Doe zelf buitenlandse zaken

Rubens Stichting is de doopnaam. Oud-ambassadeur Jan Hendrickx vormt een kring van ondernemers die het buitenlandbeleid van Vlaanderen wil activeren. Dat is wettelijk en passend in de federale logica. Buitenlandbeleid is geen onderonsje van ministers en ambtenaren. De Rubens Stichting wordt een denktank en periscoop. Export, investeringen, ontwikkelingshulp, oorlog en vrede; zelfs na de Koude Oorlog is buitenlands beleid niet saai.

Minister-president Luc Van den Brande (CVP) bedreef zopas paralleldiplomatie omringd door ondernemers, politici en goeroes van alle pluimage op het jaarlijkse World Economic Forum in Davos; een Vlaamse topbankier is lid van de befaamde en discrete Bilderberg Groep en tankt daar gretig zijn inzichten in de wereldpolitiek bij; Fernand Huts van Katoen Natie expandeert sedert twaalf maanden agressief in Latijns-Amerika en Zuidoost-Azië; de ondernemersvereniging Vlaanderen-Balticum opent deuren in Riga, Tallinn en Vilnius; Export Vlaanderen en Flanders Investment Office – geliefd of niet geliefd – werken. De vraag naar een bredere en professionelere visie op de wereld groeit in Vlaanderen, meent oud-ambassadeur Jan Hendrickx. Hij voert sedert drie jaar gesprekken om de markt te peilen. Met als doopnaam Rubens Stichting voor Internationale Betrekkingen werkt Jan Hendrickx aan een denktank voor het Vlaamse buitenlandbeleid, de leden en contribuanten zijn bij voorrang ondernemers. Een denktank schenkt de vreugde van het afstandelijke engagement. De beste denktanks combineren intellectuele diepgang, politieke invloed, een aanleg voor ruchtbaarmaking, een leuke huisvesting en een dosis excentriciteit. De tegenovergestelde “kwaliteiten” bloeien ook: aanstellerigheid, obscurantisme en conventional wisdom.

Pieter Paul Rubens is een mooi symbool voor de plannen: de meesterschilder was een internationale humanist, vervulde diplomatieke opdrachten, reisde de wereld rond, leefde als een seigneur, aldus Jan Hendrickx. Kan het bedrijfsleven ontbreken bij de democratische voorbereiding van een Vlaamse visie op de wereld? De jonge buitenlandpolitiek van de Vlaamse regering heeft de neiging om een hobby te zijn van ministers en hoofdambtenaren.

Wat is de saus

van het Vlaamse buitenlandbeleid? Twee ingrediënten. Vlaanderen is, niettegenstaande zijn slechts tienduizend vierkante kilometer een zeenatie met een internationaal gewicht, de zuidelijke vleugel van de Noordzeedelta: “Aan dat uitgangspunt kan politieke inhoud worden gegeven, onder meer met de Hansa-idee. Vlaamse steden behoorden tot dat noordelijke handelsnetwerk en andere landen berijden deze geschiedkundige werkelijkheid voor hun belangen,” zegt Jan Hendrickx, stichter van de vzw Vlaanderen-Balticum (zie kader, Vingeroefening). Van de anti-rakettenmarsen heeft hij onthouden dat die hoofdzakelijk Vlaams, veel meer dan Waals of Franstalig, waren: “Vlaanderen blijft in zijn historische waarheid en traditie, ook de waarheid van het IJzerkruis, als het zijn externe betrekkingen zou doen samenvallen met de vredesbeweging. Er zijn 3 miljoen Noren en 6 miljoen Vlamingen. Toch was het de Noorse premier die het vredesproces tussen Yitzhak Rabin en Yasser Arafat op gang bracht. Wij kunnen dat ook.”

Wat mag?

Hoe wettelijk is een buitenlandbeleid van Vlaanderen? Sedert de wijziging van de Belgische grondwet in 1993 heeft Vlaanderen het verdragsrecht voor alle materies waarvoor het bevoegd is. De Vlaamse externe relaties omvatten: de betrekkingen met een algemeen karakter, inclusief alle vormen van samenwerking of van overeenkomsten met derde landen; de exportbevordering; de ontwikkelingssamenwerking; het aanlokken van buitenlandse investeringen; de externe betrekkingen van alle Vlaamse departementen. Deze bevoegdheden zijn geen theorie: vandaag bestaan reeds Vlaamse verdragen met Polen, Hongarije, Nederland (waterkwaliteit Maas, waterkwaliteit Schelde, verruiming Westerschelde, afvoer Maaswater), de Baltische staten, Zuid-Afrika, Roemenië. Voor een reeks gemengde verdragen werkt Vlaanderen samen met de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, de Europese Unie of internationale organisaties.

“Juridisch staan we op een stevig fundament, niet-Vlamingen en sommige Vlamingen kunnen dat betreuren, maar we opereren binnen de Belgische wettelijkheid,” weet Jan Hendrickx. “Het grootste tekort tot vandaag is dat het Vlaamse buitenlandbeleid zich ontwikkelt van dag tot dag, nogal occasioneel, zonder dat men de grond van de keuzen duidelijk ziet. Deze nieuwe dimensie van de Vlaamse volwassenheid is nog geen activiteit van het hele levende Vlaanderen – politiek, middenveld, sociale partners. Mij valt op dat de buitenlandse dimensie van het nieuwe Vlaamse beleid zich afspeelt binnen de besloten wereld van de beroepspolitiek, met name de minister-president, het Vlaams parlement en de ambtenarij. Enkel ambtenaren vergaderen in de diverse gemengde commissies. Niettegenstaande heel wat van de behandelde onderwerpen van groot belang zijn voor de privé-sector komt deze nergens aan bod bij voorbereidingen of advies. De academische wereld staat eveneens buiten de beleidsontwikkeling.”

De grondwetswijziging van 1993

en het verdragsrecht voor gewesten en gemeenschappen zijn in de verhouding tussen België en Vlaanderen een point of no return, vindt Jan Hendrickx: “Het België waarin ik ben opgegroeid, en dat ik op mijn manier en met inzet – onder meer als reizend ambassadeur – gediend heb, zal over maximaal een kwarteeuw, en zonder Noord-Ierse toestanden, verwasemd zijn. Vele Vlamingen ondergaan deze revolutie op een passieve wijze, ook ten aanzien van de kansen om een eigen buitenlandbeleid te ontwikkelen. De Quatre Bras lacht daarbij in het vuistje, het establishment spreekt over het zandbakje waarin Luc Van den Brande mag spelen. Dat hebben wij enkel aan onszelf te wijten, we hebben de wet, de mensen en de middelen aan onze zijde om eigen buitenlandse betrekkingen inhoud te geven.”

Jan Hendrickx heeft een hekel aan scheurdiplomatie. “Wat ik wil stimuleren, betekent in mijn ogen niet dat men naar een Vlaamse scheurdiplomatie moet gaan. Daar ben ik radicaal tegen,” onderlijnt hij. “Wel zal de kracht van de Vlaamse ideeën, de waarde van het eigen personeel, zodanig moeten zijn dat de Belgische diplomatie ze niet voorbij kan gaan, of ze kan afwimpelen als provinciaals en tweedehands.”

Quatre Bras

De afwezigheid van vooruitzicht en planning bij de Vlaamse externe betrekkingen is een erfenis van het federale ministerie van Buitenlandse Zaken. Toen Vlaanderen zijn verdragsrecht verwierf, bekwam het een belangrijke nieuwe bevoegdheid. Het erfde echter niet één ambtenaar van het Belgische BZ-ministerie. De ambtenaren van de Vlaamse administratie Buitenlands Beleid zijn jong en zonder ervaring. Echter, de oorzaak van het tekort aan sturing en visie wortelt dieper. Het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken was nooit een lichtend voorbeeld: de Quatre Bras had en heeft geen analyse- en planningdienst. Belgiës buitenlandbeleid is synoniem van bijziendheid.

Jan Hendrickx: “We staan in Vlaanderen voor een braakliggend terrein. Om daar te zaaien en te oogsten pleit ik voor een forum, de Rubens Stichting voor Internationale Betrekkingen met vijf functies. Ten eerste een periscoopfunctie, het vooruitziend analyseren van de keuzen van de Vlaamse en de Belgische regering plus de Europese Commissie, ten tweede een analyse- en toetsingsfunctie, het op de voet volgen van de verdragen die Vlaanderen, respectievelijk België, ondertekent, ten derde een netwerkfunctie, met behulp van de huidige informatica kijken en volgen wat er aan studies en dossiers ontwikkeld wordt aan binnen- en buitenlandse universiteiten en gespecialiseerde instituten, ten vierde een informatiefunctie voor het publiek, ten vijfde een forumfunctie – het bijeenbrengen van buitenlandse personaliteiten die Vlaamse privé-mensen willen ontmoeten voor informatie, analyse, overleg.”

Jan Hendrickx noemt zich van nature een activist: “Als wetten of nieuwe regelingen ruimte scheppen voor intelligente actie voel ik me aangezogen om grenzen te verleggen. De grondwet van 1993 biedt inzake externe betrekkingen grotere mogelijkheden dan de Vlamingen beseffen. Mijn jaren op het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken hebben bij mij een onuitwisbare en ik zal opbiechten, in hoofdzaak, negatieve indruk nagelaten. Een van de mooiste departementen brokkelde af door taken af te schuiven naar supranationale instanties en door de rechtstreekse rol die technische ministeries als financiën, landbouw, defensie, economische zaken op het internationale vlak gingen spelen. Aan de gewesten en gemeenschappen werden ondertussen buitenlandtaken toegewezen. Daaruit volgt mijn wens en hoop, dat het nieuwe Vlaanderen, vanuit de verworven legitimiteit, zal tonen wat het kan.”

Prioriteiten voor het Vlaamse buitenlandbeleid zijn, voor Jan Hendrickx, Wallonië, Brussel en Frankrijk: “Laten we een Vlaamse permanente delegatie openen in Namen. Ik ken de discussies over het territorialiteitsbeginsel, maar dit kan geen beletsel zijn om te overleggen op een gestructureerd en diplomatiek niveau. Brussel moet met Vlaanderen mee naar het buitenland waar het maar mogelijk is. Vlaanderen moet handelen vanuit de idee dat Brussel zijn hoofdstad is, ook wanneer men haar tweetaligheid voluit erkent. Parijs kent erg goed de nieuwe krachtenverhoudingen in België. Bij de Vlamingen bestaan er ten aanzien van Frankrijk remmingen die hun zicht op de vele samenwerkingsmogelijkheden benevelen. Dat men het aanpakke zoals Jozef Deleu met de Stichting Ons Erfdeel.

Corps diplomatique

De multilaterale ontwikkelingsbanken – Wereldbank, Europese Investeringsbank, de continentale ontwikkelingsbanken van Azië, Afrika en Latijns-Amerika – functioneren allemaal volgens hetzelfde beginsel: hun kapitaal is samengesteld uit participaties die door de landenleden worden samengebracht, met dat kapitaal als borg ontlenen zij op de financiële markten massa’s geld wat hen middelen geeft die elke verbeelding te boven gaan, die middelen onder de vorm van project- en programmaleningen, worden dan overgedragen naar de landen die deze programma’s verwezenlijken. Alle contracten zijn in principe het voorwerp van publieke internationale aanbestedingen. Bij de regionalisering van het beleid buitenlandse handel werd deze internationale markt niet overgeheveld, ze bleef in de handen van de BDBH. In één geval – de Europese Bank voor Herstel en Ontwikkeling in Londen – heeft Vlaanderen een poging gedaan om de mogelijkheid voor Vlaamse bedrijven te verhogen: door de financiering van een fonds van 16 miljoen frank voor pre-investeringsuitgaven bij de EBHO. Jan Hendrickx: “Na meer dan twee jaar is dit nog steeds geen succes, nauwelijks 7,5% werd aangesproken, 92% blijft beschikbaar. Deze materie die grote kansen biedt, wordt met een schreeuwende onkunde behandeld.”

Op bladzijde 86 van Ongewone Tijden, Open Brief aan de Vlamingen (1996) schrijft Luc Van den Brande: “Er zal veel geïnvesteerd moeten worden in de coherente uitbouw van een volwaardig buitenlands beleid en van een volwaardig Vlaams corps diplomatique.” Peinzend zegt Jan Hendrickx: “Niettegenstaande Vlaanderen op dit ogenblik geen ambassadeurs of diplomaten kan hebben in de zin van het Congres van Wenen, moet men inderdaad zo’n corps diplomatique voorbereiden. Men zou concreet de opdracht moeten geven om het profiel van de Vlaamse diplomaat uit te tekenen, het menselijke kapitaal opsporen dat ter beschikking is of moet komen, in kaart brengen wat ontbreekt en welke investering nodig is om te komen waar men in 2008 wil staan. Niks belet van nu al een vormingsprogramma uit te werken voor gemeenschapsattachés, de ambtenaren van de Vlaamse externe betrekkingen en de ambtenaren van andere departementen – bijvoorbeeld economie – die met het buitenland handelen.”

FRANS CROLS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content