De vloek van de hulpbronnen
Hoe kan Afrika zijn afhankelijkheid van grondstoffen verminderen?
In Oost-Sierra Leone steken zes mannen zonder schoenen spades in de roodachtige aarde van een rivieroever en gooien de modder in een vijver. Ze hopen diamanten te vinden. Maar zelfs als ze die aantreffen, zullen ze er niet rijk van worden. De mannen krijgen ongeveer 0,90 dollar per dag betaald door een geldschieter die de mijnvergunning heeft gekocht en die 70 procent van wat ze vinden houdt. De rest komt neer op zo’n 135 dollar per jaar, zegt een van hen. De 25-jarige Ibrahim is een mijnwerker van de derde generatie. Hij verdient niet genoeg om zijn kinderen naar school te sturen. “Als ik mijn kinderen geen onderwijs kan geven, hoe kan ik er dan zeker van zijn dat zij hier ook niet zullen belanden?” vraagt hij.
Afrikaanse regeringen geven winsten uit grondstoffen vaak uit aan vette salarissen in plaats van ze te investeren in infrastructuur of onderwijs.
Net zoals de familie van Ibrahim zijn ook veel Afrikaanse economieën te lang te afhankelijk geweest van grondstoffen. De Verenigde Naties beschouwen een land als afhankelijk van grondstoffen als die meer dan drie vijfde van de fysieke export uitmaken. Meer dan 83 procent van de Afrikaanse landen zit boven die drempel, tegenover 77 procent tien jaar geleden. Sommige landen zijn afhankelijk van producten zoals thee, maar de meeste van de mijnbouw of olie. Toen de grondstoffen in 2015 instortten, kelderden de directe buitenlandse investeringen en de groei, en die zijn nog niet volledig hersteld.
Gemiddelden verdoezelen een deel van de vooruitgang die is geboekt om de Afrikaanse economieën te diversifiëren. In het afgelopen decennium werden hulpbronnen minder belangrijk voor het bruto binnenlands product (bbp). Het aandeel van grondstoffen in de goederenuitvoer van het continent is ook gedaald. En in landen als Botswana en Malawi zijn de diensten sterk gegroeid. Zelfs de verwerkende industrie trekt weer aan.
Toch heeft Afrika nog een lange weg af te leggen als het zich wil bevrijden van de vloek van de hulpbronnen. In landen die rijk zijn aan diamanten of olie kan politieke macht een vrijbrief zijn om te plunderen. Gewetenloze mensen zijn geneigd de rijkdommen met alle mogelijke middelen te grijpen en vast te houden. Landen die rijk zijn aan grondstoffen hebben een grotere kans om dictatoriale regimes te vestigen, en hebben de neiging vaker en langer burgeroorlogen te voeren. In Sierra Leone bijvoorbeeld hebben diamanten een bloedig conflict aangewakkerd dat elf jaar aansleepte.
Weinig banen
Grondstoffenprijzen kunnen stijgen en dalen. Voor Sierra Leone voorspelde het normaal gesproken nuchtere Internationaal Monetair Fonds, geprikkeld door twee nieuwe ijzerertsmijnen en hoge prijzen, een groei van 51 procent voor 2012. Dat spoorde de regering aan om te spenderen. Maar het bbp groeide dat jaar slechts met 15 procent. In 2014 kelderden de ijzerertsprijzen en sloten de mijnen. De economie, die ook nog werd getroffen door ebola, kromp in 2015 met 20 procent.
Olie en delfstoffen creëren weinig banen. Bij een goudmijn in Sierra Leone kijken de zes eenden van de Chinese manager toe hoe een eenzame rode vrachtwagen puin dumpt. De vogelwaarnemers zijn talrijker dan de arbeiders. In dit land van 8 miljoen mensen werken ongeveer 8.000 mensen in commerciële mijnen. Handelsgewassen scheppen meer banen, maar zonder verwerking dragen ze relatief weinig bij tot de productiviteit die nodig is om een land rijk te maken.
Erger nog: de uitvoer van grondstoffen kan de rest van de economie afremmen door de wisselkoers op te drijven, waardoor andere exportproducten minder competitief worden. Elke extra dollar in buitenlandse valuta die met de uitvoer van grondstoffen wordt verdiend, vermindert de uitvoer van andere goederen met 0,74 dollar, aldus Tor?nn Harding van de Noorse Economische Hogeschool en Anthony Venables van de Universiteit van Oxford.
Staatseigendom
Toch is het te gemakkelijk alleen de economie de schuld te geven. “De fout ligt bij onszelf”, zegt Herbert M’cleod, die in Sierra Leone werkt voor het onderzoeksbureau International Growth Centre. Regeringen geven winsten uit grondstoffen vaak uit aan vette salarissen in plaats van ze te investeren in infrastructuur of onderwijs. “Ze eten de toekomst op”, klaagt Paul Collier van de Universiteit van Oxford. Al te vaak proberen politici, als er weinig geld is, opnieuw te onderhandelen over bestaande overeenkomsten om meer belasting te krijgen, of nemen ze simpelweg mijnbouw- of oliebedrijven over. Uit frustratie over het gebrek aan inkomsten wil Jacob Jusu Saffa, de premier van Sierra Leone, de delfstoffen én de bedrijven bezitten. Maar het resultaat van staatseigendom zijn meestal ongebruikte of onbetrouwbare mijnen en boze investeerders die hun geld en vaardigheden elders naartoe brengen.
Vaak wordt over het hoofd gezien dat sommige politici eenvoudigweg niet willen diversifiëren. Geld uit olie gaat meestal via staatsbedrijven, waar hebzuchtige handen het kunnen afromen. Politiek verbonden hoge piefen profiteren vaak ook op andere manieren, zegt Rabah Arezki, een voormalige hoofdeconoom van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank. In veel gevallen wordt de invoer, die vaak sterk toeneemt tijdens een hausse van de grondstoffenprijzen, gecontroleerd door een paar grote spelers. Als er weinig concurrentie van binnenlandse producenten is, kunnen zij de prijzen opdrijven en de gewone bevolking afzetten. Zolang zij een deel van die rijkdom delen met hun vrienden in de politiek, zal de regering weinig doen om de plaatselijke productie aan te moedigen.
Onderwijs en wegen
Toch is het mogelijk dat regeringen hun goederen beter beheren. Een basisprincipe, vooral voor zaken als olie en mineralen die ooit zullen opraken, is de rijkdom in de grond om te zetten in andere bronnen van rijkdom, zoals wegen of een goed opgeleide bevolking. De Wereldbank stelt dat zelfs als landen hun export niet kunnen diversifiëren, ze toch vooruitgang boeken als ze hun bronnen van rijkdom diversifiëren.
De regering van Sierra Leone neemt daar notitie van. Zij besteedt nu ongeveer 21 procent van haar begroting aan onderwijs, tegenover 13 procent in 2017. Als gevolg daarvan slagen meer jongeren dan ooit voor hun eindexamen. De mijnbouw begon in Sierra Leone ongeveer een eeuw geleden. “Als we honderd jaar lang in mensen hadden geïnvesteerd,” verzucht David Moinina Sengeh, de minister van Onderwijs, “dan zouden we er nu veel beter voor staan.”
83 procent
van de Afrikaanse landen is afhankelijk van grondstoffen, tegenover 77 procent tien jaar geleden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier