Economische werkloosheid slachtoffer van eigen succes
In tijden van crisis is economische werkloosheid een ideaal flexibiliseringsinstrument voor bedrijven. Maar het systeem dreigt het slachtoffer te worden van het eigen succes. Hier en daar is kritiek te horen op de kostprijs en de werking van het stelsel.
Nyrstar, Ford Genk, ArcelorMittal, Picanol, Opel Antwerpen, Eternit, Borealis Polymers… Het is maar een greep uit de lijst van bedrijven die de voorbije weken besloten om economische werkloosheid in te voeren. Economische werkloosheid is hét middel bij uitstek om conjuncturele schokken flexibel op te vangen. In plaats van onmiddellijk over te gaan tot ontslagen zodra de economische activiteit drastisch begint te dalen of wanneer de omzet zwaar tegenvalt, worden arbeiders met een vast contract voor een bepaalde periode op non-actief geplaatst. Wegens een ‘tijdelijk gebrek aan werk’ worden arbeidsovereenkomsten geschorst en krijgen arbeiders een hogere vergoeding dan de gewone werkloosheidsuitkering. Zij vallen dan onder het stelsel van tijdelijke werkloosheid (zie kader Wat is tijdelijke werkloosheid?).
Het systeem maakt België uniek. In ons land is amper sprake van een flexibele arbeidsmarkt, maar het systeem van tijdelijke werkloosheid is daarop de spreekwoordelijke uitzondering. Arbeidsmarktspecialisten tonen zich een overtuigd voorstander van economische werkloosheid. Voordeel voor de werknemer is dat flexibele arbeid wordt gekoppeld aan een vast contract. Een werkgever van zijn kant houdt niet alleen mensen in dienst, hij vermijdt naast ontslagkosten ook scholings-, wervings- en selectiekosten voor het geval de productie opnieuw toeneemt.
Volgens een analyse van de Leuvense econoom Luc Sels heeft economische werkloosheid duidelijk voordelen, want ze stelt bedrijven in staat om meer werknemers te behouden dan de gemiddelde capaciteitsbezetting zou toelaten. Daardoor hebben niet alleen meer mensen een baan, maar worden ook meer kwalificaties in staat van paraatheid gehouden.
Vakbonden willen hogere uitkeringen
Het systeem heeft ook een aantal nadelen. Zo betekent het aanzienlijke meerkosten voor de sociale zekerheid. In september betaalde de RVA 17,4 miljoen euro aan uitkeringen in het kader van tijdelijke werkloosheid. In twee derde van de gevallen was er sprake van economische werkloosheid. Vorig jaar kostte tijdelijke werkloosheid meer dan 410 miljoen euro aan de RVA. Dit jaar zal dat nog een stuk hoger zijn. Het aantal arbeiders dat onder economische werkloosheid valt, is in oktober gestegen tot 118.318, een stijging met 23,4 procent op jaarbasis. Dat betekent dat de RVA-kosten voor tijdelijke werkloosheid dit jaar gemakkelijk kunnen oplopen tot 500 miljoen euro.
Ondanks die extra kosten vinden de vakbonden dat de overheid een extra inspanning moet leveren om de uitkeringen van arbeiders die onder economische werkloosheid vallen te verhogen. Voor gezinshoofden en alleenstaanden bedraagt die uitkering 65 procent van het loon met een maximum van 1238 euro per maand, voor samenwonenden 60 procent met een maximum van 1143 euro per maand. Daarbovenop komt een opleg van een sectoraal fonds voor bestaanszekerheid. Die opleg wordt gefinancierd door bedrijven uit de sector en bedraagt tussen 8 en 10 euro per dag.
De vakbonden willen het loonplafond (1906 euro bruto) op basis waarvan de uitkeringen worden berekend, verhogen. Ze krijgen daarbij steun van de PS. Die wil het loonplafond optrekken met 300 euro en de uitkering bij economische werkloosheid eerder 75 tot 80 procent van het loon laten bedragen in plaats van 60 tot 65 procent. “In de praktijk vallen arbeiders zelfs terug op 55 procent van hun loon en dat voor maanden”, aldus Marc Leemans, nationaal secretaris van het ACV. “Het kost de sociale zekerheid weliswaar geld maar het is ook de taak van de RSZ om voor inkomensgarantie te zorgen. Je moet het in een breder kader bekijken: tijdelijke werkloosheid is een compensatie voor de toch wel zeer lage opzegtermijnen voor arbeiders. En de mensen blijven aan het werk. Komen ze voor lange tijd in de werkloosheid terecht, dan kost dat de RVA immers ook een pak geld.”
Shopgedrag van multinationals
Dezer dagen maken bedrijven gretig gebruik van economische werkloosheid, maar volgens critici leidt dat soms tot uitwassen. Omdat tijdelijke werkloosheid enkel in België kan, beslissen multinationals met verschillende vestigingen in Europa vaak om de productieverlagingen eerst in België toe te passen. Kan men dat ‘shopgedrag’ tussen vestigingen tegengaan? Leemans: “Dat valt allemaal best mee. Het is trouwens dankzij die sterke personeelsbezetting dat Belgische autoconstructeurs opdrachten binnenhalen wanneer de productie plots snel moet stijgen.”
Een andere kritiek is dat het stelsel bedrijven immuniseert voor marktontwikkelingen. Men houdt het personeelsbestand op peil, terwijl bedrijven zich eigenlijk onmiddellijk dienen aan te passen. “Bedrijven die niet over zo’n stelsel beschikken kunnen de marktsignalen niet negeren en slaan wellicht sneller het innovatiepad in”, stelt Luc Sels in een studie.
Ook voor bedienden?
Wanneer de herziening van het systeem van economische werkloosheid ter sprake komt, worden over het algemeen twee voorstellen gelanceerd. Primo: werknemers zouden tijdens periodes van inactiviteit verplicht kunnen worden om een opleiding of bijscholing te volgen. Secundo: het voorstel om tijdelijke werkloosheid uit te breiden tot bedienden. Voorlopig is daar nog niets van in huis gekomen, op een paar uitzonderingen na. Zo heeft de toeristische sector na de aanslagen van 9/11 een tijd economische werkloosheid ingevoerd. Maar een algemene uitbreiding tot bedienden zou niet alleen een verdubbeling betekenen van het aantal werknemers dat onder tijdelijke werkloosheid valt, het zou ook de kosten verder opdrijven. (T)
Door Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier