Een contradictio in terminis
Door de aanvaarding van de advocaten van het Nederlandse kantoor HVG – stevig verbonden met Ernst & Young – opent de Brusselse balie de doos van Pandora. Deze multidisciplinaire praktijken (MDP), waarbij advocaten en consultants samenwerken, flakkerden even op rond de eeuwwisseling. Er volgde een uitsluiting door de Orde van Vlaamse Balies, maar Cassatie vernietigde dat Berufsverbot.
Multidisciplinaire praktijken hebben wel degelijk zin. Idealiter wordt een vennootschapsrechtelijk advies van een advocaat afgetoetst door een fiscaal adviseur, om te vermijden dat het bedrijf te veel belasting betaalt. Ook is het aangewezen dat een strategische adviseur bekijkt hoe een door de advocaat in elkaar geknutselde structuur in de praktijk te managen valt. Een advocaat kan dan weer het best de juridische consequenties van een fiscale constructie of interne herstructurering aftoetsen.
Deze noodzakelijke combinatie van financiële, fiscale, juridische en strategische adviesverlening gebeurt het best in een geïntegreerd pakket. Als de ene adviesverlener het werk van de andere immers niet goedkeurt of onmogelijk maakt, wordt de adviesvrager van het kastje naar de muur gestuurd. Dan loopt de factuur aardig op. Dick Weiffenbach en zijn Vlaamse HVG-medewerkers beweren dus dat ze ooit goedkoper en beter advies zullen afleveren dan kantoren als Linklaters en Allen & Overy.
Maar is het MDP-model houdbaar? De commerciële mentaliteit van de Big Four vloekt soms met die van de advocaten. Consultants denken bijna militair. De dikwijls briljante jonge medewerkers staan ten dienste van hun partners en werken in functie van hun beslissing. Advocaten worden echter geacht onafhankelijk te denken. Zullen de HVG-medewerkers hun cliënt er bijvoorbeeld in alle openheid op wijzen dat hun fiscale E&Y-collega een paar kantoren verder een blunder van formaat heeft begaan, waarmee ze bij de rechter in serieuze problemen kunnen geraken? Zal een jonge advocaat aan de commerciële druk weerstaan om zijn cliënt door te verwijzen naar een adviseur met een derderangsreputatie? En moet een bedrijfsrevisor die toevallig stuit op een financieel misdrijf dat de cliënt heeft opgebiecht aan zijn advocaat, naar de autoriteiten stappen, zoals de wet hem verplicht?
Het MDP-model kan dus alleen werken met een stevige Chinese muur tussen de beroepsgroepen. De vraag is of zo’n muur dan niet het hele model van de geïntegreerde samenwerking zelf ondermijnt. MDP blijkt dan een contradictio in terminis.
De oplossing? Misschien moeten de Big Four eens ernstig nadenken hoe ze meer jonge juristen van hetzelfde topniveau als in de advocatuur kunnen aantrekken. En vooral hoe ze die sterren kunnen laten schitteren in het bedrijfsleven. Juridische ego’s worden immers graag gestreeld. Als de juristen van de Big Four zich evenwaardig voelen en voor hun cliënten evenwaardig zijn als topadvocaten, is er geen nood meer aan delicate constructies met advoccountants.
De comeback van advoccountants,
blz. 58.
Door Hans Brockmans
De Big Four moeten eens ernstig nadenken hoe ze meer jonge juristen van hetzelfde topniveau als in de advocatuur kunnen aantrekken.
“Dankzij de bedside terminal kan de hoteldienst met hotelzaken bezig zijn en de verpleegkundige met zorgtaken”
(Ron Spätjens, Orbis Medisch Centrum, Sittard)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier