De verborgen agenda van George Bush
Bush wil het vel van Saddam Hussein vanwege zijn banden met Al-Qaeda en vooral vanwege het mogelijke gebruik van kernwapens. Het echte verhaal achter de oorlog tegen Irak bevat echter nog een derde element: de strijd om de ruwe olie. Trends brengt de geopolitieke en economische krachten in kaart die Washington liever onbesproken houdt.
Enkele maanden voor 11 september 2001 liet Osama bin Laden in een mededeling weten dat volgens hem een rechtvaardige olieprijs 144 dollar per vat bedraagt. De jongste maanden schommelde de prijs van het zwarte goud tussen 24 tot 30 dollar per vat.
Die 144 dollar klinkt eerder als de natte droom van een verdwaasd terrorist. Maar we kunnen niet ontkennen dat er veel onrust heerst over de commotie die er in de nabije toekomst kan ontstaan op de oliemarkt. Onrust op de oliemarkt vormt een bedreiging voor de Amerikaanse economie. De afhankelijkheid van de olie-invoer nam in dat land drastisch toe in het voorbije decennium. In 1991 was de eigen olieproductie nog voldoende om 54% van het interne olieverbruik te dekken, maar dat is inmiddels gedaald tot 39% het afgelopen jaar. De Europese Unie ( EU) en Noorwegen samen maakten een net omgekeerde evolutie door: het dekkingspercentage steeg tussen 1991 en 2001 van 38% tot 51%. Analyse van de wereldwijde netto-invoerstromen van ruwe olie leert dat Japan, Duitsland, Frankrijk en Italië gezamenlijk net iets meer ruwe olie invoeren dan de VS alleen (zie tabel 1: Netto-import van ruwe olie). Wel hangen de Amerikanen, die 19% van hun olie-import uit het Midden-Oosten halen, minder af van dit explosieve gebied dan de EU. Bijna 40% van de invoer van olie naar Europa komt uit het Midden-Oosten. Amerikanen zijn de grote olieslokoppen, maar België en Nederland hoeven nauwelijks onder te doen (zie tabel 2: Olieverbruik per land).
Steeds meer analisten wijzen erop dat de dreiging van de Amerikanen en de Britten om het regime van Saddam Hoessein omver te werpen samenhangt met de groeiende Amerikaanse afhankelijkheid van ingevoerde olie. Het Amerikaanse ministerie van Energie becijferde dat die afhankelijkheid tegen 2020 nog eens met minstens 50% zal toenemen. Uiteraard vormen de aanwezigheid van kernwapens en de mogelijke banden tussen Irak en Al-Qaeda terechte aansporingen om de dictator van Bagdad definitief naar de geschiedenisboeken te verwijzen. President George Bush wil het niet gezegd hebben, maar de oliebevoorrading van de VS dringt zich naar voren als een derde belangrijke aansporing om de wapens op te nemen tegen Irak. Trouwens, als het alleen om kernwapens in handen van een schurkenstaat zou gaan, waarom pakken de Amerikanen dan niet eerst een land als Noord-Korea aan?
Op basis van gesprekken met specialisten van het American Petroleum Institute in Washington, de Council on Foreign Relations in New York en het Internationaal Energiebureau in Parijs, schetsen wij de contouren van de derde factor in de oorlog tegen Irak. Dat alle gesprekspartners anonimiteit eisten, typeert de grote gevoeligheid rond dit thema, vooral in de VS.
Welke kant gaan de Saudi’s op?
Saudi-Arabië en Irak hebben samen ruim 36% van de wereldoliereserves in hun grond zitten. Geologen die onder meer bij Shell en Exxon werken, wijzen er bovendien op dat Irak, in tegenstelling tot Saudi-Arabië, tot op heden grote delen nog niet heeft onderzocht op olievoorraden. De reële oliereserves van dit land liggen wellicht veel hoger dan de huidige cijfers aangeven. Dat verklaart ook waarom bijvoorbeeld Rusland zich weert als een duivel in een wijwatervat om een dikke vinger in de Iraakse pap te houden.
Diverse specialisten gaan ervan uit dat de oliereserves van Irak dicht in de buurt van die van Saudi-Arabië liggen. Als dat klopt, bevindt bijna 50% van de bekende oliereserves zich in de bodem van deze twee landen. Samen zouden Irak en Saudi-Arabië de oliemarkt naar eigen goeddunken kunnen domineren. Dat het huidige Iraakse regime tot alles in staat is, inclusief de meest tergende kwellingen voor de eigen bevolking, is intussen bewezen. Brutaal gebruik van het oliewapen om de macht in de regio en wereldwijd te versterken, zou niet meer dan een doordeweekse beslissing uit het strategieboek van Saddam zijn.
Saudi-Arabië daarentegen vormt een oase van stabiliteit in het chaotische Midden-Oosten. Dat land zal zich, zoals in het verleden, altijd als een matigende factor op de oliemarkt manifesteren. Of niet? Vooral bij de Amerikanen zijn na 11 september nogal wat schelpen van de ogen gevallen. Daar zijn twee redenen voor.
Ten eerste namen de Saudi’s een meer dan dubbelzinnige houding aan tegenover het internationaal terrorisme. Het ging minder om het feit dat de meeste kapers van 11 september de Saudische nationaliteit droegen. Pijnlijker was dat Saudisch geld, direct en indirect, overvloedig in de richting van terroristische groeperingen bleek te vloeien. Dat doet steeds meer Amerikanen twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze woestijnbondgenoot. Bovendien leeft in heel Saudi-Arabië de geest van het zogenaamde wahabisme nog zeer sterk. Het wahabisme, genoemd naar de achttiende-eeuwse islamitische fundamentalist Muhammed bin Abd al-Wahhab, vormt een belangrijke inspiratiebron voor de volgelingen van Osama. Twee Franse onderzoekers schetsen in een recent boek tot in detail een aantal van de financieringsaders tussen de koninklijke familie en de terroristen (inclusief de blijvende bindingen tussen Al-Qaeda en het zakenimperium van de Bin Laden-familie in Saudi-Arabië).
Een tweede reden voor de Amerikaanse twijfels over Saudi-Arabië is de stabiliteit van de Saud-dynastie. Die is veel minder groot dan tot nu toe werd vermoed. Tussen de onmetelijk rijke maar repressieve elite en de bevolking gaapt een diepe kloof. Dat is een vruchtbare bodem voor rekrutering door groepen als Al-Qaeda. De Amerikanen beginnen dan ook te vrezen voor de handhaving van het Suez-pact. In het zog van de Jalta-conferentie van februari 1945 sloten de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt en de Saudische koning Abd al-Aziz Ibn Saud een overeenkomst waarbij de Amerikanen de koninklijke familie militaire ondersteuning aanboden. In ruil kreeg Amerika royale toegang tot de goedkoop winbare Saudische olie. Als de Saud-dynastie onderuit gaat of in de armen van het fundamentalisme wordt gedreven, zouden de Amerikaanse privileges in verband met de Saudische olie op z’n minst sterk in het gedrang komen.
In de zeer oliegevoelige regering van Bush groeide in de loop van het voorbije jaar een doemscenario over de oliebevoorrading van de Verenigde Staten. Dat is gebaseerd op de mogelijkheid dat de regeringen van Irak en Saudi-Arabië een fanatieke anti-Amerikaanse koers zouden gaan varen. Door een pro-Amerikaans bewind in Bagdad te installeren, krijgen de Amerikanen twee belangrijke troefkaarten in het oliespel. Ten eerste tekent Washington daarmee een verzekeringspolis tegen een fundamentalistisch regime in Riyad. Amerika zou niet alleen een directe greep op de oliebronnen krijgen, maar ook militair aanwezig kunnen zijn op cruciale knooppunten voor de olietrafiek. Ten tweede kan Amerika dan veel meer invloed uitoefenen op het productie- en prijzenbeleid van de Opec, de organisatie van olie-exporterende landen.
“Olie is de belangrijkste reden”
Het bovenstaande scenario – olie als derde belangrijke drijfveer voor het verwijderen van Saddam Hussein – wordt bevestigd door verschillende experts. Maar de politieke gevoeligheid in Washington is zo groot, dat zij niet met naam en toenaam genoemd willen worden. We legden hun veronderstellingen voor aan enkele andere specialisten die wel openlijk voor hun mening willen uitkomen.
William Klare, directeur van het Five College Program in Peace and World Security Studies van het Hampshire College in het Amerikaanse Amherst (Massachusetts), is een deskundige in militaire materies en grondstoffen. Tot zijn meest bekende boeken behoren Rogue States and Nuclear Outlaws en Resource Wars. William Klare doet nog een schepje boven op het doemscenario dat we eerder beschreven.
“Het is mijn overtuiging dat olie niet zomaar een van de drijfveren van de regering-Bush is, maar juist de allerbelangrijkste. Vooral sinds de Tweede Wereldoorlog neemt de bezorgdheid over olie-aanvoer een centrale plaats binnen de Amerikaanse buitenlandse politiek in. In 1975 zei de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger al onomwonden dat de VS bereid was oorlog te voeren om de aanvoer van ruwe olie veilig te stellen. Ex-president Jimmy Carter klonk als een echo van Kissinger toen hij in 1979, na de Sovjet-inval in Afghanistan en de Iranese revolutie, aankondigde dat de VS zich met alle mogelijke middelen, ook militaire, zouden verzetten tegen een aantasting van zijn vitale belangen in de Perzische Golf. De rest van de wereld moest zijn handen van Saudi-Arabië afhouden.”
Klare ziet een continuïteit in deze stellingname. “Voormalig president Ronald Reagan verkondigde verschillende keren dat Amerika nooit Iranese toestanden in Saudi-Arabië zou dulden. Zijn opvolger, George Bush senior, zei ooit openlijk dat de Golfoorlog niet zozeer diende om Koeweit te bevrijden dan wel om Saudi-Arabië te beschermen. De strijd tussen Al-Qaeda en de VS gaat op de allereerste plaats om de heerschappij in Saudi-Arabië. Ondanks de nadrukkelijke militaire aanwezigheid van Amerika in Saudi-Arabië is Washington gaan beseffen dat de kaarten anders liggen dan tot nu toe werd aangenomen. Het koninkrijk dreigt inderdaad aan een soort van fundamentalistische implosie ten prooi te vallen. Dat vereist een strategische reactie die als doel een grotere greep op Irak moet hebben.”
Amerika’s recht op bijsturing
Ook Marvin Zonis, Midden-Oosten-specialist verbonden aan de Graduate School of Business van de universiteit van Chicago en adviseur van diverse grote olieconcerns, beklemtoont de potentiële instabiliteit van de Saud-dynastie: “Abd al-Aziz Ibn Saud, de eerste koning van Saudi-Arabië, had 23 vrouwen waarvan er vijf zijn voorkeur genoten. Omdat er in de Arabische wereld geen regels over opvolging bestaan, zoals bijvoorbeeld het recht van de oudste zoon in veel westerse samenlevingen, eigenden de zonen van de favoriete vrouwen zich de troonsopvolging toe. De huidige kroonprins Abdullah is de laatste die de troon kan opeisen. Wat er daarna moet gebeuren, weet niemand. Wellicht zal de wet van de sterkste spelen. Hij die de veiligheidsdiensten en/of het leger domineert, zal dan waarschijnlijk de macht naar zich toe halen. De kans dat dit naadloos zal gebeuren, is echter zeer klein. Die toekomstige onzekerheid weegt vandaag al zwaar door in Saudi-Arabië.”
Alhoewel Marvin Zonis het oliescenario als “grotendeels correct” omschrijft, gaat hij toch nog een stap verder: “Het oliescenario past volgens mij in een groter geheel. Vier mensen leggen veel gewicht in de schaal in de regering van president Bush: vice-president Dick Cheney, minister van Defensie Donald Rumsfeld, veiligheidsadviseur Condoleezza Rice en Paul Wolfowitz, de nummer twee op Defensie. Dit viertal deelt het rotsvaste geloof dat de Verenigde Staten het recht heeft om de wereldorde bij te sturen, desnoods met geweld. Uit dit uitgangspunt volgen een aantal actiegerichte conclusies, zoals bijvoorbeeld het recht van de VS om op een regimeverandering in Bagdad aan te sturen.”
Op het oliescenario en de verklaringen van Klare en Zonis krijgen we een geprikkelde reactie van Harry Ledeen, een onderzoeker verbonden aan het American Enterprise Institute, auteur van het onlangs verschenen boek The War Against the Terror Masters en intimus van diverse kopstukken uit de Amerikaanse regering.
“Ik zal niet ontkennen dat de olieproblematiek zijdelings meespeelt in het Amerikaanse buitenlandse en militaire beleid. Maar het idee dat we een ander regime in Irak willen zodat we de olieprijzen en -bevoorrading kunnen sturen, vind ik wraakroepend. In hoofdzaak gaat het om heel andere dingen. Drieduizend onschuldige Amerikanen werden op een gruwelijke wijze vermoord door een bende terroristen die niet zal nalaten om nog ergere dingen te doen als ze daartoe de kans krijgt. Het regime van Saddam moet voor de bijl want hij vormt een te zware risicofactor voor ons. Is dat zo moeilijk om te begrijpen? Bovendien moeten we na Irak maar eens grondig bekijken hoe het nu met Iran zit. Dat is de grootste schurkenstaat van allemaal.”
Johan Van Overtveldt [{ssquf}]
johan.van.overtveldt@trends.be
“Het is mijn overtuiging dat olie niet zomaar een van de drijfveren van de regering-Bush is, maar juist de allerbelangrijkste.”
“Bush heeft een rotsvast geloof dat de Verenigde Staten het recht heeft om de wereldorde bij te sturen, desnoods met geweld.”
“Na Irak moeten we maar eens grondig bekijken hoe het nu met Iran zit. Dat is de grootste schurkenstaat van allemaal.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier