Naar een klimaatneutrale economie: de weg voor de gebouwen

© IS
Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Het doorsnee Belgische gebouw is niet vriendelijk voor het klimaat.

Waarover gaat dit?

EnergyVille rekende uit hoe België zijn netto-uitstoot van koolstof kan reduceren tot nul tegen 2050 mét het integrale behoud van de industrie (lees meer). Wat u hieronder leest, is de weg voor de gebouwen.

Lees ook de weg voor de industrie, voor de transportsector en voor de elektriciteitsproductie.

Door de slechte isolatie is ons woningpark een van de meest energieverslindende van Europa en door het intensieve gebruik van gas- en stookolieketels is de uitstoot van broeikasgassen hoog. De eerste opdracht is dus isoleren en renoveren, maar gezien de beperkte beschikbaarheid van middelen en werkkrachten wordt dat een werk van lange adem. Ook andere oplossingen dringen zich dus op.

Exit de stookolieketel bijvoorbeeld. “Tegen 2030 bant het model het gebruik van stookolie volledig”, zegt Pieter Lodewijks. “Stookolie wordt te duur als gevolg van de hogere koolstofprijs, die stijgt naar 150 euro per ton CO2 tegen 2030 en meer dan 300 euro tegen 2050, tegenover ongeveer 100 euro per ton vandaag. Deze koolstofprijzen geven de Europese Unie de kans om haar klimaatambities voor 2030 te realiseren.” Aardgasketels krijgen iets meer respijt omdat ze minder broeikasgassen uitstoten. “Ze blijven dus langer in gebruik, maar als we het model duwen naar net zero, dan verdwijnen ook aardgasketels volledig tegen 2050”, zegt Pieter Lodewijks.

Lees verder onder de grafiek

2 De weg voor de gebouwen © National

De ketels op fossiele brandstoffen worden vervangen door warmtepompen. “Tegen 2030 kiest het model al voor de installatie van 1,5 miljoen warmtepompen, vooral in nieuwbouw of ter vervanging van de stookolieketels. Daarnaast kunnen ook 800.000 woningen aangesloten worden op warmtenetten. Deze netten worden gevoed door geothermie en restwarmte van de industrie of afvalverbranding”, zegt Pieter Lodewijks.

Het model kiest voor warmtepompen die aangesloten worden op een buffervat, zoals een watervat van zo’n 300 liter. Pieter Lodewijks: “Door de forse stijging van het aantal warmtepompen, krijg je een piek in de elektriciteitsvraag. Als je die vraag niet slim stuurt, moet je zwaar investeren in de distributienetten. Het model kiest daarom voor warmtepompen die warmte kunnen opslaan als er zon en wind is, en die warmte gebruiken als je ze nodig hebt tijdens de piekuren. Dat is essentieel. Als we dat niet uitrollen, stijgen de kosten van het elektriciteitssysteem gevoelig.”

Lees meer:

Partner Content