EEN BETERE HERFST?

Een jaar geleden zag het er op de internationale economische en monetaire scène behoorlijk beroerd uit. Rusland kon totaal niet meer voldoen aan zijn schuldeisers. Het grootste hefboomfonds ter wereld, Long Term Capital Management, verloor miljarden dollars. In Azië evolueerde de economische crisis, die een jaar eerder ontvlamd was, in de richting van een Tsjernobiliaanse meltdown. Destabiliserende muntcrisissen leken in Zuid-Amerika, na jaren van kalmte, hun herintrede te doen. Europa stond weliswaar klaar om de euro te introduceren, maar de reële economie van het Oude Continent leek qua economische groei wel een Parkinson-patiënt. De Amerikaanse president Bill Clinton vertolkte de opinie van velen toen hij het in die dagen had over “de zwaarste financiële crisis van de afgelopen 50 jaar.”

Bepaalde media, analisten én beleidsverantwoordelijken slaan sedert enkele maanden een heel andere toon aan. De redenen voor deze ommezwaai in de optimistische richting zijn niet ver te zoeken. Rusland blijft een puinhoop, maar via de aanpak van die crisis door het Internationaal Monetair Fonds ( IMF) werden voldoende veiligheidsschakelaars ingebouwd om de kans op internationale uitzaaiing van mogelijke nieuwe aberraties ter plekke sterk te verminderen. In Azië doet zich een haast spectaculaire heropleving voor van de economische activiteit, ook in de grotere economieën zoals Zuid-Korea en Japan. De Amerikaanse economie blijft verbazend op een stevig groeipad en in Europa zit een heropleving nu duidelijk in de pijplijn. Engeland ontweek de verwachte recessie, Frankrijk presteert nu reeds enkele jaren meer dan behoorlijk en achterblijvers Duitsland en Italië klimmen uit het dal.

Deze evolutie betekent nog niet dat de economische hemel wolkenloos is. Terwijl er vorig jaar een al te scherp herfstpessimisme heerste (hoewel, wat zou er gebeurd zijn zonder de doortastende renteverlagingen van de Amerikaanse centrale bank?), leert een nadere analyse van de realiteit vandaag dat het optimisme best wat mag getemperd worden. Wat de eurozone betreft, mag betwijfeld worden of het onmiskenbare herstel zich langdurig kan doorzetten zonder diepgaande deregulerende ingrepen. Vooral de arbeidsmarkt dreigt snel oververhit te geraken bij toch nog hoge werkloosheidscijfers. De structurele werkloosheid in de eurozone creëert niet alleen een maatschappelijk schisma, maar hypothekeert ook het groeipotentieel van het economische weefsel.

In de Verenigde Staten neemt de inflatoire spanning onmiskenbaar toe, terwijl Wall Street duidelijk overgewaardeerd blijft. De stijging van de yen geeft aan dat steeds meer Japanse beleggers het zaakje niet meer vertrouwen in de VS en hun fondsen repatriëren. Vele Japanse bedrijven en banken zijn overigens tot repatriëring gedwongen om de vaak dramatische situatie in de moederhuizen te helpen rechttrekken. Een verder afkalvende dollar (het logische gevolg van de mindere toestroom van buitenlands kapitaal) verhoogt de inflatoire druk in de VS. Dit kan de centrale bank, de Fed, verplichten tot rentestijgingen, die sowieso al in de pijplijn zitten. Komt Wall Street dan op een rustige manier naar meer reële waardes of gebeurt de aanpassing met veel gedonder en geraas? Het is haast ondenkbaar dat de Fed in de komende maanden haar oppompactie van vorig jaar nog eens kan overdoen.

De derde factor van herfstoptimisme, het herstel in Azië, roept ook vragen op. In alle landen die betrokken zijn bij de twee jaar geleden gestarte crisis, creëerden de overheden inmiddels aanzienlijke (zoals Zuid-Korea) tot gigantische (zoals Japan) overheidstekorten. Dergelijke begrotingsdeficits zorgen voor een mechanisch groei-effect. Maar de hamvraag luidt hoever deze landen vorderden op de weg van de structurele ingrepen. De Japanse bankcrisis suddert nog altijd verder en blijft het normale economische circuit zwaar hypothekeren. De nu vooropgestelde creatie van een mammoetbank kan nog meer slechte perspectieven op dat vlak inhouden: hoe groter een bank in problemen, hoe moeilijker een overheid kan ontkomen aan druk om blindelings geld te stoppen in het lekkende schip.

Ook in de andere Aziatische landen lijkt het stroef te lopen met de hervormingen. De Zuid-Koreaanse chaebols liggen onder vuur om af te slanken en te desinvesteren, maar er gebeurt weinig. De trend naar meer transparantie, efficiëntere regulering en afbraak van allerhande machtsposities en corruptie zit in het slop. De eerste tekenen van hernieuwde speculatieve excessen bieden zich aan. “Crony capitalism in emerging nations is alive and well,” schreef Jeffrey Garten, decaan van de Yale School of Management, in de New York Times. Het gebrek aan structurele ingrepen is zeker typerend voor China, waar bovendien een felle deflatie blijft woeden. De interne problemen verhogen de kans op vuurwerk rond Taiwan. Vallen daar niet alleen verbale, maar ook echte schoten, dan is het herfstoptimisme onmiddellijk verdwenen.

JOHAN VAN OVERTVELDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content