De vervuiler betaalt

In de Europese Unie bestaan er wettelijke bepalingen voor het vergoeden van schade aan personen en eigendommen. Maar voor schade aan natuurlijke rijkdommen was er totnogtoe geen enkele wettelijke regeling. Daarin komt binnenkort verandering.

De cyanidevervuiling van de Tisa en de Donau zou niet misstaan hebben in de inleiding van het zopas verschenen Witboek over Milieuaansprakelijkheid. De Europese Commissie opteerde er evenwel voor om de vervuiling van de Franse kust door de olietanker Erika als voorbeeld te nemen.

Aan milieurampen was er de voorbije maanden en jaren in ieder geval geen gebrek, vindt ook Europees commissaris voor Milieu Margot Wallström. De vraag rijst dan ook of de kosten voor opruiming en herstel moeten worden gedragen door de gemeenschap of door degene die de vervuiling veroorzaakt – u weet wel, de vervuiler betaalt.

De Commissie gaat in haar nota uit van het laatste principe. Momenteel bestaan er in de lidstaten wettelijke bepalingen voor het behandelen en vergoeden van schade aan personen, eigendommen en het behandelen van vervuilde sites, maar voor de schade aan de natuurlijke rijkdommen (water, dieren, planten enzovoort) is er geen wettelijke regeling. Gezien de recente milieurampen moet zo’n regeling er in ieder geval snel komen.

De lidstaten zijn vragende partij en verkiezen een Europese regelgeving boven een nationale. Ook hebben ze – met uitzondering van België – het verdrag van Lugano ondertekend of zijn van plan dit te doen. Dat verdrag voorziet in een regeling voor milieuschade.

Automatische aansprakelijkheid.

De gevaarlijke of potentieel gevaarlijke activiteiten worden automatisch aansprakelijk ( strict liability) gesteld voor schade door vervuiling aan personen, goederen (traditionele schade) en sites, maar ook voor de schade aan de natuur en de biodiversiteit. In het geval van de cyanidevergiftiging zou de uitbater van de goudmijn dus ook de schade moeten herstellen en of vergoeden die aan het visbestand is toegebracht. De Australische eigenaar verklaarde op televisie dat vooralsnog niet bewezen was dat de vissen door het weglekken van de cyanide waren gestorven, maar volgens het voorstel van de Commissie hoeft dat zelfs niet.

Het oorzakelijk verband tussen fout en schade aan de natuur moet wél worden aangetoond voor niet gevaarlijke activiteiten. Voorbeelden hier zijn een landbouwer die in een nitraatgevoelig gebied actief is en door overbemesting vissterfte veroorzaakt; of een bedrijf dat al dan niet per ongeluk olie laat weglopen in een nabijgelegen beek.

Geen maximumbedragen.

De toepassing van de automatische aansprakelijkheid ( strict liability) ligt moeilijk. De industrie argumenteert dat zorgzame personen of bedrijven over dezelfde kam worden geschoren als zij die het niet zo nauw nemen met reglementen en voorschriften. De Commissie van haar kant vindt dat het principe de bedrijven zal aansporen om alle mogelijke maatregelen te nemen die vervuiling zal voorkomen. Wel is ze bang dat per definitie gevaarlijke activiteiten zullen worden doorgeschoven naar kleinere bedrijven, die in geval van aanzienlijke milieuschade toch niet de middelen hebben om die te vergoeden. Dit risico wordt vergroot door het feit dat men geen maximumbedragen wil vastleggen voor milieuschade. In het algemeen geldt dat milieuschade moet hersteld worden of dat er een schadevergoeding dient betaald ter compensatie van het verlies aan natuurlijke rijkdom. Alleen beduidende schade wordt bedoeld, maar er worden geen concrete voorstellen gedaan. Volgens de Commissie kan men wel inspiratie opdoen in de systemen die worden toegepast in onder meer Andalusië en Hessen. De verduidelijking dat de kosten van herstel in verhouding moeten staan tot het te verwachten resultaat, geeft evenmin houvast. En dat is iets wat ook de verzekeringsmaatschappijen nodig hebben die dergelijke milieurisico’s zouden willen afdekken. Lloyd’s kan een tweede asbestgeval missen als kiespijn en de Commissie erkent dat er op dit ogenlik geen verzekeringsmarkt bestaat.

De bedrijven, niet hun managers, dragen de gevolgen, tenzij bij overmacht of indien bepaalde handelingen (normen) door de overheid werden opgelegd. Als een verbrandingsoven de wettelijke normen op de uitstoot van dioxine nakomt, zou die dus niet opdraaien voor de schade aan de mens en natuur die hierdoor zou worden veroorzaakt, maar eventueel wel de overheid die ze heeft opgelegd.

Initiatief aan actiegroepen.

Bij schade aan personen of eigendommen kunnen de gedupeerden alle wettelijke middelen aanwenden om de schade vergoed te krijgen. Het is echter de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat de biodiversiteit wordt hersteld en dat de vervuiling wordt opgeruimd met het geld van de vervuiler. Indien de overheid deze taak geheel of gedeeltelijk verzuimt, mogen actiegroepen, die objectieve kennis van zaken hebben, het initiatief nemen. In dringende gevallen kunnen deze groepen naar de rechtbank stappen en een gerechtelijk bevel vragen om de vervuiler bepaalde acties te laten ondernemen (of er juist van af te zien) en zo milieuschade te voorkomen. Zij kunnen ook de kosten vergoed krijgen die ze gemaakt hebben bij het nemen van preventieve maatregelen.

Biotechnologie.

Het lijkt merkwaardig dat de Commissie ook de biotechnologie en meer bepaald het potentieel gevaar van genetisch gemanipuleerde organismen (GMO’s) met de wetgeving op milieuaansprakelijk wil afdekken. Ze is evenwel van oordeel dat een sectorale aanpak afbreuk zou doen aan de gelijke behandeling bij toepassing van het principe de vervuiler betaalt. Waarom zou het voor de ene sector wel en voor de andere niet worden toegepast?

De kosten zullen volgens het Witboek best meevallen. In de Verenigde Staten, waar de schadeclaims veel hoger liggen dan waar ook, vertegenwoordigen de uitgaven voor het herstel van natuur en biodiversiteit slechts 5% van het totale bedrag dat de bedrijven besteden om aan al de milieuvoorschriften te voldoen. Aangezien men in de hele industriële wereld gelijkaardige initiatieven wil nemen, brengt het voorstel ook onze concurrentiepositie niet in gevaar.

Een belangrijk punt is ook dat de Commissie alleen de schade vergoed wil zien die na het in werking treden van de Europese wetgeving optreedt, tenzij de oorzaak al van voor die datum dateert.

Tot 1 juli kan u op- en aanmerkingen over het Witboek sturen naar DG Milieu (DGXI.B.3), Wetstraat 200, 1049 Brussel of per e-mail aan Carla.DEVRIES@cec.eu.int of Charlotta.COLLIANDER@cec.eu.int.

De tekst van het Witboek is beschikbaar op de website van de Commissie in the rubriek ‘What’s New’.

huib crauwels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content