Een kapitale uitdaging

Vanaf 1 juli zal België het voorzitterschap van de Europese Unie waarnemen. Een unieke gelegenheid die ons eraan doet herinneren dat Brussel in het dagelijks leven de hoofdstad van Europa is.

Herhaalt de geschiedenis zich niet altijd opnieuw? Op 7 april 1853 annexeerde Brussel een gebied van 194 hectare in het oosten van de stad. De Leopoldswijk is een feit. Daar het een initiatief was van een particuliere maatschappij, die de naam Société Civile pour l’Agrandissement et l’Embellissement de la Capitale de la Belgique (vereniging voor de uitbreiding en de verfraaiing van de hoofdstad van België) droeg, behield het zijn aristocratische bestemming tot de jaren vijftig. Er blijft echter niet veel over van de vroegere glans van de Leopoldswijk. En toch heeft zij vandaag het lot van ruim 400 miljoen Europese burgers min of meer in handen.

In de loop der tijd groeide zij uit tot het zenuwcentrum van Europa, omdat zij vanaf het begin van de jaren zestig de standplaats van de voornaamste Europese instellingen werd. Aanvankelijk ongetwijfeld een beetje per ongeluk, maar later met algemene instemming, aangezien Brussel vandaag officieel erkend is als centrum van de Europese Commissie, de Raad van Ministers, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Het Europees Parlement mag op zijn beurt in Brussel zittingen met wetgevende macht houden. En tot slot werd onze hoofdstad vorig jaar december tot organisator van de Europese topconferenties benoemd.

Een miskleun

Momenteel nemen de vijf instellingen van de Europese Unie 75 gebouwen in beslag die in totaal goed zijn voor 1650 miljoen vierkante meter (inclusief het Berlaymont-gebouw). Een flinke oppervlakte die echter relatief onbeduidend is in vergelijking met de massa kantoren (11 miljoen vierkante meter) en de ruimte voorbehouden aan de Belgische bestuurslichamen (2 miljoen vierkante meter). De instellingen bevinden zich voornamelijk in de Leopoldswijk (92%) maar ook in het gedecentraliseerde oosten van de stad, in Auderghem (de mooie randgemeenten) en de Genèvestraat. Het Economisch en Sociaal Comité is gevestigd in de buurt van het Centraal Station.

De Europese bestemming van de Leopoldswijk is zeker geen holle frase, aangezien de instellingen er bijna de helft van de kantoren voor zich opeisen; de rest is verdeeld over de openbare en de privé-sector. Met één miljoen vierkante meter blijft de Commissie de grootste vierkante-metervreter. Ze wordt gevolgd door het Europees Parlement (450.000 vierkante meter) en de Raad van Ministers (170.000 vierkante meter).

Het zou een prachtverhaal zijn als de Leopoldswijk niet zo’n erbarmelijke aanblik bood als vandaag. In 1999 reeds deed BRAT ( Bureau de Recherches en Aménagement du Territoire) tijdens een studie op verzoek van diverse privé-personen, een verontrustende vaststelling inzake stadsplanning: straten, stoepen en openbare verlichting verkeerden in slechte staat, er was een gebrek aan estheticisme, en groengebieden en de bewegwijzering was vrijwel onbestaande. Het BRAT legde eveneens de vinger op de eenzijdige bestemming van de wijk die (bijna) volledig voor kantoren bestemd was.

Gebrek aan wilskracht?

Enkele jaren later is er nauwelijks verandering gekomen in de situatie. Toch, en dat is een verbazingwekkend fenomeen, zijn alle betrokken spelers – buurtbewoners, huurders, privé- en openbare eigenaars – het eens over de algemene filosofie die moet worden gevolgd om de wijk een nieuwe dynamiek te geven: ervoor zorgen dat zij verschillende bestemmingen krijgt. Een mening die de autoriteiten delen. Toch raken de politici verzeild in onderlinge twisten – het gevolg van een veel te lange reeks studies die nooit worden gebruikt en projecten die of uitgesteld of opgegeven worden – waardoor uiteindelijk het openbaar belang behoorlijk geschonden wordt. Het feit dat de Leopoldswijk niet evolueert, stigmatiseert op minuscule schaal het hele ingewikkelde raderwerk van federale staat, hoofdstedelijk gewest en gemeenten.

Maar het potentieel is er. “Toch heeft de wijk niet moeten inboeten aan stedelijk karakter,” constateert Diane Hennebert, verantwoordelijke van het Bureau La Médiane et de l’Espace Bruxelles-Europe. “Het stedelijke aspect dat zich in de negentiende eeuw aftekende, blijft bestaan. Bovendien omvat de wijk twee heel oude verkeersaders: de Wetstraat die het Jubelpark met het Koninklijk Park verbindt, en de Luxemburgstraat die het plein met dezelfde naam met het Koninklijk Paleis verbindt. In het verleden zijn er fouten gemaakt. Vandaag moeten we onze krachten bundelen om kwaliteits- en creatieve projecten uit te werken.” Buiten een stadsvernieuwing van kwaliteit, is er een hele lijst van uitdagingen met daarop twee prioriteiten die eruit springen: een plaat die boven de spoorweg ligt en de renovatie van de Wetstraat.

De filosofie van de vernieuwing van de plaat, een strategische plek bij uitstek, zal de integratie en het beeld van het Europese gebeuren in de wijk in hoge mate beïnvloeden. Als dat namelijk toegankelijk is voor het publiek, zal zij symbool staan voor het feit dat het Parlement zich openstelt voor de stad en doorgang verleent van het Luxemburgplein naar de residentiële zone aan de achterkant. Daarentegen bestaat het gevaar dat zij de instelling in een getto insluit. “De plaat houdt rechtstreeks verband met de verwezenlijking van de projecten D4 en D5 voor het Europees Parlement. Deze zal de link vormen tussen het oude stationsgebouw, dat deels gereserveerd is voor culturele evenementen, en het Parlement,” aldus Alain Radelet, bestuurder van de Société Espace Léopold.

Totaalbeleid

Om voor het tweede probleem een oplossing te vinden werd in 1996 het buurtcomité van de Wetstraat opgericht, waarin eigenaars en de voornaamste bewoners zich verenigden. “De doelstelling is dat er maatregelen worden genomen, opdat het kantoor economisch niet onbruikbaar wordt,” verduidelijkt Eric de Keuleneer, voorzitter van het CBHK en het buurtcomité van de Wetstraat. “De renovatie van deze straat is niet alleen symbolisch, maar zal de wijk een echte zuurstof boost geven. Het project voorziet in een vernauwing naar vier verkeersbanen, een vernieuwing van de los- en laadzones, een verbreding van de stoepen alsook nieuwe openbare verlichting. Als dat alles een feit is, zullen de eigenaars op hun beurt hun beste beentje voorzetten en de begane grond renoveren door winkels te openen, diensten in te stellen en ruimten met een culturele of informatieve bestemming in te richten over de regio’s en landen van de Europese Unie. Dankzij deze onderneming, die naar de rest van de wijk zou kunnen worden uitgebreid, krijgen mensen er wellicht opnieuw plezier in de benenwagen te gebruiken, want voetgangers zie je hier tegenwoordig nauwelijks nog.” Momenteel ziet het ernaar uit dat het dossier eindelijk van start kan gaan, aangezien de samenwerkingsverdragen een financiering zouden hebben opgeleverd.

Om stadskanker, en dus een verlies van de vastgoedwaarde, te vermijden is kantoorrenovatie een hot item geworden. “De kantoren, die voor het leeuwendeel in de jaren zestig werden opgetrokken, zijn aan het verouderen,” zo luidt de vaststelling van Didrik van Caloen, CEO van Banimmo Real Estate. “Ruim een derde ervan beantwoordt niet langer aan de moderne normen. We moeten absoluut voorrang geven aan de hergroepering en renovatie van dit bestaande gebouw voordat we nieuwe bouwplannen gaan lanceren. Natuurlijk kost renoveren 15% à 50% meer dan het optrekken van een nieuw gebouw. Vandaag begint het effect van de schaarste voelbaar te worden en dat brengt een stijging van de huurprijzen met zich mee. Dat is een noodzakelijke voorwaarde om de rentabiliteit van de kwaliteitsrenovatieplannen te verzekeren. In deze context heeft de wijk echt een coherent stadsbeleid nodig.”

“Een enorm obstakel voor de renovatiedynamiek vormt ook de extreme eigendomsverkaveling die voortvloeit uit het feit dat de markt niet over liquide middelen beschikt, en dat houdt dan weer verband met de idioot hoge registratierechten,” merkt Bernard Cardon de Lichtbuer, CEO van Cofinimmo op. “Een betere omloop van de gebouwen zou ongetwijfeld tot meer dynamiek leiden. Wordt het anderzijds niet hoog tijd om van de Europese wijk the place to be in Europa te maken? Bewoners die bereid zijn om de prijs te betalen om in deze wijk te zitten, dat zou tot kwaliteitsinvesteringen kunnen leiden. Stedelijk milieu en architecturale kwaliteit zijn immers nauw met elkaar verbonden.”

En morgen?

In concreto komt het erop neer dat er, dankzij het aanstaande Belgische voorzitterschap van de EU, schot in de situatie zit. Aan het plein van de Europese Unie (of de Raad) wordt de laatste hand gelegd en Le Jardin de la Vallée de Maelbeek, onder aan de Jozef II-straat, zal op 21 juni worden ingewijd. Ook dit is het resultaat van een algemene consensus die pleit voor de transformatie van een bouwterrein in een groengebied.

Aan goede wil dus geen gebrek. Een sterke stimulus zou een echte verandering kunnen ontketenen. Toch zou een notoir onvermogen het slagen van de onderneming in de weg kunnen staan: het ontbreken van een globale visie. Sommigen bevelen de oplossing aan van de aannemer die, geheel zelfstandig, de leiding zou hebben over de ontwikkelingen van de wijk. Maar hij moet nog wel een welomschreven basis krijgen. “Daarbij zouden we kunnen denken aan een richtplan dat de hoofdlijnen vastlegt,” aldus Henri Simons, eerste schepen van de stad Brussel, belast met de stadsplanning. “Want het volstaat niet om een zone in een woonwijk om te toveren om er opnieuw bewoners naartoe te lokken. We moeten hen in de eerste plaats een aangenaam leefklimaat kunnen bieden.”

Nog een oplossing. Op initiatief van Bernard Cardon de Lichtbuer zou de Belgische cel van het Urban Land Institute haar eerste opdracht moeten concretiseren via een studie over de Leopoldswijk. Een paar dagen lang zullen diverse buitenlandse experts worden ingeroepen om hun ervaring in dienst te stellen van de Europese hoofdstad. Een buitenkans die we niet mogen laten liggen.

Véronique Pirson

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content