbare inkomsten. In het voorbeeld wil dit zeggen dat men het onroerend inkomen (500.000 frank) moet bijtellen bij het beroepsinkomen (600.000 frank). Samengeteld overstijgt dit inkomen wel de grens van 750.000 frank. Zodat de bijdrage alsnog verschuldigd is. In het voorbeeld is het netto gezamenlijk belastbaar inkomen gelijk aan 1.100.000 frank. De vrijgezel uit het voorbeeld zal bijgevolg verzocht worden 9000 frank bijdrage te betalen.

De definitief verschuldigde bijdrage is immers gelijk aan 4200 frank per jaar bij een gezinsinkomen van minstens 750.000 frank ; 9000 frank bij een gezinsinkomen in de schijf van 829.000 tot 1.119.999 frank ; 12.000 frank wanneer het gezinsinkomen valt in de schijf van 1.120.000 tot 1.410.999 frank ; 18.000 frank voor gezinsinkomens van 1.411.000 tot 1.999.999 frank en 24.000 frank voor hogere gezinsinkomens.

ONDERHOUDSUITKERING.

Nog een voorbeeld. Neem het geval van een echtpaar waarvan alleen de man een beroepsinkomen heeft. Als arbeider verdient hij 700.000 frank per jaar. Zijn vrouw geniet een onderhoudsuitkering van 180.000 frank per jaar uit een vorig huwelijk. Als arbeider is de man in principe aan de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid onderworpen. Maar ook hier is het driemaandelijks bij de RSZ aan te geven loon niet hoog genoeg om de bronheffing van toepassing te maken. Maar dat neemt ook in dit geval niet weg dat het echtpaar toch nog bij de eindafrekening gekonfronteerd zal worden met een definitief te betalen bijdrage. De onderhoudsuitkering is immers ook (ten belope van 80 %) gezamenlijk belastbaar. Wat maakt dat het gezinsinkomen ook in dit geval de grens van 750.000 frank overschrijdt.

GEPENSIONEERDEN.

Helemaal kras wordt het bij de gepensioneerden. Wie de regeling inzake de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid bestudeert, is geneigd te geloven dat gepensioneerden niet aan deze regeling onderworpen zijn. Niets is nochtans minder waar. Gepensioneerden van de werknemers- of overheidssektor zijn in principe wel aan de biezondere bijdrage onderworpen. Maar hun pensioenen blijven buiten beschouwing als het erop aankomt te beoordelen of en in welke mate het gezinsinkomen hoger is dan de grens van 750.000 frank.

Veronderstel een gepensioneerd werknemer met een pensioen van 350.000 frank per jaar. Met eigen spaartegoed en uit erfenis heeft hij een onroerend patrimonium bijeen vergaard dat hem op jaarbasis een belastbaar onroerend inkomen oplevert van 900.000 frank. Dat onroerend inkomen zal ook in dit geval tot gevolg hebben dat de betrokkene alsnog aan de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid onderworpen wordt. Als gepensioneerd werknemer valt hij immers in principe binnen de toepassingssfeer van de biezondere bijdrage. Met dien verstande dat hij de bijdrage niet effektief verschuldigd kan zijn, zolang zijn inkomsten uitsluitend uit pensioenen bestaan. Die pensioenen blijven immers buiten beschouwing bij de berekening van de hoogte van de verschuldigde bijdrage. Maar zodra hij andere gezamenlijk belastbare inkomsten heeft, worden die inkomsten wel in aanmerking genomen. Overschrijdt hij met deze laatste inkomsten de grens van 750.000 frank, dan is hij bijgevolg de bijdrage nog wel verschuldigd. Wat in het voorbeeld inderdaad het geval is. De “andere” inkomsten bedragen immers 900.000 frank.

INLEVERING.

Gepensioneerden die naast hun pensioen nog andere (relatief omvangrijke) inkomsten hebben, zullen dus allicht tot hun grote verrassing moeten vaststellen dat zij ook aan deze inleveringsronde niet ontsnappen. Dit zal des te harder aankomen, aangezien gepensioneerden met hoge en middelhoge pensioenen sedert begin dit jaar ook al met een biezondere inhouding op hun pensioenen te kampen hebben. Anders gezegd, gepensioneerden met hoge pensioenen en met hoge andere inkomsten, zijn twee keer de dupe. Langs de ene kant leveren zij in op hun pensioenen, en langs de andere kant kunnen zij ook nog de biezondere bijdrage voor sociale zekerheid verschuldigd zijn.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content