Een pilletje venijn
In ‘De toegewijde tuinier’ trekt John Le Carré scherp van leer tegen farmaceutische concerns. Ze staan symbool voor de verderfelijke uitwassen van de globalisering.
Bij het Turkanameer in Kenia worden de beeldschone Britse diplomatenvrouw Tessa Quayle en haar zwarte chauffeur vermoord teruggevonden in een terreinwagen. De 25-jarige vrouw werd vergezeld door een Afrikaanse arts, die werkt voor een Belgisch project. Ze brachten samen de nacht door, maar de dokter blijkt spoorloos. Op de Britse ambassade wordt hij sarcastisch beschreven als “de Afrikaan van de westerlingen, de baardige Apollo van het cocktailcircuit in Nairobi, charismatisch, geestig, knap.” Blijkbaar wist heel de Britse diplomatenmissie van de liaison van de vrouw en de gevierde hulpverlener, maar pas bij de plotse dood van de ravissante echtgenote van de oudere diplomaat dreigt een schandaal. Al gauw blijkt de gruwelijke moord evenwel geen passioneel drama, maar wist de vrouw te veel van de cynische praktijken die een farmaceutisch concern erop nahoudt in Afrika.
Op dat moment spit John Le Carré naar de kern van zijn nieuwe roman De toegewijde tuinier. Vanaf dan ontrolt de thriller met de misleidend serene titel zich tot een vlijmende aanklacht tegen nietsontziende multinationals in het algemeen en tegen bepaalde farmaconcerns in het bijzonder. John Le Carré, de oppergaai van de spionageroman, heeft een nieuw terrein gevonden, dat van de hoofdrolspelers van de globalisering, die hij meteen met veel venijn aanvalt.
Moorden in Kenia. Wie de jongste tijd een luchthavenkiosk binnenstapt, kan moeilijk om de stapels van het nieuwe boek van Le Carré heen. Net als op de mooi gebonden Engelse uitgave van The Constant Gardener, fladderen op de Nederlandstalige paperback een paar zuinige hommels. Le Carré, inmiddels 70, is een miljoenenpubliek gewoon sinds zijn doorbraak Spion aan de muur in 1963. De Berlijnse Muur was net opgetrokken en Le Carré, die een tijdje voor de Britse inlichtingendienst werkte, hulde zijn meesterlijke verhalen in de sfeer van de Koude Oorlog.
Toen de Muur goed tien jaar geleden viel, was Le Carré niet alleen zijn thema kwijt, hij leek ook al langer op zijn retour. Hij vocht terug met persoonlijker romans, maar pas nu lijkt hij echt opnieuw op dreef. Niet alleen vond hij een gloednieuw thema, hij schrijft er ook met nagenoeg tastbare gedrevenheid over. Bovendien gaat het ook deze keer om een onderwerp dat de hele wereld bezighoudt: de kwalijke gevolgen van de globale economie.
Le Carré gaat erg ver. Zijn aanklacht tegen de teugelloze macht van de megaconcerns drenkt hij in het verzonnen verhaal van een Bazelse farmagigant, die er niet voor terugschrikt een nieuw medicijn uit te testen in Afrika. Wie de waarheid naar buiten wil brengen, wordt uit de weg geruimd. Een verhaal als een ander? In dit boek ontkom je niet aan het gevoel dat Le Carré de fictieve ontsporing van een multinational wil doortrekken naar de realiteit. Prompt dringt zich de vraag op of het niet te gemakkelijk is om zo’n vileine aanklacht in een thriller te stoppen.
Op zulke aanmerkingen reageert Le Carré in een merkwaardig nawoord: “Naarmate mijn reis door de farmaceutische jungle vorderde, ben ik tot het besef gekomen dat mijn verhaal, vergeleken met de realiteit, zo tam was als de tekst van een op vakantie verstuurde prentbriefkaart.” Hij wilde alles in een fictief verhaal gieten om “niet de rest van mijn leven door te brengen in rechtszalen of erger.” Hij schrijft dat geen enkele persoon (op één na, van wie hij toelating kreeg) en geen enkel product bestaan. “In deze agressieve tijden waarin juristen de wereld regeren, moet ik deze ontkenningen voortzetten.” Wel wijst hij op de dood van een Amerikaanse priester. Na 36 jaar hulpverlening in Kenia, werd hij vermoord. “De heer Kaiser maakte al heel lang geen geheim van zijn kritiek op het mensenrechtenbeleid, of het gebrek daaraan, van de Keniaanse overheid.”
Geweten te koop. Le Carré beperkt zijn requisitoir niet tot Afrika. Hij heeft het ook over Amerikaanse onderzoekers die “het hebben gewaagd van mening te verschillen met hun farmaceutische werkgevers en dat hebben moeten bekopen met smaad en vervolging. De vraag is niet of hun onwelgevallige onderzoeksresultaten juist waren. Het gaat om een conflict tussen het geweten van het individu en de geldzucht van het bedrijfsleven.”
Daar gaat het nu net om in zijn roman (en in tal van zijn vorige werken): het conflict tussen geweten en geldzucht, het probleem om ethisch overeind te blijven in een wereld die barst van moreel verval en cynisme. Door deze universele dilemma’s in te planten en voldoende aandacht te schenken aan de personages, tilt Le Carré het boek ver boven het politieke pamflet uit. Bovendien volgt hij de transformatie van de echtgenote van de vermoorde vrouw – de tuinierende diplomaat uit de titel – die op zoek gaat naar de ware omstandigheden van de tragedie. Rond hem viert de hypocrisie van het Britse establishment hoogtij.
John Le Carré, De toegewijde tuinier. Luiting-Sijthoff, 526 blz., 760 fr.
Luc De Decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier