Een stad in galop
Waregem heeft een identiteitsprobleem. Hoort het bij Oost- of bij West-Vlaanderen? Kiest het voor landbouw of voor industrie? Is het een gemeente of een stad? Het doet er eigenlijk niet toe: Waregem is alles tegelijk.
Op 1 januari 2000 mocht Waregem een grote borst opzetten: van die dag af mocht het zich stad noemen. Daarmee nam het meteen ook de vijfde plaats op de West-Vlaamse ranglijst in, na Brugge, Kortrijk, Roeselare en Oostende.
“Het predikaat stad is vooral een eretitel en een erkenning van het verleden. Financiële extra’s hangen er niet aan vast,” zegt burgemester Guido Carron (CVP). “De voorbije honderdvijftig jaar zijn we van een landbouwgemeente uitgegroeid tot een industriecentrum met wereldfaam. Vooral de textielindustrie, die de rol van de vlasnijverheid heeft overgenomen, is hier sterk vertegenwoordigd. Maar daarnaast zijn onze bedrijven ook actief in elektronica en metaal. Kortom, bijna alle sectoren zijn hier aanwezig.”
Het grote aantal bedrijven, verdeeld over vijf industrieterreinen, trekt veel niet-Waregemnaars aan. “De werkgelegenheidsgraad bedraagt meer dan 110%. Met andere woorden, er komen dagelijks meer mensen in Waregem werken dan dat er Waregemnaars elders gaan werken. Dat is niet evident, want de meeste steden en gemeenten uit de provincie kampen met een braindrain.”
Zoals bijna alle andere Vlaamse steden en gemeenten kampt ook Waregem met een nijpend tekort aan ruimte. Burgemeester Carron: “Toen we enkele jaren geleden een bedrijventerrein van zo’n 40 hectare wilden oprichten, was de vraag zo groot dat alle percelen al verkocht waren nog voor de verkaveling er lag. En als er al gronden beschikbaar zijn, gooit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen roet in het eten. Zo ijveren we voor een bedrijvenzone voor kmo’s langs de expresweg. De ruimte en de centen zijn er, maar het is wachten op het provinciaal structuurplan. In het najaar kunnen we wellicht beginnen. Nu zitten de kmo’s over de verschillende woonkernen vespreid.”
Maar niet alleen de industrie zit krap behuisd. Er is ook een tekort aan betaalbare bouwgrond. “Sinds de fusie in 1977 met Beveren-Leie, Desselgem en Sint-Eloois-Vijve is het aantal inwoners fors gestegen, van 29.000 naar bijna 36.000. Om speculatie te vermijden, koopt de gemeentelijke regie voor grond en huisvesting terreinen aan. Wie wil bouwen, kan alleen bij ons terecht. Zo krijgen jonge gezinnen en inwijkelingen toch een kans op een eigen huis.”
Tweetalig.
Door zijn ligging, in het zuidoosten van West-Vlaanderen en op de grens met Oost-Vlaanderen, heeft Waregem een apart karakter. “Wij zijn een tweetalige stad. We spreken en verstaan zowel West-Vlaams als Oost-Vlaams dialect. Het Waregems klinkt Oost-Vlaams maar de woordenschat is westelijk. Wij zouden de ideale hoofdstad van beide provincies zijn,” grapt burgemeester Carron. “De deelgemeenten Desselgem en Beveren-Leie zijn overwegend West-Vlaams. Terwijl de deelgemeente Sint-Eloois-Vijve veeleer een Oost-Vlaams karakter heeft.”
De nabijheid van de provinciegrens heeft echter ook nadelen. Bij de fusie in 1977 konden Oost-Vlaamse gemeenten zoals Zulte en Nokere niet aansluiten bij de hoofdgemeente. Nochtans zijn het zo goed als kolonies van Waregem. Bovendien telt het verzorgingsgebied veel inwoners van de buurprovincie. “Zo’n 80.000 tot 90.000 mensen zijn van ons afhankelijk voor onderwijs, gezondheidszorg, sport en ontspanning. Een groot deel daarvan is afkomstig uit Zulte, Nokere, Wortegem-Petegem, Wielsbeke en Kruishoutem, allemaal Oost-Vlaamse gemeenten. De inwijkelingen komen dan weer bijna uitsluitend uit West-Vlaanderen. Vooral het uitgebreide scholennet lokt veel mensen van buiten de stad.”
Toerisme.
Waregem wordt stilaan ook bekend als toeristische trekpleister. Jaarlijks krijgt de stad 5000 eendagstoeristen over de vloer. Niet kwaad voor een plek die het zonder grote historiek moet stellen. Toch is Waregem tot buiten de landsgrenzen bekend: Waregem-Koerse is een begrip in de paardenwereld. Duizenden toeschouwers volgen dan de Steeple Chase van Vlaanderen op de Gaverbeekhippodroom. Maar ook de drafrennen tussen mei en augustus lokken veel paardenliefhebbers. Daarnaast is ook Flanders Field, het enige Amerikaanse kerkhof van de Eerste Wereldoorlog, een vaste waarde.
hv
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier