Een maatje te klein?
Twee superbeurzen in wording, Euronext en iX, vechten een bitsige strijd uit. Het Amerikaanse Nasdaq snelt het Engels-Duitse iX te hulp. Wat is de positie van Easdaq, dat zich nog steeds opwerpt als een Europese beurs voor groeibedrijven? Een gesprek met Jos Peeters, de peetvader van de Easdaq.
Europa staat aan de vooravond van een historische herstructurering van het beurslandschap. De London Stock Exchange(LSE) staat op het punt te fuseren met Deutsche Börse onder de naam iX. LSE is zelf het voorwerp van een overnamebod van de Zweedse concurrent OM Gruppen (zie Trends, 7 september 2000, blz. 154). Euronext, de fusie tussen de beurzen van Parijs, Amsterdam en Brussel, laat naar verluidt ook zijn oog vallen op de LSE. Als Euronext op 22 september een juridisch feit wordt, zal de situatie opklaren. De Amerikaanse groeibeurs Nasdaq bereidt intussen haar (definitieve?) komst naar Europa voor, als partner van iX.
Van de Easdaq, de Europese beurs voor groeibedrijven met een Belgisch NV-statuut, horen we minder positief nieuws. De eerder aangekondigde modernisering van het handelsplatform werd met zes maanden uitgesteld tot 1 maart 2001. Knight Securities werd als nieuwe aandeelhouder aangetrokken en vorige week werden vijftig nieuwe aandelen opgenomen, maar de verhoopte relance kwam er niet. Belgische beurshuizen hebben de Easdaq al afgeschreven.
Tijd om Jos Peeters, de vader van de Easdaq en vice-voorzitter van de raad van bestuur, aan de tand te voelen. De huidige gedelegeerd bestuurder van Capricorn Venture Partners werkte in 1992 mee aan de conferentie van de European Foundation for Entrepreneurship Research in de London Business School. Het was de start van de Easdaq.
Peeters: “De situatie was toen totaal geblokkeerd omdat Europese technologische bedrijven geen instrumenten hadden om door te groeien na een eerste investering. Ze vielen als rijpe appels in de schoot van internationale groepen. Hun Amerikaanse concurrenten die op de Nasdaq noteerden, konden via de beurs overnames en fusies financieren en werden gevestigde ondernemingen – denk maar aan Microsoft. Er was geen venture capital-gebeuren in Europa. Niks!”
In de nasleep van de Londense conferentie werd Peeters begin 1994 aan het werk gezet door de European Venture Capital Association. Hij maakte een studie, gesponsord door de Europese Commissie, die leidde tot de oprichting van de European Association of Securities Dealers en het businessplan van de Easdaq.
Peeters: “Het eerste agendapunt van de werkgroep die Easdaq voorbereidde, was niet zozeer de creatie van een beurs, maar de aanzet tot de creatie van een beurs. We wilden met andere woorden het initiatief van een pan-Europese aandelenmarkt aan de gevestigde beurzen laten. Bij een rondgang in 1994 en 1995 vonden de autoriteiten mij een idealistische dromer met veel visie maar weinig realiteitszin. Europa had geen bedrijven, geen beleggers, en geen tussenpersonen die in zo’n beurs geïnteresseerd waren, zei men. Ik kreeg in Londen, Brussel, Madrid, Amsterdam, Frankfurt en zelfs Antwerpen een beleefd ‘Neen, dank u’ op mijn vraag. De enige die interesse toonde, was de Beurs van Parijs. Toen bleek dat ons initiatief werkte, er kapitaal naar boven kwam en de tussenpersonen interesse toonden, sprongen alle beurzen plots in hetzelfde gat van de markt. Vooral de Duitsers, die met de Neuer Markt ons business-model zo goed als gekopieerd hebben.
TRENDS. Uw businessplan was na enkele maanden totaal achterhaald, en toch ging u door?
JOS PEETERS (EASDAQ).Hadden we in 1993 kunnen voorspellen dat de Europese aandelenbeurzen zo’n vaart zouden nemen, dan weet ik niet of we zelf het roer van de Easdaq in handen hadden genomen.
Easdaq bleef voor ons echter een noodzaak. We profiteerden mee van de start van andere groeibeurzen, die ons initiatief wilden fnuiken. We kregen honderden vierkante meter gratis publiciteit in de vakbladen, zodat we qua merknaam en vertrouwdheid bij investeerders ver vooropliepen. Groeibedrijven gingen plots aankloppen bij venture capital-investeerders in spe. Die beseften dat er ooit, op welke beurs dan ook, een kans was om een exit voor hun investering te organiseren. Het aanbod van eventueel beursgenoteerde groeiers nam toe. We beseften dat er ondanks de concurrentie wel degelijk ruimte was voor een alternatieve pan-Europese beurs.
Die nieuwe spelers hadden nochtans meer middelen en overtuigingskracht dan de piepjonge Easdaq. Waarom bleef u volhouden?
De equity business is tamelijk nationaal gebleven. Enerzijds is er de bovenlaag van internationale investment bankers, die heel Europa bestrijkt. Anderzijds zijn er nationale spelers die geen boodschap hebben aan het Europese gegeven, omdat ze rond nationale beursnetwerken zijn genesteld. Ze doen er alles aan om de handel nationaal te houden, uit vrees dat die grote groepen ze van de kaart vegen. Ook vandaag ontbreekt nog het platform dat een supranationale handel tussen aandelen in Europese groeibedrijven organiseert.
Euronext opereert ook over de grenzen. Hoe staat u tegenover de creatie van deze Frans-Nederlands-Belgische fusiebeurs?
De Beurs van Brussel heeft bijzonder doordacht gehandeld door in het eerste peloton van de consolidatie te stappen. Vandaag beschikken de Belgen over disproportioneel veel invloed in Euronext. Hadden ze gewacht, dan was Brussel niets meer waard.
Intussen groeit er een ernstige concurrent. Vormt de aangekondigde alliantie tussen Nasdaq en iX geen rechtstreekse bedreiging voor Easdaq?
Uiteraard. Maar terecht spreekt u van een ‘aankondiging’. Ik moet die fusie nog in de praktijk zien gebeuren. Er bestaat immers een groot verschil tussen Euronext en iX. Het eerste is een operationeel, pragmatisch samenwerkingsverband, dat al een oplossing heeft voor alle mogelijke problemen, zoals het handelsplatform, de trading rules en de controle.
De iX gaat uit van een big bang-scenario. Het is alles of niets. Er blijven twee handelsplatformen, die elk apart de volumes van beide markten technologisch niet aankunnen. Ze zullen elk voor hun plaats vechten. Als die hybride constructie nog wordt verzwaard met de Nasdaq-handel, vrees ik dat de mislukking zeker is.
Nasdaq profileerde zich tijdens het overnamebod op de Londense beurs als een witte ridder. Vreest u de Amerikaanse concurrenten?
Eigenlijk niet. Nasdaq is in Europa vooral een merknaam. Driemaal hebben de Amerikanen getracht in Europa voet aan de grond te krijgen, en iedere keer vielen ze op hun gezicht. Eerst gingen ze een alliantie met de London Stock Exchange aan en later richtten ze Nasdaq International op, dat zou openen tijdens de Europese werkuren. Later dook de Nasdaq weer op bij de start van Easdaq, waar het alleen de kat uit de boom keek.
Ook binnen iX heeft Nasdaq getracht op de wip te zitten tussen Frankfurt en Londen, maar daar zijn de Duitsers niet ingetrapt. Met als gevolg dat de samenwerking met de Nasdaq via een gemeenschappelijke dochter gebeurt, ver weg van de controlevennootschap.
Nasdaqs probleem in Europa is, dat het eigenlijk meer geïnteresseerd is in het aantrekken van grote aandelen, zoals Siemens of Nokia, dan van groeiaandelen. Ze laten een enorme markt voor de Easdaq liggen.
Een enorme markt, die voorlopig niet door Easdaq zelf wordt bespeeld. De market makers (handelaars in Easdaq-aandelen) lopen niet over van enthousiasme bij de ontwikkeling van de Europese groeibeurs. Willen ze wel voldoende weerwerk bieden aan de concurrerende beurzen?
Eén: ja, ze kunnen en willen dat. Twee: ze hebben geen keuze, omdat de concurrentie hen anders zal wegduwen. Vorig jaar werd Knight Securities met 20% de grootste aandeelhouder van de Easdaq. Dat gebeurde via een kapitaalverhoging van 7,5 miljoen dollar, toch een ernstig engagement.
Dat beurshuis werd op enkele jaren vanuit het niets de grootste market maker in de States en is de hoofdoorzaak van een verenging van de spreads tussen de bied- en vraagprijzen op de Nasdaq. Het sprak met (onder meer) e-traders af om internetorders tegen de goedkoopste prijs uit te voeren. Knight doorbrak zo het kartel van de andere market makers. Het bouwt volop aan zijn poot in Londen – waar de commerciële zetel van Easdaq is gevestigd – om in Europa hetzelfde effect te creëren.
De lancering van Knight als market maker, vorige week, was nochtans geen overdonderend succes.
Je kan niet verwachten dat de situatie op enkele dagen radicaal verandert. Ik ben er gerust in dat dit op enkele maanden zal gebeuren. Net als op de Nasdaq zullen de verschillen tussen de bied- en vraagprijs onder de concurrentiële druk aanvaardbare vormen aannemen. Dat leidt dan weer tot meer volume, en dus tot liquiditeit.
Is het moment niet gekomen om een einde te maken aan het systeem van de market makers en te beginnen met ordergedreven transacties?
Neen, daar ben ik een absolute tegenstander van, tenminste voor het soort bedrijven dat wij willen aantrekken. Wie een aandeel van Philips, UCB of van andere grotere bedrijven wil verkopen, raakt dat altijd kwijt. Er is vraag genoeg.
Bij kleinere groeibedrijven is die liquiditeit niet gegarandeerd. Het gebeurt dat hun aandelen moeilijker kunnen worden verkocht bij gebrek aan interesse. Daarom willen wij partijen hebben – de market makers, dus – die garant staan voor de ogenblikkelijke verkoop van een aandeel, zelfs als ze dat voor eigen rekening moeten inkopen. De market maker neemt dus een reëel risico.
De keerzijde is het verschil in de aan- en verkoopprijs van een aandeel, dat hij afficheert. Dat verschil is zijn winst.
Er zijn gevallen bekend van market makers die de telefoon niet opnamen bij sterke koersdalingen. Ze wilden het risico niet lopen een onpopulair aandeel te moeten kopen.
Dat is een probleem. Het nieuwe handelsplatform, dat volledig elektronisch werkt, zal daarvoor een oplossing bieden. Dergelijke situaties worden dan vermeden.
Onlangs kreeg de Easdaq een enorme opdoffer, toen werd aangekondigd dat de uitbouw van dat handelsplatform met een half jaar werd uitgesteld, tot maart 2001. Hoe was dat mogelijk?
Dat uitstel doet ons geen goed. Midden vorig jaar beslisten we een nieuw softwareplatform voor de technologische handel in aandelen aan te kopen. Tibco, een dochter van Reuters, werd hiervoor geselecteerd. Achteraf bleek dat dit bedrijf zijn contractuele verplichtingen niet na kon komen. Als Easdaq bleef groeien met de snelheid van begin dit jaar, zouden we vlug weer op problemen stuiten. Dus besliste Easdaq om de modernisering van het platform anders en op grotere schaal aan te pakken.
Is die fout in het management de reden van het vertrek van Clive Pedder, gewezen directeur van de marktontwikkeling?
Ja, er is een fout begaan. Men heeft een inschattingsfout gemaakt ten aanzien van Tibco. Het vertrek van Clive is echter een puur persoonlijke stap. Dat neemt niet weg dat er binnen Easdaq wel anderen conclusies moesten trekken.
Moet Easdaq niet dringend een partner zoeken om zijn volume, en dus zijn aantrekkingskacht te verbreden?
Zelf praten we continu met partners over nieuwe initiatieven, met het uiteindelijke doel een pan-Europese markt voor groeionderingen te realiseren. Zeker wat de transparantie van de ondernemingen betreft, stellen wij echter strenge eisen, die niet iedereen onderschrijft.
Tot vandaag hebben we nergens de verzekering gekregen dat die doelstelling van een pan-Europese beurs in een partnership kan worden gerealiseerd. Er is geen enkele indicatie dat iemand anders dat plaatje kan invullen.
Gaat de Euro.NM niet in de richting?
Euro.NM bestaat niet meer. Vier afzonderlijke beurzen, met eigen regels en eigen beursautoriteiten, zetten een aantal aandelen onder een gemeenschappelijke naam en doen alsof het één handelsplatform is. Dat noem ik geen beurs, maar een alfabetische lijst.
Ook gaan de partners elk een eigen richting uit. Frankfurt fuseert met Londen. Parijs, Amsterdam en Brussel vormen de Euronext. Niemand praat nog over de Euro.NM. Die sterft een stille dood.
hans brockmans
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier