Almaar meer Europese leiders zeggen dat het ergste van de eurocrisis achter ons ligt. In de Verenigde Staten doet de economie het verbazend goed, ondanks fiscale afgronden, schuldenplafonds en ander politiek gehakketak.
Almaar meer Europese leiders zeggen dat het ergste van de eurocrisis achter ons ligt. In de Verenigde Staten doet de economie het verbazend goed, ondanks fiscale afgronden, schuldenplafonds en ander politiek gehakketak.
Japan onderneemt een nieuwe poging om uit een diep dal te klauteren. In China lijkt de groeimachine weer op gang te komen. Er hangen nog heel veel vraagtekens en onzekerheden in de lucht, maar in de eerste dagen van het nieuwe jaar priemen enkele zonnestraaltjes door het zwaar bewolkte economische firmament.
Het jongste nummer van The Economist valt dan ook zwaar op de maag. Het gezaghebbende weekblad vraagt zich af of het einde van de technologische vooruitgang in zicht komt. Het antwoord op die vraag is van cruciaal belang voor de toekomstige welvaart en welzijn van iedereen. Innovatie en technologische vooruitgang zijn en blijven de voornaamste aanjagers van individuele welstand.
The Economist baseert zich op het recente onderzoekswerk van de gereputeerde economen Robert Gordon (Northwestern University) en Tyler Cowen (George Mason University). Cowen stelt dat innovatie en technologische vooruitgang weliswaar mogelijk blijven, maar dat ze almaar moeilijker en amechtiger zal verlopen. Robert Gordon is een stuk radicaler. Hij ziet de voorbije tweehonderd jaar als een grote uitzondering op de algemene regel dat de vooruitgang van de mensheid met een slakkengangetje verloopt. The Economist brengt heel wat argumenten en studies aan die tegen dit innovatiepessimisme ingaan. Vooral de overheid moet opletten dat ze door dom interventie- en regulatiegedrag niet zelf de innovatievlam dooft.
Merkwaardig genoeg gaat The Economist niet echt diep in op de essentie van technologische vooruitgang in de brede zin van het woord. Typerend is de passage waarin het blad een moderne keuken in 1970 beschrijft en concludeert dat ‘er veertig jaar later niet veel veranderd is’. Dat kan wel zo zijn, maar zegt die conclusie iets over de keuken van het jaar 2050? Het is niet omdat er de voorbije vier decennia weinig ten gronde veranderd is in onze keukens, dat er per definitie ook weinig zal veranderen in de komende veertig jaar. Innovaties komen en gaan in golven, in het ritme van de menselijke inventiviteit en ondernemingszin.
Het grote probleem is dat de inventiviteit en ondernemingszin in hoge mate onvoorspelbaar zijn. Wie discussieert over de toekomst van innovatie, praat eigenlijk vooral over zaken die we niet kúnnen weten, anders gaat het niet over innovatie. Hooguit kunnen we een aantal waarschijnlijke, te verwachten ontwikkelingen in kaart brengen. Maar grote innovaties en echte doorbraken zijn per definitie niet te voorspellen. Ze zijn het product van die steeds weer aanslaande turbo van economische en maatschappelijke vooruitgang. Iedere keer overvallen ze ons. Denk maar aan wat er de voorbije twintig jaar op en met uw pc gebeurde.
Over de menselijke inventiviteit bestaat heel wat interessante lectuur. Twee werken springen eruit. In 1996 publiceerde de ondertussen overleden econoom Julian Simon het boek The Ultimate Resource, waarin hij een sprankelend optimistische visie op de toekomst van de mensheid ontvouwt. Zijn analyse van de menselijke inventiviteit staat daarin centraal. Twee jaar geleden deed Matt Ridley, gewezen hoofdredacteur van… The Economist, dat verhaal op een geactualiseerde en nog meer historisch onderbouwde wijze over in zijn boek The Rational Optimist. How Prosperity Evolves. Als de voorspellingen van bijvoorbeeld de Club van Rome over schaarste, uitputting en structurele hongersnood telkens weer onderuitgehaald worden door de gang van de geschiedenis, dan heeft dat in de eerste plaats te maken met de menselijke inventiviteit.
De boeken van Simon en Ridley lopen op één punt gelijk met de analyse die The Economist in zijn jongste nummer maakt. Als er iets of iemand is die innovatie en technologische vooruitgang kan afremmen en zelfs verstikken, dan is het wel de overheid. Uiteraard zijn regulering en toezicht noodzakelijk. Maar het komt erop aan daarbij zoveel mogelijk ruimte te laten aan de menselijke inventiviteit. Vandaag is veel regulering het gevolg van de verdediging van gevestigde belangen, of van het verlangen om aan electoraal vruchtbare steekvlampolitiek te doen. Terughoudendheid en serene analyse zijn een veel betere gids voor regulering en toezicht.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier