Een bom te ver ?

Ondanks de gespannen sfeer tastten via een VDBH-missie een twintigtal Vlaamse bedrijven in Israël het terrein af. Dankzij de diamant is België, op de VS na, Israëls belangrijkste handelspartner. Welke andere opportuniteiten zijn er ?

Tel Aviv, Jeruzalem.

Onlangs sloeg de terroristische arm van Hamas moorddadig toe aan het centrale busstation van Jeruzalem. Amper enkele dagen ervoor maakten Willy Danschutter, zaakvoerder van chocoladefabrikant Arosa uit Aartselaar, en zijn exportdirecteur Frans Dergent ongeveer op dezelfde plaats na een bomalarm enkele bange momenten mee. Willy Danschutter was een van de twintig Vlaamse zakenlui die met de Vlaamse Dienst voor de Buitenlandse Handel (VDBH) Israël aandeden.

Na de Verenigde Staten is ons land Israëls tweede belangrijkste invoerder, met 88 miljard frank aan goederen en diensten (cijfers 1994). De Antwerpse diamantairs tekenen daarbij voor het leeuwendeel (80 %).

Voor de meeste deelnemers aan de VDBH-missie was het een eerste kennismaking met dat land. Voor anderen, zoals Hansen Transmission, de Antwerpse expediteur Steinacher, het Kortrijkse Hemmis of de beroepsorganisatie Fabrimetal betrof het een follow-up-zending. Tot voor de jongste golf bomaanslagen volgden buitenlandse handelsmissies elkaar in snel tempo op. Dit heeft niet alleen met de (broze) vredespolitiek te maken, maar evenzeer met de evolutie van de economie : tussen 1985 en 1995 verdubbelde het BNP. Israël heeft de ambitie een regionale draaischijf te worden. Het land staat omzeggens letterlijk in de steigers. De regering heeft inzake infrastructuur grootse plannen : uitbouw van de havens van Haïfa en Ashdod, aanleg van bruggen, tunnels en wegen, telecommunicatie, een metro voor Tel Aviv, nieuw te bouwen energie- en milieuvoorzieningen. Allemaal dossiers die bij FITA (Flanders International Technical Agency) en zijn voorman Louis Van Schel veel interesse wisten op te wekken. FITA is een samenwerkingsverband (1991) tussen drie beroepsfederaties (Orde van de raadgevende ingenieurs en van de engineeringbureaus (ORI), Confederatie van de Bouw, Fabrimetal Vlaanderen), de Vlaamse overheid en een reeks van zijn dochters (zoals Ovam, De Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, Leefmilieu en Infrastructuur enzovoort). Bedoeling is Vlaanderen en zijn bedrijven te positioneren inzake bouw en milieuwerken.

LEEFMILIEU.

De belangrijkste opportuniteit voor Vlaamse bedrijven is de sector van het leefmilieu. De Israëlische markt op dat vlak wordt geraamd op 60 miljard frank voor afval, verbranding en waterbehandeling. Zegt Doh Ahmir, een topambtenaar op het Israëlische ministerie van Leefmilieu : “De leefmilieuproblematiek is een prioriteit. In ’92 werkte dit ministerie nog met een budget van amper 10 miljoen dollar, in ’95 was dat uitgegroeid tot 130 miljoen dollar. Dit wordt meer en meer een sterk gesubsidieerde sector.”

Volgens onze diplomatieke en economische vertegenwoordigers in Tel Aviv bestaat er aan Israëlische zijde “bijzondere aandacht voor onze technologie”. Bart Vandeputte, adviseur bij Fabrimetal, zorgt voor een nuance : “Bedrijven die willen meedingen naar infrastructuurwerken in Israël botsen op een nogal afgeschermde markt. Daarom raad ik iedereen aan om met een lokale partner in zee te gaan. Dan kan men zich heel wat competitiever opstellen. Vergeet niet dat Israëlische bedrijven, overeenkomstig de local content policy, tot 15 % duurder mogen zijn dan buitenlandse bedrijven.”

De Japanners beschouwen brains al geruime tijd als het veruit goedkoopste en interessantste product dat in Israël beschikbaar is. Aan Vlaamse zijde dringt het belang van Israël als technologiemarkt druppelsgewijs door. Vlaamse en Israëlische universiteiten zijn al aan een voorzichtige dialoog toe. Bedrijfsleider Dirk Van Der Stede van het technologiebedrijf Hemmis weet, na twee reizen Israël, dat O&O-samenwerking met een Vlaams of Belgisch bedrijf positief geëvalueerd wordt aan joodse zijde.

Bart Vandeputte aast nu namens Fabrimetal op een exclusieve O&O-zending richting Tel Aviv. Zegt Vandeputte : “Het technologieverkeer kan in twee richtingen gaan. Wij kunnen Israëlische kennis naar België proberen te halen en omgekeerd onze knowhow proberen te linken aan de Israëlische. Ik pleit daarom expliciet voor de plaatsing van een technologie-attaché in Israël.”

In de Brusselse Montoyerstraat werkt Thomas Van Bellinghen en zijn Inparco Consult al sinds 1993, en met steun van de Europese Unie, aan het bevorderen van de industriële samenwerking tussen Israëlische en Belgische bedrijven. Ook na drie jaar is daar nog niet één joint venture uit voortgekomen. Van Bellinghen is nochtans vrij positief : “Er zijn twaalf akkoorden van industriële samenwerking getekend. Ruim dertig andere dossiers liggen ter studie. Tussen hier en enkele jaren zie ik een trio Belgische ondernemingen ter plaatse investeren.” In afwachting van een breed draagvlak voor industriële samenwerking, ziet een reeks Vlaamse kmo’s Israël nog bij voorkeur als “een beloofd afzetland”. Zegt exportmanager Patrick De Smet namens het West-Vlaamse bedrijf Mol : “Een hechte zakenrelatie moet je geduldig en stapsgewijs opbouwen.” Dirk Van Der Stede heeft daar nog een kanttekening bij : “Maar zonder lokale partner zal dit vermoedelijk niet lukken.”

K.C.

JERUZALEM Industriële samenwerking met Israël komt slechts schoorvoetend op gang.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content