“Een haantje-de-voorste houdt het niet lang vol in ons gezelschap”
“Het begon bij een kippenkraam bij mij in de straat. Terwijl ik op mijn bestelling wachtte, neuriede de uitbater een wijsje dat ik herkende als Ierse folk. We raakten aan de praat, ik kwam erachter dat hij en zijn broer folk speelden en dat ze mij als gitarist konden gebruiken. En toen mijn overbuur, een fietsenmaker, eens kwam luisteren, kreeg hij ook de smaak te pakken – hij werd onze mandolinespeler. Of neem een van onze violisten. Ik was in een Troc.com-winkel in Brussel, toen daar een verkoper een viool keurde. Ik zag dat hij er iets van kende en sprak hem aan. Het bleek dat hij van Hongaarse oorsprong was en een klassieke opleiding viool had genoten. Op die manier, spontaan en met veel toeval, heeft onze groep vorm gekregen.
“Met zijn zessen vormen we de vaste kern – drie Nederlandstaligen, drie Franstaligen. In die bezetting zijn we twaalf jaar bezig. Professioneel hebben we verschillende horizonten, maar als we repeteren vinden we het opperbest met elkaar. Dat is het moment, na een week vol cijfers en vergaderingen, dat ik de stekker eruit trek en iets doe in een heel ander kader.”
Bob Dylan
“Ik lees geen noot muziek. Ik heb op mijn eentje leren spelen, op mijn zeventiende, op de gitaar van mijn zus. Dat valt allemaal nog mee, zodra je voldoende akkoorden in de vingers hebt, kun je begeleiding spelen. De meesten van ons hebben nooit muziekles gevolgd. We spelen onze nummers niet van de partituur, we horen iets en spelen het na. Iemand stelt een nummer voor, iedereen beluistert het tegen de volgende keer, we overleggen kort en dan vliegen we erin.
“De mensen kennen ons als een groep die Ierse folk speelt, maar we zijn daar niet al te strikt in. We brengen Bretoense muziek, folk uit Schotland en Amerika, en nu en dan een Bob Dylan ertussen. Onze aanpak is heel los en informeel – we zijn al vaak genoeg formeel in het beroepsleven. Het gaat ons vooral om het plezier van het samenspel. Een nieuw lid dat haantje-de-voorste wil zijn of te perfectionistisch is, houdt het niet lang vol in ons gezelschap. De repetities, elke woensdag, zittend rond de tafel, zijn heel aangename momenten, en ook naar de optredens leven we toe. We spelen zes à tien keer per jaar voor een publiek – op een buurtfeest, bij iemand thuis, en ook al eens voor Artsen zonder Grenzen en Amnesty International.
“Als je naar buiten komt, maak je dingen mee. Zoals vorig jaar, toen speelden we in Temse. Dat cafeetje zat stampvol, en er was een vrouw die enthousiast alle liedjes meezong. Tot ons genoegen bleek ze de zangeres te zijn van de groep Shantalla, een van de betere Europese folkgroepen, die met haar gitarist gewoon een pint was komen drinken. Ze is dan met ons komen meezingen. Heel tof.”
Muziek op straat
“De liefde voor folk zat er bij mij al vroeg in. Als tiener maakte ik kennis met de muziek van Derrol Adams, een Amerikaan die in Antwerpen woonde. Zo heb ik Pete Seger en Woodie Guthrie leren kennen, en ben ik uitgekomen bij bluegrass, een mengeling van Ierse en Amerikaanse folk. Daarnaast was ik fan van de Leuvense folkgroep Rum en ook de Vlaamse kleinkunst kon me boeien.
“Want ik hou van folk in de breedste zin van het woord: volkse muziek, of muziek die je op straat kunt horen. Met mijn vrouw ben ik naar Cuba geweest, speciaal voor dat soort muziek. En naar Lissabon, voor de fado. Maar dat is voor mijn genoegen, niet per se om ons repertoire aan te vullen. Hoewel. Er zijn Cubaanse liedjes waarvan ik denk: als we dat nu eens zouden ver-Iersen, dat zou nog eens leuk zijn.”
FILIP HUYSEGEMS, FOTOGRAFIE JONAS LAMPENS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier