Duitse locomotief?
“Het ziet ernaar uit dat de vervanging van Oskar Lafontaine door Hans Eichel als Duits minister van Financiën in april jongstleden gevolgen zal hebben die de strikte persoonswissel ver overstijgen.” Dat meent Joachim Fels, Duits econoom en analist bij de mammoetinvesteringsbank Morgan Stanley Dean Witter in Londen. Fels trok de voorbije weken uitgebreid rond in zijn geboorteland om de gewijzigde sfeer in en rond de regering-Schröder op te snuiven. Hoewel hij erkent dat de Duitse economie op dit ogenblik tot de slechtst presterende van de eurozone behoort, ziet hij toch redenen tot optimisme op middellange termijn. Joachim Fels verkondigt daarmee een belangwekkende boodschap, want zonder een behoorlijk draaiende Duitse economie kan het nooit echt goed gaan in euroland.
Oskar Lafontaine stond voor een beleid van vraagstimulering door de overheid. Bovendien leken in het zog van zijn retoriek de Duitse vakbonden weer heel wat combattiever en veeleisender te worden. Op enkele weken tijd sloeg met Hans Eichel de toonaard van het debat rond het economische beleid in Duitsland helemaal om. Is deze wijziging reëel of eerder van cosmetische aard?
JOACHIM FELS. Mij lijkt de ommekeer echt inhoudelijk te zijn. Men kan stellen dat er onder Eichel drie wezenlijke veranderingen plaatsgrepen. Ten eerste, de roep om een actief vraagbeleid vanwege de overheid is verdwenen. Hans Eichel laat er niet de minste twijfel over bestaan dat de beheersing van het overheidstekort zijn allereerste prioriteit uitmaakt. Om de begroting van volgend jaar terug op het goede spoor te krijgen, stelt hij ingrepen ten belope van niet minder dan 30 miljard mark in het vooruitzicht. Ten tweede, de voortdurende kritiek op de Europese Centrale Bank (ECB) als zou zij te restrictief optreden, verstomde volledig. Deze wijziging in de houding van de Bondsregering komt de effectiviteit van het globale macro-economische beleid zeer ten goede. Ten derde, het economisch beleid van de regering-Schröder richt zich nu veeleer op micro-economische hervormingen.
TRENDS. In regeringskringen valt de jongste weken met de regelmaat van een klok het begrip “links aanbodbeleid”. Over de details daarvan blijven de politici echter vaag. Hebt u er enig zicht op gekregen wat daarmee precies wordt bedoeld?
Ik heb onlangs nog navraag gedaan op alle betrokken departementen. Ofwel blijft men doelbewust vaag – een mogelijkheid die ik zeker niet uitsluit – ofwel weet men het inderdaad niet goed. Wel is duidelijk geworden dat een verlaging van de fiscale druk op de ondernemingen een centrale plaats inneemt in dat links aanbodbeleid. Vorig jaar lag de Duitse basisaanslagvoet in de vennootschapsbelasting nog op 45%, binnen een termijn van enkele jaren zou dat naar 20% moeten. Het grondwettelijk hof heeft echter reeds laten weten ernstige bezwaren te hebben tegen een vermindering van de ondernemingsbelasting zonder gelijkaardige ingrepen voor andere inkomensbronnen. De kans is dus zeer reëel dat Duitsland aan de vooravond staat van een gevoelige vermindering van zijn directe belastingsdruk. Hans Eichel heeft reeds duidelijk gesteld dat de compensatie van het inkomensverlies voor de overheid grotendeels van besparingen zal moeten komen.
De fiscale concurrentie tussen de lidstaten die deel uitmaken van de eurozone kan door zulke evolutie in Duitsland alleen maar aangescherpt worden. Staat dit niet haaks op het politieke verlangen om tot een grotere mate van fiscale harmonisering in euroland te komen?
Het valt moeilijk te ontkennen dat het thema van de fiscale harmonisering veel aandacht krijgt in lezingen en politieke toespraken maar dat de concrete politieke agenda een heel andere weg opgaat. Niet fiscale harmonisering maar wel fiscale concurrentie tussen de eurolidstaten lijkt aan de orde te zijn. Gezien het hoge niveau van de fiscale druk in de meeste eurolanden kan men die tendens tot fiscale concurrentie enkel maar toejuichen. De eurozone heeft meer dan ooit behoefte aan volgehouden economische groei en dat lijkt allesbehalve evident met de hoge fiscale druk die we thans kennen.
Vermindering van de fiscale druk is een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde om Europa op een structureel hoger groeipad te brengen.
Inderdaad. De marktwerking in het algemeen dient te worden verbeterd in Europa. De liberalisering van de productmarkten mag grotendeels als verworven worden beschouwd binnen de Europese Unie, net zoals uiteraard de open concurrentie op de geld- en kapitaalmarkten. Heel anders ligt het echter op de arbeidsmarkten. De meeste landen komen op dit vlak maar zeer moeilijk uit de startblokken. Bovendien viel – tot voor de verschuivingen in Duitsland – te vrezen dat het tewerkstellingspact dat op de eerstkomende Europese top in juni weer op tafel zou komen, in dit verband de klok zou terugdraaien. Gelukkig wijst alles er nu op dat dit pact een lege doos zonder veel betekenis zal blijven. Kleinere landen als Nederland en Denemarken hebben aangetoond dat je geen revoluties moet ontketenen om een betere werking van de arbeidsmarkt te bereiken maar resultaten kan boeken met een aantal eerder onopvallende, kleinere maatregelen. Het is inzake hervorming van de arbeidsmarkt echter wachten op één der grote landen – zeg maar Duitsland, Frankrijk en/of Italië – om voor een schokeffect te zorgen. Ook hier zie ik in Duitsland zaken bewegen die mij doen verhopen dat het land die katalysatorrol wel eens zou kunnen opeisen in de komende maanden.
Mogen we concluderen dat euroland aan de vooravond staat van een groeifase vergelijkbaar met wat de Verenigde Staten in de loop van de jaren negentig hebben gekend (en nog steeds kennen)?
De kansen op dergelijke gunstige evolutie zijn de voorbije maanden behoorlijk gestegen. De toekomst gaat er voor euroland heel wat positiever uitzien indien het structurele groeicijfer opveert van 2% per jaar naar iets in de buurt van 3%. In dit verband mag men tevens niet uit het oog verliezen dat de kaarten ook voor de Europese Centrale Bank heel anders liggen indien men erin slaagt de rigiditeiten op de arbeidsmarkt behoorlijk te verminderen. In dat geval zou de ECB zich immers minder behoedzaam moeten opstellen wanneer het erop aankomt de monetaire teugels te vieren.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier