De wateroorlogen
In 2025 heeft de helft van de wereldbevolking onvoldoende drinkwater. Water wordt een bron van macht, rijkdom, overheersing en oorlog. Zo waarschuwt Riccardo Petrella.
Niet olie, maar water wordt over twintig jaar de belangrijkste machtsbron. Iedereeen kan leven of op zijn minst overleven zonder Windows 98, petroleum en aandelen. Maar niemand kan zonder water. Wanneer de huidige trend aanhoudt, beschikken in 2025 vier miljard mensen niet meer over voldoende drinkwater. Al in 1977 werd daarvoor gewaarschuwd op een eerste wereldconferentie over water. Nadien volgden talloze conferenties, congressen en forums, maar de toestand verbeterde niet. Inmiddels heeft ook een aantal lieden met minder ethische bedoelingen het probleem in de gaten. Drinkwater wordt een schaars én dus hoogst interessant goed. In zijn jongste boek, Water als bron van macht, ziet Riccardo Petrella de heren van het water al strategische posities innemen.
GEEN TAAL- MAAR WATERSTRIJD.
De eigenzinnige Riccardo Petrella, professor aan de Université Catholique de Louvain en voormalig directeur van het programma Prospectie en evaluatie van wetenschap en technologie van de Europese Unie, werd berucht met zijn boek Grenzen aan de concurrentie (1995). Samen met enkele vooraanstaande wetenschappers en ondernemers (die zich de Groep van Lissabon noemen) durfde de Italiaanse vijftiger het aan om “de ideologie van het concurrentievermogen” over de hekel te halen. “Het ultieme doel van de economie is de verbetering van de levensomstandigheden van iedereen. Maar dat ethisch hoge doel is vervangen door blinde concurrentiedrift in een gedereguleerde wereldmarkt.”
Petrella roept op voor meer spelregels – niet om de concurrentie helemaal aan banden te leggen, wel om de buitensporige vormen ervan af te vlakken. Hij acht dit onontbeerlijk om een duale maatschappij, machtsconcentratie en milieuverloedering tegen te gaan.
In zijn al even scherpe analyse van de waterproblematiek vangt hij zijn betoog evenwel verrassend aan met een pleidooi om het staatsmonopolie op de waterwinning en -distributie op te heffen. Heeft Petrella, de hoop in bange dagen van alle Keynesianen, zich in de armen geworpen van het liberalisme pur sang? Zover komt het wellicht nooit. Het afschaffen van het staatsmonopolie impliceert immers niet dat het moet worden vervangen door privé-initiatief.
Om dit te begrijpen, moeten we eerst naar de rol van water als drukkingsmiddel bij nationale en internationale conflicten. Water voor irrigatie en drinkwater hebben al meer dan één oorlog uitgelokt. Bovendien zorgt het voor tal van wrijvingen. Petrella neemt zelfs het Nederlandse ongenoegen over het vervuilde Belgische water dat binnenstroomt via de Maas en Schelde, op in zijn overzicht. Bij de binnenlandse conflicten focust hij op Ecuador. Misschien had hij als voorbeeld van een geïndustrialiseerd land ook kunnen inzoomen op het eventuele drinkwaterconflict tussen Vlaanderen en Wallonië. Als we Petrella’s logica volgen, wordt de Belgische taalstrijd op termijn vervangen door een waterstrijd.
WATERINDUSTRIE.
Petrella wil het water denationaliseren via een globalisering. Hij wil de macht over het water toevertrouwen aan een globaal instituut, zeg maar de VN, dat water moet erkennen als “algemeen werelderfgoed van de mensheid”. In dat discours wordt Petrella behoorlijk utopisch, een eigenschap waardoor hij zich wel eens vaker laat meeslepen.
Denationaliseren kan ook via privatisering. Maar Petrella is sceptisch: “Het idee dat water voortaan hoofdzakelijk als een economisch goed, een verkoopbare grondstof moet worden beschouwd, en dat de wetten van de markt ervoor zullen zorgen dat de probleman van schaarste en vermindering, en zelfs oorlogen tussen staten, een oplossing krijgen, is behoorlijk simplistisch.” Hij heeft het over de “basistoegang tot water”, wat hij beschouwt als een fundamenteel recht en zeker niet als louter handelswaar.
Petrella wijst ook op de onbekendheid van de waterindustrie. Telecom, energiesector en transport worden nauwgezet in kaart gebracht, maar de waterindustrie ontsnapt aan de aandacht. Vreemd genoeg overheerst het kleinschalige nog grotendeels. Eigenlijk doemt er slechts één echt wereldwijde speler op: het Franse La Lyonnaise des Eaux (dat deel uitmaakt van Suez). Ook enkele andere Franse groepen roeren zich in de sector, niet het minst de Générale des Eaux (van de groep Vivendi) en de onlangs samengesmolten Saur-Bouygues.
Na de Britse privatiseringen ontstonden ook enkele ambitieuze groepen, die vervolgens zoveel winst afroomden voor hun aandeelhouders, dat ze te weinig investeerden, aldus Petrella. Lekken en pannes zijn dan ook schering en inslag.
Riccardo Petrella, Water als bron van macht. Van Halewyck, 158 blz., 598 fr. ISBN 9056172212.
LUC DE DECKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier