Een alternatief voor de vzw

Vaak kiest een pensioenfonds zonder nadenken voor de vzw-vorm. Er is nochtans een méér dan valabel alternatief : de onderlinge verzekeringsvereniging.

Wanneer een onderneming een pensioenplan wil opzetten voor haar personeel, staat ze traditioneel voor de keuze : groepsverzekering of pensioenfonds ? De pro’s en contra’s van beide pensioeninstrumenten willen we hier niet onder de loep nemen. (Laten we evenmin vergeten dat de ergerlijke loonmatigingsregeling, die nog tot eind 1996 van kracht is, maar waarvan we via de recente kaderwetten reeds weten dat ze in een licht gewijzigde vorm ook na 1996 zal voortgezet worden, beperkingen oplegt om als bestaande onderneming een pensioenplan op te starten.)

Waar we vandaag de aandacht willen op vestigen, is dat een onderneming die voor een pensioenfonds opteert, daar niet noodzakelijk de vorm van een vzw hoeft aan te geven. Er is een weinig bekend maar interessant alternatief : een zogenoemde “onderlinge verzekeringsvereniging”.

Net zoals een verzekeringsmaatschappij de vorm van een “onderlinge” kan aannemen in de plaats van die van een naamloze of een coöperatieve vennootschap, kan ook een pensioenfonds een onderlinge zijn. In de praktijk stellen we echter vast dat op enkele uitzonderingen na de pensioenfondsen de vzw-vorm gekozen hebben. Waarom ? Wij hebben de indruk dat dit quasi uitsluitend te wijten is aan een gebrek aan vertrouwdheid met die andere rechtsvorm. De vzw is genoegzaam bekend ; iedereen is wel betrokken bij een kaartersclub of een caritatieve instelling ; er bestaat ook een specifieke wetgeving op de vzw’s. De onderlinge verzekeringsvereniging is niet alleen onbekend, maar kent evenmin een omstandig juridisch kader.

Definitie.

Een onderlinge verzekeringsvereniging is een onderlinge afspraak of een contract tussen alle betrokken partijen in de zin van artikel 1832 van het Burgerlijk Wetboek. Zij wordt gevormd door natuurlijke personen of rechtspersonen, die er zich tegen storting van (vaste of veranderlijke) bijdragen toe verbinden elkaar onderling te dekken tegen het verwezenlijken van bepaalde risico’s. Zij heeft geen winstoogmerk. Zij is krachtens artikel 10 en 11 van de Controlewet op de Verzekeringen te beschouwen als een burgerrechtelijke vereniging met rechtspersoonlijkheid. Als pensioenfonds is zij net als de vzw’s onderworpen aan de koninklijke besluiten van 1985 op de private voorzorgsinstellingen (de pensioenfondsen). Slaap dus op beide oren : uw onderlinge is juridisch helemaal in orde en onderworpen aan de geldende reglementering inzake pensioenfondsen.

Kenmerken en voordelen.

De onderlinge kan niet beschouwd worden als een handelsvennootschap en heeft derhalve geen inschrijving nodig in het handelsregister. Zij kan opgericht worden bij middel van een eenvoudige onderhandse akte en bezit de rechtspersoonlijkheid vanaf de datum van publicatie van haar statuten in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad. Zij heeft een eigen patrimonium en de vennoten of aangesloten leden hebben daarop dus een vorderingsrecht.

Ten opzichte van de vzw-vorm heeft de onderlinge een grote mate van vrijheid qua statuten en qua werking, precies omwille van het feit dat wegens het gebrek aan stringente specifieke wetgeving soepelheid en vrijheid de regel zijn. Er is nergens sprake van een verplichting tot het houden van een algemene vergadering. Er is evenmin een minimum aantal leden. De statuten zullen bepalen hoe het bestuur van de onderlinge, de wijze van benoeming, de bevoegdheden, het beslissingsproces en de duur van het mandaat geregeld zullen worden van de personen die belast zijn met dit bestuur. Er bestaan geen wettelijke verplichtingen terzake. Indien er toch beslist wordt algemene vergaderingen te houden, kan het stemrecht vrij bepaald worden. De onderlinge is in tegenstelling tot de vzw aan geen enkele beperking onderworpen betreffende het in eigendom bezitten of anderszins houden van onroerende goederen. Er is evenmin een vereiste tot controle door de ondernemingsraad, noch een paritaire samenstelling van de raad van betuur. Enige nuancering is hier vereist : het inspraakrecht der werknemers dat door de zogenaamde wet-Colla op de aanvullende pensioenen georganiseerd wordt, is wel toepasselijk op de onderlinge verzekeringsverenigingen.

Wegens plaatsgebrek moeten we hier een aantal andere voordelen onbespreekbaar laten, maar vanuit juridisch oogpunt mag gerust gesteld worden dat de onderlinge verzekeringsvereniging een pensioenfondsvorm is die een uitermate hoge soepelheid qua structuur en werking biedt.

Bovendien is de onderlinge verzekeringsvereniging niet onderworpen aan de jaarlijkse taks van 0,17 % op het patrimonium, die door de vzw-pensioenfondsen verschuldigd is. Gespreid over een aantal jaren vormt dit een onmiskenbaar voordeel. Voor het overige kan men stellen dat de fiscaliteit nagenoeg dezelfde is als deze van de vzw.

Conclusie.

Het loont voor een onderneming zeker de moeite om te overwegen haar pensioenfonds op te richten onder de vorm van een onderlinge, en niet blindelings te opteren voor de méér bekende vzw-vorm. De eventuele omvorming van een vzw naar een onderlinge kan fiscaal nagenoeg neutraal geschieden en volgens een naar de Controledienst voor de Verzekeringen toe zeer eenvoudige procedure. De onderlinge biedt, zowel vanuit juridisch als vanuit fiscaal perspectief, nauwelijks nadelen en expliciete voordelen.

Jean-Paul Timmermans en Eric Cauwels

Jean-Paul Timmermans en Eric Cauwels zijn juridische adviseurs bij Price Waterhouse.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content