Duitse bedrijven financierden zich voor 5 miljard euro met mini-obligaties. Kan dit ook bij ons?

Ruim 10 procent van de Belgische kmo’s kampt met serieuze financieringsproblemen, blijkt uit de recentste enquête van de ECB. Volgens Geert Janssens, hoofdeconoom van VKW Metena, gaat het om meer dan 25.000 hoofdzakelijk kleine bedrijfjes (met minder dan tien werknemers) en ongeveer 5000 grotere kmo’s (minder dan 250 werknemers). “Wij schatten dat een op de acht bedrijven in ons land ofwel geen bankkrediet krijgt, ofwel minder krediet dan aangevraagd, ofwel gewoon geen kredietaanvraag meer doet omdat ze zelf de hoop hebben opgegeven.”

Ook uit het jaarverslag dat de Nationale Bank vorige week publiceerde, blijkt dat de groei van de bancaire kredietverlening aan de ondernemingen stilgevallen is. En dat is geen goede zaak voor de economie. Belgische kmo’s kunnen zich door hun kleine omvang en de hoge kosten maar moeilijk op de kapitaalmarkten financieren.

Wie enige schaal en bekendheid heeft, kan bedrijfsobligaties uitgeven. Sinds 2008 is die markt geëxplodeerd. Het uitstaande bedrag verdrievoudigde van 11 naar meer dan 35 miljard euro. “In vergelijking met andere landen blijft België daarmee onder zijn potentieel”, zegt Janssens. “In België bedraagt de omvang van de bedrijfsobligatiemarkt circa 10 procent van het bbp. In Frankrijk en Duitsland is dat ongeveer 20 procent.”

Vooral Duitsland is een voorbeeld, vindt Janssens. Daar is de zogenoemde mini-obligatie de voorbije jaren uitgegroeid tot een succes. Miniobligaties zijn uitgiftes van minder dan 10 miljoen euro, die vooral uitgeschreven worden door kleine en middelgrote bedrijven met relatief beperkte financieringsbehoeftes. In Duitsland is die markt van ‘middenstandsobligaties’ al 5 miljard euro groot. Dat het gemiddelde rendement 6 procent bedraagt, is daar natuurlijk niet vreemd aan, al weerspiegelt die hogere vergoeding natuurlijk het hogere risicoprofiel.

In België komen de miniobligaties niet van de grond. “Er zijn pogingen geweest, maar bij gebrek aan interesse zijn die op niets uitgedraaid. Noch bij de bedrijven, die op die manier nochtans broodnodige financiering kunnen ophalen, noch bij de investeerders was er veel animo”, vertelt Janssens.

Hoe komt dat? “Van de schulduitgevende bedrijven wordt heel veel transparantie en professionalisme gevraagd”, antwoordt Janssens. “Ze moeten niet noodzakelijk een prospectus publiceren, maar de investeerders vragen heel veel operationele en marktinformatie. Ook corporate governance is een aandachtspunt. Voor kleine bedrijven zijn dat belangrijke drempels.”

Potentiële investeerders haken dan weer af omdat de risico’s hen afschrikken. Dat kan te maken hebben met het bedrijfsverhaal of het businessplan, maar ook de geringe verhandelbaarheid van de miniobligaties is een belangrijke factor, geeft Geert Janssens aan: “In Duitsland worden de miniobligaties verhandeld op de beurzen van Düsseldorf, Frankfurt, München en Stuttgart. Aangezien de emissies er vaak boven 10 miljoen euro liggen, is de liquiditeit er groter. In België vrezen investeerders dat ze, in geval van problemen, hun obligaties niet kwijt raken.”

@PCLAERHO

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content