Een nieuw partnerschap tussen Noord en Zuid
Secretaris-generaal van de Verenigde Naties Kofi A. Annan legt uit hoe ontwikkelingshulp voortaan zal worden aangepakt.
Op het eerste gezicht lijkt de droom van een wereld zonder armoede, ziekte en wanhoop verder weg dan ooit. In de jaren negentig werden zo’n zestig landen armer. Elke dag sterven 30.000 kinderen aan ziekten die perfect te genezen zijn, en aids is uitgegroeid tot de dodelijkste epidemie uit de geschiedenis van de mensheid.
Maar als we de situatie even van dichterbij bekijken, zien we dat er in sommige gebieden in de ontwikkelingslanden een enorme vooruitgang is geboekt. De voorbije dertig jaar is de levensverwachting er met tien jaar gestegen, analfabetisme bij volwassenen is gehalveerd en de kindersterfte is met 40% gedaald. Deze vooruitgang is in grote mate te danken aan de duurzame internationale ontwikkelingshulp.
Momenteel legt de internationale gemeenschap de fundamenten van een nieuwe, coherente en perfect uitvoerbare aanval op de armoede in de wereld. De kern van dit project zijn de Millennium Development Goals (MDG’s), de ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties ( VN) voor het nieuwe millennium. Het gaat om acht engagementen uit de Millenniumverklaring die in september 2000 door alle lidstaten van de VN werden onderschreven. Met het halveren van de ergste armoede, het indijken van het HIV/aidsvirus en het voorzien in lager onderwijs overal ter wereld – en dat allemaal tegen 2015 – werd gekozen voor een reeks eenvoudige maar zeer krachtige doelstellingen die ook de man in de straat, van New York via Nairobi tot New Delhi, eenvoudig kan begrijpen en steunen.
Waarin verschillen deze MDG’s van eerdere verregaande engagementen die de voorbije vijftig jaar gedegradeerd zijn tot loze beloften? Volgens mij zijn er ten minste drie verschillen.
Ten eerste zijn de MDG’s gericht op mensen, zijn ze duidelijk afgebakend in de tijd en zijn ze meetbaar. Een klassiek probleem bij ontwikkelingshulp is dat de slecht gerichte, ongecoördineerde hulpmiddelen vaak verloren gaan door corruptie en slecht beheer.
Ten tweede genieten de MDG’s een ongekende politieke steun. Nooit eerder werden dergelijke concrete voorstellen formeel onderschreven door zowel de rijke als de arme landen. En nooit eerder hebben de VN, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en alle andere pijlers van het internationale systeem zich samen achter dezelfde ontwikkelingsdoelen geschaard.
Ten derde, en dat is het belangrijkst, zijn de MDG’s haalbaar. Neem bijvoorbeeld de doelstelling om de armoede te halveren. Het aantal mensen dat leeft van minder dan 1 dollar per dag bedraagt ongeveer 1,2 miljard. Er is dus blijkbaar weinig veranderd sinds het einde van de jaren tachtig. Maar dit cijfer verhult een paar belangrijke successen. In Oost-Azië is het aantal mensen dat moet rondkomen met minder dan 1 dollar per dag in tien jaar tijd spectaculair gedaald van 28% naar 14%. In Zuid-Azië, waar bijna de helft van de armste mensen ter wereld leven, was er een iets gematigder daling van 44% naar 37%; maar ook hier gaat het nu steeds sneller. Zelfs in Afrika, waar zowat 50% van de mensen in bittere armoede leeft, kunnen een aantal landen een duurzame groei van 7% à 8% per jaar voorleggen – voldoende om tegen 2015 de ergste armoede te halveren.
Nochtans moeten we zeggen dat de algemene vooruitgang in het beste geval onregelmatig te noemen is. De wereldeconomie is momenteel niet sterk genoeg om iedereen het nodige duwtje in de rug te geven. Een goed, democratisch beheer en weldoordachte ontwikkelingsstrategieën zijn van het grootste belang. Maar als we de vicieuze cirkel van armoede, ziekte, honger en milieuvernietiging echt willen doorbreken, zijn er ook duurzame samenwerkingsverbanden tussen rijke en arme landen nodig.
Partnerschap tussen arm en rijk
De ontwikkelingslanden zelf wachten zeker niet gewoon de gang van zaken af. Zoals we kunnen merken in initiatieven zoals het New Partnership for Africa’s Development, werken veel landen hard aan sociale, politieke en economische hervormingen met als basis een gemeend engagement om de armoede terug te dringen, democratisch te regeren, de mensenrechten te eerbiedigen en een duurzaam beleid na te streven. Maar zonder een gezamenlijke, blijvende internationale steun zullen deze inspanningen waarschijnlijk weinig succes kennen.
Er zijn enkele veelbelovende tekens te zien. Op de International Conference on Financing for Development in maart 2002 beloofden de Verenigde Staten om hun ontwikkelingshulp op jaarbasis te verhogen met 50% of 5 miljard dollar, terwijl de Europese Unie beloofde 7 miljard dollar extra per jaar te doneren. Deze twee toezeggingen zijn een eerste stap in de implementatie van een nieuw partnerschap tussen landen uit het Noorden en het Zuiden. Daarin zullen in ontwikkelingslanden duurzame politieke en economische hervormingen worden onderbouwd met directe steun uit de rijke wereld. Die zal bestaan uit het neerhalen van handelsbarrières, het opvoeren van de overdracht van technologie en het toezeggen van investeringen, schuldverlichting en hulp.
Maar zelfs met deze nieuwe middelen valt er nog een lange weg af te leggen naar het minimumbedrag van 50 miljard dollar aan bijkomende hulp die jaarlijks nodig is (naast de binnenlandse middelen) om de MDG’s te verwezenlijken. 50 miljard dollar lijkt misschien veel, maar het is slechts één zevende van wat de rijke landen momenteel uitgeven aan landbouwsubsidies. En samen met een nieuwe onderhandelingsronde over internationale handel zou dit maar een kleine investering zijn, gezien de veelbelovende resultaten die dit voor iedereen zal brengen op het vlak van vrede, veiligheid en rechtvaardige economische groei.
“We hebben 50 miljard dollar nodig. Dat lijkt veel, maar het is maar een zevende van wat de rijke landen uitgeven aan landbouwsubsidies.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier